Vorige onderwerp :: Volgende onderwerp |
Auteur |
Bericht |
Willem Visser Site Admin
Geregistreerd op: 12 Mei 2022 Berichten: 4697 Woonplaats: Amsterdam
|
Geplaatst: 5 Jul 2024 13:09:09 Onderwerp: |
|
|
'n Doodzonde
Scheepvaartmaatschappij Van Pommeren deelde per mandag tegen twaalf uur noen een oorlam van zegge en schrijve één borrel uit; dat was ook het geval op het motorschip 'Zuidplein'. Kokhofmeester Joop Uittenbogaert die eigenhandig de stores beheerde, vormde geen uitzondering waar het zijn zorg voor tekorten aan het einde van de reis betrof. Er kwamen immers altijd minder glazen jenever uit een fles dan er in gingen. Maar gelukkig had hij aan het begin van de reis kapitein De Vos ervan kunnen overtuigen dat er twee tampezanen jenever tijdens de laatste storm op de Noordzee tegen elkaar waren geslagen; de rammelende mandflessen had hij hoorbaar kunnen tonen. De Vos was erin getrapt en Uittenbogaert had daar een ruime borrel opgenomen, vóórdat hij twee volle mandflessen jenever, natuurlijk niet in de store-room, maar in zijn bloedeigen privé-WC Civiele Dienst achter slot en grendel opborg. Zo, dat betekende een ondergrondje voor de reis! Maar de nieuwe marconist, zo van moeders en school, was onbekend met het reilen en zeilen van Van Pommeren en haar schepen, laat staan dat hij wist van 'n glas knokjenever, dat de maatschappij dagelijks als oorlam verstrekte. Hij woonde aan stuurboord tegenover de hut van de kokhofmeester, en had al snel vastgesteld dat deze de WC Civiele Dienst verderop in de dienstgang regelmatig met een bezoek vereerde, er met een gelukzalige glimlach en een veeg langs de mond vandaan kwam en dan de sleutel getrouw op het richeltje boven de deur deponeerde.
De marconist had zelf geen WC; die van de kapitein gebruiken was majesteitsschennis, die van de stuurlui zat aan bakboord, die van de werktuigkundigen lag te ver naar achteren, dus kwam de WC van kokhofmeester Uittenbogaert het meest in aanmerking, hoewel die op slot zat, maar dat was geen probleem; Sparks had gezien waar de sleutel lag. Na het nemen van de pers en het weerbericht, verliet hij de radiohut en begaf zich naar de WC van de kok, haalde de sleutel van het richeltje, opende de deur, en deed binnen op zijn gemak zittend wat de natuur vroeg. Hij had er echter geen rekening mee gehouden en er ook geen weet van dat de 'Zuidplein' van Van Pommeren langdurig bij Niehuys van den Berg in dok had gelegen en, daar het januari was, de sanitairtank op het schavotje grotendeels bevroren was. Toen hij de kraan opendraaide om door te spoelen, liep er wat achteloos tegen de draad in gesmolten zeewater in de pot maar de grote boodschap bleef staan, en dat - zo besloot de marconist - kon hij kokhofmeester Uittenbogaert natuurlijk niet aandoen. Tijdens het zitten had hij al een paar keer tegen de mandflessen aangeschopt, die met een touw losjes aan de waterpijp waren verbonden, en vastgesteld dat de een halfvol of halfleeg was en de ander nog vol, zo aan de schoptonen pingpoing te horen. Aannemende dat rederij Van Pommeren en haar opvarenden mandflessen speciaal in WC-ruimten neerzetten als de sanitairtank weer 's bevroren was, goot hij eerst de halfvolle of halflege fles in de pot leeg. Het klokte flink en het rook vreemd, maar dat was niet zo verwonderlijk, gezien het doel waartoe deze cel voorbestemd was, maar het hielp niet, en dus moest die volle mandfles er ook maar aan geloven.
Duidelijk opgelucht verliet de marconist de ruimte en begaf zich naar de radiohut, van waaruit hij tegen elf uur in de morgen een fluitende kokhofmeester hoorde aansloffen die de sleutel van het richeltje boven de deur WC Civiele Dienst haalde en binnengeraakt op zijn gemak ging zitten. Het rook hier goed, vond de kok zwaar snuivend. Hij ontbond een van de flessen en tilde deze op om hem naar de mond te brengen. Verrek, wat was die licht! Er zat niks meer in! Hoe kon dat nou!? Opgewonden en zenuwachtig greep hij naar de tweede, maar die rolde op het zeetje loos voor zijn voeten. De marconist, die op dat moment op de noodgolf zat uit te luisteren, hoorde dwars door de keiharde morseseinen een enorme donderbui losbarsten uit de richting van genoemde WC Civiele Dienst. Toen hij poolshoogte ging nemen, ontwaarde hij een briesende en uit zijn bol zijnde kokhofmeester Uittenbogaert Esquire, die alle duivels uit de hel schold en volhield dat zijn vanmorgen nog volle flessen thans leeg waren. De marconist ging op hem af en zei verontschuldigend: 'Sorry, meneer. Ik heb vergeten ze vanmorgen na gebruik opnieuw met water te vullen. Zal ik dat nog even doen?' De kokhofmeesters mond viel open en zijn gezicht werd blauw. Hij antwoordde niet maar verdween klappertandend in de kombuis van de 'Zuidplein' van Van Pommeren. Nee, vrienden zijn die twee nooit meer geworden. _________________ Old sailors never died |
|
Terug naar boven |
|
|
|
Geplaatst: 5 Jul 2024 13:09:09 Onderwerp: |
|
|
|
|
Terug naar boven |
|
|
Willem Visser Site Admin
Geregistreerd op: 12 Mei 2022 Berichten: 4697 Woonplaats: Amsterdam
|
Geplaatst: 11 Jul 2024 18:09:24 Onderwerp: |
|
|
Van de onderbrug gezien
Het houten dek van de 'Tjipanas' lag weer eens vol dekpassagiers die sinds jaar en dag tot de levende lading behoorden om op goedkope wijze van eiland tot eiland te reizen of met meenemen van al hun bezittingen naar elders te emigreren. Het wemelde aan dek niet alleen van mannen, vrouwen en kinderen, maar ook van koeien, suffe kippen, felle hanen, maffe varkens, veelkleurige kakatoes, krijsende apen, 'n agressieve mangoeste of civetkat -een beest die zelfs slangen aankon - en andere huisdieren. Balen vliesrijst, gedroogde vis, felrode pepers, geel zwarte bananen, potten en pannen en grove manden vol huiswaar maakten van de dekken een dorpspassar, waaruit de geuren en kleuren van de kampong in bonte mengeling opstegen naar de dekken erboven en het brughuis. Als toilet had de maatschappij in elke hoek van het dek een ton-met-gat neergezet, die weliswaar met een opgehangen zeil van de rest van de passagiers aan dek was gescheiden maar geen dak had, dus was er, van de brug af gezien, zoals gewoonlijk van alles waar te nemen. Het was die dag warm geweest aan boord en de bakboordsvleugel van de onderbrug was vol opvarenden die in het avondrood verkoeling zochten in de opgelopen wind. 'Vanmorgen stond zo'n schoonheid zich te mandiën,' zei de vierde stuurman. 'Ze begoot zich met water uit dat vat daar. Ik werd er op slag pikstaanderig van, weet je dat! Ik floot effe en zwaaide.
Nou, dat gaf 'n riboet ... ' 'Waarom?' zei de derde. 'Nam ze de vlucht? Zag d'r man het?' 'Nee, ze zwaaide terug ... ,' zei de vierde. 'Ik stond als vernageld op de brug ... want wat mót je nou? Ik wou wel maar ik kon niet ... ' 'Zat je vast in de brandslang?' zei de tweede. 'Stop 'm maar tussen de vliegendeur, sinjeur! Strikte orders: we mogen ons niet met de dekpassagiers inlaten ... ' 'Er stond vanmorgen een sappi door m'n poort te loeren,' zei de derde wtk, daarmee een melkkoe bedoelend, 'en elke keer als ze aan d'r lege spenen trokken, begon dat ding te loeien!' 'Moet jou wel aanspreken, die afstandsbediening!' zei de marconist. 'Boeh! Je dacht zeker dat je bij moeders thuis was!' zei de derde stuurman die zelf ook uit het grunnings-drentse boerenland kwam. 'En dan die kraaiende hanen en mekkerende geiten!' zei de tweede stuurman. 'Die hoor je boven alles uit.' 'De kreet der hanen scheurt het donker van de muren,' kwam de marconist die iets van Marsman gelezen had. 'Hanen!' zei de tweede. 'Die lui benne rasgokkers. Ze houden hanegevechten op ruim één, om ... eh ... d'r budget een beetje aan te vullen, áls ze winnen. En dat kunnen en mogen we ze niet verbieden, behalve als ze gaan vechten ... ' 'Wie, die hanen?' 'Nee, die kerels!' 'O, zeg dat dan meteen!' 'Kippen!' zei de derde. 'Je ziet de gekste dingen. Ik liep aan dek en zag 'n kip aan dek voor lijk liggen kijken ... ' 'Daar heb ik wat moeite mee, maar goed,' zei de tweede, 'die kip zag jou ... En toen?' 'Zo'n toekan weet-ik-veel...,' ging de derde verder.
'Wat is een toekan?' 'O, jij bent 'n baroe! Een Indonesische vakman. Een toekan abat is een medicijnman, 'n toekan pakkiean een kleermaker, 'n toekan gigi is 'n tandarts, 'n toekan mekmek 'n hoerebaas, 'n toekan kaas een Hollander, 'n toekan knetter 'n marconist, 'n toekan mandi een wasbaas, en een toekan metor een wtk, snap je de betekenis van het woord?' 'Nou, die toekan .. eh ... toktok zag dat ik naar die kip keek,' vervolgde de derde. 'En dat beest lag met z'n nek aan dek, was niet vastgebonden maar deed geen enkele poging op te staan. Een gek gezicht. Dus vroeg ik in m'n beste Maleis: Apa itoe? oftewel: Hoe kan dat nou? ... Nou, die kerel greep 'n vastgebonden kip, maakte 'r los, lag dat beest met d'r nek op het dek en streek er met een bamboestokje over... En ze bleef gewoon liggen ... alsof ze dood was ... alsof ze d'r nek afgesneden hadden... ' 'Zou dat met 'n geit of sappie ook lukken?' vroeg de derde wtk. 'Dan ben ik van dat geblèr en geloei vóór m'n hut af!' 'Nog sterker!' kwam de tweede stuurman. 'Er zijn lui die 'n kip grijpen, de kop onder 'n vleugel doen en die vleugel omlaag klappen. Blijven die beesten ook doodstil aan dek zitten, of het nou kojangt of niet, witheet van de zon of druipend van de regen, ze reageren verdoofd, ze blijven staan jongleren op d'r lui dunne pootjes, hoe het schip ook tekeer gaat...' 'Toen trok die toekan toktok een krijtstreep op het dek,' kwam de derde stuurman weer. 'Vlak voor de ogen van 'n kip en dat stomme beest bleef er gebiologeerd naar loeren, niet in staat er overeen te stappen... 't Is niet te geloven! Als vastgenageld!' 'Hoe lang heb je daar dan gestaan?' vroeg de tweede. 'Ik niet, verdomme, die kip!' 'O, zeg dat dan meteen!' 'Zou dat ook met varkens lukken?' probeerde de derde wtk weer. 'Laten we 't proberen!' kwam de derde stuurman. 'Ga maar vast met je nek aan dek liggen, dan haal ik effe een bamboetje bij die toekan babbi daar ... ! ' _________________ Old sailors never died |
|
Terug naar boven |
|
|
Willem Visser Site Admin
Geregistreerd op: 12 Mei 2022 Berichten: 4697 Woonplaats: Amsterdam
|
Geplaatst: 1 Aug 2024 15:59:42 Onderwerp: |
|
|
Containeritis
De ACF 10, staande voor Atlantic Container Flat nummer 10, om belastingtechnische redenen onder de vlag van de Maan varende, schoof hoog en dus niet diep geladen massaal door de Nieuwe Waterweg, passeerde 'n paar tobbers, nam de bocht bij de Rotterdamse Droogdok Maatschappij en voer langzaam naar de eigen ACF-kade waar, onder een woud van kranen, wolkenkrabbers vol containers stonden opgestapeld. Het was een oerlelijk schip, waarop de wetten van de aerodynamica kennelijk geen rol speelden, maar onzichtbaar onder water was ze gestroomlijnd als een dolfijn. Een paar sleepboten dreven bedelend naar voren om assistentie te verlenen bij het meren, voor zover dat nodig was, want het schip had naar alle kanten straalpijpen en boegschroeven ter beschikking, die zelfs naar onderen te richten waren om modder weg te blazen en ondiepten te kunnen passeren. Aan de kade stond een ziekenauto klaar, wachtend op kapitein Hans van der Horst, eens 'n briljant student aan de Rotterdamse Zeevaartschool 'Anthony van Ho-even', nadat dringend om aflossing per ambulance was verzocht, omdat hij alles te rechthoekig zag. Na 12 reizen op een containerschip werd ieder ding in zijn brein herleid tot TEU standaardmaten. Schepen aan de kim, zon en maan, sterren, palmbomen, stuurlieden, auto's van agenten, maaltijden, het girokompas, z'n computerscherm, het radarbeeld, z'n eigen fysieke onderdelen en zelfs z'n bloedeigen vrouw zag hij in rechthoekiq formaat verschijnen. Als hij je aankeek stonden er rechthoekjes in zijn ogen.
Dat was natuurlijk niet normaal, vonden zelfs zij van de rederij die het schip hadden ontworpen en daarna met minimale bemanning met toestemming van het betrokken Ministerie zeewaarts hadden gestuurd, onder het motto: 'Op zee gebeurt toch nooit wat!' Eerste stuurman Ronald Janse had persoonlijk per Satcom gemeld dat de kapitein vreemd deed, naar aanleiding van het feit dat deze de zon rechthoekig zag opkomen, z'n sextant greep en de rechte onderkant van die zonnecontainer op de kim bracht om een bestek te maken, waaromheen hij op de zeekaart notabene 'n rechthoekje plaatste, en dat was vreemd, heel vreemd, want daar hoorde 'n rondje potlood om ... Hij sprak over de sterren als ruimtelijke TEU's en week in het Kanaal voor 'n meeuw uit, omdat hij die voor 'n flying container had aangezien. 'Kapitein,' had Janse gezegd,'je moet 's effe in survey, want er zijn ook goeie rónde dingen op deze wereld, zoals de bulbsteven, de billen van de kok, een bitter- of voetbal, de verpakking van moedermelk, en de schroef is ook rond. Nee, kaptein, even de wal op en het dok in, dan kan ik intussen een reisje als kaptein maken, niettan? Niet dat dit er wat toe doet, maar 't is mooi meegenomen nu je toch containeritis hebt. Ik word er soms ook stapel van. Spreek die lui van het ziekenhuis maar 's ernstig toe dat ze de rederij, de KNRV en de ontwerpers van schepen op hun lazer geven, die denken dat wij automaten zijn, robots tussen het verlof in. Vierkant denken en zelf lekker aan de wal blijven om nog gekkere schepen, ladingsystemen en aangepaste opleidingen te maken ...
Die lui dénken gecontaineriseerd, kapitein en daar krijg je het van! Doe 'r wat aan en kom dan gezond eh ... gerond weer terug aan boord om je rechtmatige positie als rondborstige zeeman weer in te nemen, 'n rechthoek 'n rechthoek te laten, je niet af te vragen wat er in die TEU's zit, of je de stabiliteit van het schip geweld aan doet, of er atoombommen of condooms in die containers zitten, want dat is allemaal voor je geregeld, en om je aan te passen als toevallig zeevarend tussenpersoon in de transportketen van deur tot deur! Het beste, kapitein. Hou je haaks!' Dat laatste had hij niet moeten zeggen, want haaks betekent rechthoekig, en de kapitein barstte van dankbaarheid in tranen uit, hij werd dus toch begrepen aan boord ... Kapitein van der Horst zag in de ambulance een aangepaste container op wielen. In het ziekenhuis werd bloed afgenomen, waarbij de gebruikte naald in een zogenaamde waste-container werd gestopt hetgeen hem voldoende vertrouwen gaf deze beproeving te kunnen doorstaan en die lui aan de wal 'n lesje in container-efficiency te geven. Gelukkig bleken de bloedlichaampjes niet rechthoekig, dat viel mee. Toen hij naar de ziekenzaal werd gebracht, zei hij tegen de dokter: 'Vakman, het zou handiger zijn als jullie hier containers voor gebruikten. 'n OK container, bevallingscontainer, intensive care container, KNO container, VD container, labcontainer, urocontainer, reumacontainer, moratoriumcontainer, enzovoorts, alles gestapeld, ga maar 's bij ACF kijken in de Waalhaven, kerel!' 'Interessant!' zei de dokter, die hem ervan af wilde helpen en ze gingen samen kijken. Had hij dat maar niet gedaan, want die ACF-kade werkt bekerend. Toevallig ging de ACF 10 net weg en Van der Horst zwaaide enthousiast naar een verbaasde stuurman/wnd. kapitein Janse. Die verwijderde zich razendsnel met zijn boegschroeven van de kade, nam een scherpe bocht bij de RDM en vluchtte de Waterweg uit. En zo is het gekomen dat kapitein Van der Horst in plaats van patiënt als adviseur van de GMD in het ziekenhuis verbleef. Wie thans naar het Dijkzichtziekenhuis of de daarnaast gelegen universiteitsgebouwen kijkt, kan het resultaat zien: net gestapelde containers, niettan? Let maar 's op hoe dat 'Manhattan aan de Maas' er straks uitziet! _________________ Old sailors never died |
|
Terug naar boven |
|
|
Willem Visser Site Admin
Geregistreerd op: 12 Mei 2022 Berichten: 4697 Woonplaats: Amsterdam
|
Geplaatst: 20 Aug 2024 16:42:21 Onderwerp: |
|
|
De zeeschildpad
Op 'n mooie morgen met veel deining bij de Malediven liep stuurman Ernst Busman over de kippeloop van de zwaar geladen tanker 'Tiger Power' naar de midscheeps, toen hij als door de bliksem getroffen bleef staan. Het ratelde daar beneden aan dek, maar het was geen losse pijp. Een zeeschildpad met een schild van meer dan een meter doorsnede was aan bakboord met 'n schuin van voren inkomend zeetje aan dek gespoeld en scharrelde tussen pijpen en afsluiters rond. Snel liep hij naar de kombuis, en zei tegen de Spaanse kok: 'Manuel, rapido, rapido. Sopa, sopa! Tortuga grande a bordo!' Hetgeen betekende dat de kok snel een grote pan schildpadsoep moest helpen arresteren. Manuel ging op een holletje mee, gewapend met een levensgroot slagersmes. Af en toe sloegen er zeetjes over het dek. Samen draaiden ze met moeite het enorme beest op de rug, dat met de poten in de lucht lag te maaien en met de kop duwend tevergeefs probeerde overeind te komen. Het maaien ging hardnekkig door, tot een speelse golf water het schild als een bootje opdreef en tegen de trap aan kwakte, waardoor het beest zichzelf weer op de poten wist te draaien. De schildpad waggelde als dronken over het hellende dek naar de zeezijde, maar kon niet tussen het hekwerk van de reling door komen. De stuurman liep naar de brug om de kapitein te waarschuwen. Deze gaf halve kracht en nam de deining recht van voren, waardoor het aan dek wat rustiger werd.
De bemanning was inmiddels grotendeels komen opdagen. Met een werpnet werd het beest gevangen en in de midscheeps op het sloependek van de kapitein getild. Daar werd het zeemonster aan alle kanten aandachtig geschouwd. Toen de kleine kok op het beest ging zitten, scharrelde het met die lading rustig rond of hij 'n vlieg op z'n schild had. Dit verbaasde de Ouwe zó, dat hij die taak van de kok overnam, waarna de schildpad onmiddellijk door de poten zakte, geen stap meer zette en van onder haar schild verontwaardigd omkeek. Er werd algemeen gelachen. 'Da's duidelijk, kapitein!' zei de stuurman. 'Zalig zijn de vreetzamen!' 'Dat beest is toevallig moe!' zei de kapitein, nijdig aan zijn buik krabbend en beschaamd van dit onverwachte vervoer af stappend. "t Is een wijs beest,' zei de hwtk. 'Ik zou ook niet iedereen op m'n rug willen hebben!' 'Ik heb je anders wel 's tegen dat kleine onderkruipsel van de walbemanningsdienst horen zeggen: "Je kunt m'n rug op!" Zó kieskeurig ben je dus niet!' zei de kapitein. 'Dat was een wálslurp!' vond de hwtk selectief. ''t Lijkt het Openbaar Vervoer wel !' zei de tweede wtk, naar het traag bewegende zeereptiel kijkend. 'Op supertankers gebruiken ze 'n fiets voor voor-en-achter,' zei de tweede stuurman. 'Ik heb wel in de gaten dat zo'n zeeschildpad daar ook de oplossing niet voor is. ' 'Una muchacha!' zei Manuel, op handen en voeten achter het beest aankruipend en vakkundig onder de achtersteven voelend, waar niets over dek sleepte.
Z'n hand verdween grotendeels. 'Ola, no estas en casa, Manuel! Hee, Manuel je bent niet thuis!' riep 'n compadre. 'Gelukkig!' zei de stuurman "t Is een vrouwtje! Eindelijk gerechtigheid! Adios, muchachas, companeras dema vida ... !' 'Goed,' zei de kapitein. 'Een vrouwtjeszeeschildpad. Wat doen we ermee?' 'Die leggen eieren!' zei de tweede stuurman, met 'n hand langs de mond vegend. 'We maken 'n grote kattebak ... eh schildpaddenbak, en ... ' 'Krokodillen leggen ook eieren!' kwam de kapitein. 'En die zijn ook niet te vreten!' 'In de soep dat beest!' zei de stuurman. 'En dat schild wil ik wel hebben!' Do schildpad draaide uiterst traag de geschubde, aangevreten kop in zijn richting en knipoogde, waarbij iets vochtigs uit de ooghoek lekte. 'Hij huilt!' zei de derde wtk ontroerd. 'Kijk nou toch!' 'Sopa!' kreet Manuel, als een Arabier z'n grote mes trekkend oen steekbeweging in de richting van de kop makend. 'Clara de nada!' sprak de kapitein met een afwerend gebaar. 'Dit is 'n zeldzaam zeebeest, 'n bedreigde diersoort, en deze is minstens honderd jaar oud ... !' 'Ik dacht al, wat lijkt ie op de stuurman,' kwam de hwtk onder gelach. 'En zo'n eerbiedwaardig wezen wordt aan boord van mijn schip niet vermoord!' vervolgde de kapitein. 'Hoor je 't stuurman, je blijft leven!' kwam de hwtk. 'Maar wat dan, kapitein?' vroeg de stuurman. 'Meenemen naar 'n dierentuin!' opperde de derde wtk. 'Wat geven we 'm al die weken dan te vreten?' zei de kapitein. 'Nee, terug overboord, die tortuga!'
Hij bukte zich, greep aan bakboord naar het schild en riep: 'Tillen mannen!' maar stond een halve minuut lang krampachtig alleen in die houding tot de derde wtk eindelijk het schild aan stuurboord greep. 'Proximo a popa!' riep de kapitein zwetend, met het hoofd naar Manuel gebarend, die niet anders kon dan als volgende het beest op het achterschip vast te pakken. 'Hwtk van vóren! ' riep de kapitein, en de stuurman probeerde nog: 'Niet doen, chief, die krengen bijten! Nooit van schildpadsdolheid gehoord?' Het hielp niet. Meer mannen vielen aan en gezamenlijk kiepten ze het monster rechtstandig terug in zee, waarbij het een salto maakte en ruggelings op een golfrug plofte, als een werpsteen over de deining kaatste en vrolijk met de poten zwaaiend onder het achterschip verdween, terwijl de 'Tiger Power' haar oorspronkelijke koers en vaart weer innam. 'Het wereldnatuurfonds zou dit waarderen!' zei de kapitein nog en toen klonk er 'n klap aan dek. De stuurman stormde als eerste naar buiten, keek onder de loopbrug en riep: 'Kaptein, d'r ligt weer 'n schildpad aan dek! Zie je nou wel! Manuel!' _________________ Old sailors never died |
|
Terug naar boven |
|
|
Willem Visser Site Admin
Geregistreerd op: 12 Mei 2022 Berichten: 4697 Woonplaats: Amsterdam
|
Geplaatst: 23 Aug 2024 14:37:43 Onderwerp: |
|
|
Vissen in de vetloods
Derde machinist Henk de Kloet van het motorschip 'Mercurius' was een verwoed visser die, vóór hij ging varen, had gepeurd in alle slootjes in de buurt van Delfzijl, waar hij op de zeevaartschool zat en een ware passie had ontwikkeld voor die glinsterende, schubbige spoellichamen aan de haak of in het net. Later was hij als opstapper met Urkers meegevaren de Noordzee op en eenmaal op de grote vaart had hij zich ingescheept met een enorm arsenaal aan visapparatuur, waaronder werphengels, haken, netten, kunstaas en lijnen van allerlei dikte en formaat. Aan boord kende men Henks passie en liet hem begaan, er waren wel slechtere hobbies, zoals aan de drank raken, hoewel men zijn fanatisme niet helemaal begreep. Als er maar éven plek of tijd was, stond Henk over de reling te vissen, zoals nu in de haven van San Juan de Puerto Rico, waar toch waarachtig in de korte tijd dat ze hier binnen lagen aan de wal meer te vangen was. Degenen die vrij hadden waren dan ook de wal op gestapt, maar Henk de Kloet had de volgens hem juiste visuitrusting gekozen en stond aan bakboord bij luik drie eenzaam te vissen, met als décor de schitterend groene baai kleurecht tegenover de diepblauwe zee buiten de haven. Het was deze mooie avond rustig aan boord. Het geluid van de stad overspoelde net als haar lichten het schip en de haven, maar afstandelijk genoeg om de vrede aan dek niet te verstoren.
De zeewater-circulatiepomp die recht onder hem in de machinekamer draaide maakte in feite nog de meeste herrie; verder weg aan stuurboord was het gedempte staccato van de hulpmotor te horen. Henk had gemerkt dat hij ver van het schip vreemd genoeg weinig beet kreeg; misschien zochten de vissen bescherming dichterbij, dat gebeurde ook als ze gejaagd werden bij wrakken op de Noordzee. Toen hij op een paar meter afstand van het schip inwierp had hij meteen beet. Hij sleurde een vreemdsoortige vis van 'n halve meter lengte met allerlei bakkebaarden moeilijk aan dek, haakte af, bekeek het spartelende beest met intens en kinderlijk genoegen en legde weer in, blij een stevige, stalen lijn te hebben gebruikt. Hier moest meer en groter buit zitten! De vis lag te apegapen en trok zoveel aandacht dat Henk even niet op de dobber lette, die als op 'n stroom schuin ging staan en eerst langzaam onder water verdween, steeds sneller aan de lijn trok, en tenslotte met een ruk de hengel van zijn plaats over de reling wipte. Henk greep bliksemsnel de hengel vast, kon hem nog net redden, maar de snel uitlopende lijn brak bij de molen af en dat was dat. Verbaasd keek hij overboord, langzaam de pest in krijgend dat hij niet had opgelet. Dat moest 'n kanjer geweest zijn, die precies in een groot scenario paste. Henk begaf zich juist naar zijn hut om een nieuwe lijn te halen, toen de tweede wtk hem praaide of hij even in de machinekamer wilde gaan kijken, omdat de zeewatercirculatiepomp was uitgevallen. Nu hoorde Henk het ook: de pomp stond stil. Hij had nog willen zeggen: 'Mot dat nu, twee? Ik sta net lekker te vissen!' maar slikte dat in. Nou, dan eerst dat maar. Het was een elektrische pomp en waarschijnlijk was er een zekering gesprongen. Geen groot karwei.
Henk liep naar beneden, waar béide zekeringen defect bleken en dat betekende een geforceerde stop, maar toen ze vervangen waren: een lichtflits en verder niets. De pomp zat muurvast. Verdomme, dat werd overallwerk en overwerk! Hij koppelde de pomp los van de elektromotor en probeerde de inlaatwaaier met de hand te draaien. Geen beweging in te krijgen! 'Ik snap er niks van!' zei hij tegen de tweede, die belangstellend kwam kijken, omdat het toilet bij gebrek aan zeewaterdruk niet doorspoelde, wat straks ellende zou geven als de crew van de wal terugkwam. 'Je zult hem open moeten maken!' adviseerde twee. 'Waar ben ik dan mee bezig?' antwoordde drie, die hijgend met zware spanners en moersleutels in de weer was en er eindelijk in slaagde de pompwaaier zichtbaar te maken. De zaak was vastgedraaid op een staaldraad die op onverklaarbare wijze muurvast in de waaier vernageld zat en kennelijk door de zeeinlaat binnenboord gezogen moest zijn. Henk keek ernaar, en zei plotseling vinnig: 'Sta me nou verdomme niet op m'n vingers te kijken, twee! Ik fiks het hier wel. Er moet voorlopig een reservepomp op en dat is dat!' 'Allright!' zei twee laconiek, 'zoals je wilt!' En dat gaf Henk de Kloet de kans een nieuwe pomp te plaatsen, die weer aan te zetten en in de werkplaats langdurig en onbespied met tangen en zaagjes bezig te zijn met het uit de waaier vissen van zijn eigen vastgedraaide vislijn. 'Nog wat leuks gevangen gisteravond, Henk?' vroeg de tweede de volgende morgen fijntjes. 'D'r zit hier van alles, zeggen ze!' _________________ Old sailors never died |
|
Terug naar boven |
|
|
Willem Visser Site Admin
Geregistreerd op: 12 Mei 2022 Berichten: 4697 Woonplaats: Amsterdam
|
Geplaatst: 29 Aug 2024 15:24:16 Onderwerp: |
|
|
De stenen des aanstoots
De KL 876 was uit Amsterdam op Anchorage in Alaska aangekomen, en liep daar vertraging op, die echter gaandeweg groter werd en door de maatschappij weliswaar met voedselen drankbonnen werd opgevangen, maar niet kon verhinderen dat de vermoeide passagiers de tijd moesten slijten en merendeels bij de bar rondhingen. Ook de aflosbemanning van het motorschip 'Groot Mokum', dat in Tokio op hen lag te wachten, beidde de tijd door tussen de multinationale menigte rondom niet op te vallen en regelmatig wat te eten en te drinken. Buiten was het koud, erg koud. De Cook Inlet was dik bevroren. De met ruige sneeuw bedekte bergen omzoomden de baai waar ze uren geleden overheen waren gevlogen om te landen. Het leek 'n poollandschap, dit Alaska. 'Where're you guys from?' vroeg 'n gezette Amerikaan in bontjas, cowboyhoed en dito laarzen, kennelijk ook van een groep, en eerste stuurman Wim de Groot antwoordde: 'Amsterdam-Tokio. Dutch ship crew!' De Amerikaan stelde zich voor als Jimmy, petroleum engineer, bound for Singapore, en vroeg of Wim wel 's in Alaska was geweest. 'Nee,' antwoordde deze naar waarheid, waarop de Amerikaan zich tot zijn eigen party van toolpushers en roughnecks wendde en riep: 'Een kandidaat voor de Alaskaclub, fellows!' De andere Amerikanen schoven onmiddellijk enthousiast aan en riepen om bourbon of bier.
'Wat is de Alaska-club?' vroeg Wim, en Jimmy zei: 'Als je voor de eerste maal in Alaska komt en tijd hebt, ben je verplicht lid te worden; anders kom je 't land niet meer uit! .... Maar dan moet je drie dingen doen: eerst een beer schieten, dan een fles whisky leegdrinken, en daarna met een eskimovrouw vrijen ... En wel in die volgorde, maar dat hadden ze die Fransman niet verteld die hier een half jaar geleden op jouw stoel zat, Dutchie!' 'En toen?' vroeg Arie, maar kapitein Frans de Man, sikkeneurig van het wachten en nog zwaar van thuis door het lange verlof, zei: 'Die ken ik al!' en dat moet je nooit doen, zeker niet in internationaal gezelschap. 'Die Fransman kwam met kapotte kleren en zwaar gewond terug. Had de verkeerde volgorde genomen. Begon met de fles whiskey, schoot 'n eskimovrouw en trachtte toen met die beer te vrijen. Haha!' De Amerikaan vond deze interruptie niet leuk, maar die 'm nog niet kenden schoten in de lach en toen was de beer natuurlijk los, want bakken die vijfmaal de wereld waren rondgegaan en evenredig aan sterkte en kleur hadden gewonnen vlogen nu over de tafel. Het tournooi begon. 'Kennen jullie die van die kameel?' vroeg de kapitein. 'Welke?' kwam Jimmy. 'Nou, weet je hoe ze in Arabia een kameel castreren? Met twee stenen ... ' 'En doet dat dan geen pijn?' vroeg Jimmy, hoewel hij deze platvloerse versie waarschijnlijk allang kende. 'Ja, je moet je duimen er natuurlijk niet tussen houden!' besloot de kapitein en kreeg zowaar de lachers op de hand, maar Jimmy zei: 'Ze hebben pas 'n mummie ontdekt in Egypte, z'n rechterhand zat stijf dichtgeklemd. Weet je wat erin zat?' 'Geen idee!' zei stuurman De Groot wijs, hoewel hij wist wat er komen zou, maar dat gunde hij de Ouwe wel. 'Een stuk papier met die stokouwe bak van hém erop geschreven... ' En dat was lik op stuk, want inbreken in iemands bak is asociaal.
Bakken vertellen en aanhoren is een intellectueel-psychologisch gebeuren. Geduldig luisteren en hard lachen, that's the question. 'Als je naar de piramiden wil, kan je bij Ali een kameel huren,' probeerde Jimmy, 'Maar de een is duurder dan de ander ... ' 'O ja, waarom?' vroeg De Groot, die 't snel door kreeg. "n Kameel die meer water mee kan nemen is duurder,' kwam Jimmy, 'want da's belangrijk in de woestijn. Weet je trouwens hoe een kameel drinkt?' Hij wachtte het antwoord niet af. 'Nou, hij spreidt beide achterpoten wijd uiteen en laat de kop voorover zakken. Zó slurpt ie het naar binnen!' 'Prima, maar wat heeft dat met de huurprijs van een kameel te maken?' zei De Groot, en dat was 'n hele goeie aangever, hoewel de gespitste toehoorder de stenen alweer voelde aankomen. 'Nou, ze attakeren de duurste kameel met die twee arabische stenen, uuuuhhhhgh! zegt ie dan, en slurpt van schrik tweemaal zoveel water naar binnen ... !' 'Da's nog niks!' zei de kapitein onverbiddelijk. 'Ken je die van die kameel die niet lopen wilde?' Stilte, gespannen stilte. 'Nou, er kwam een arabier in de woestijn langs een benzinestation en zei dat z'n kameel niet verder wilde lopen.' 'Was de benzine op?' probeerde De Groot op zijn manier de regels te breken, maar Jimmy vervolgde: 'Zegt die pompbediende: 'Wil ie niet lopen? Machmoed? Nou zet 'm dan maar even op de doorsmeerbrug!' gevolgd door het klassieke, kletsende handgebaar met de twee stenen. 'Beng! Nou, die kameel galoppeerde als een dolle hengst over de horizon van de Sahara weg!' 'Haha, goeie bak!' zei de Groot. 'Stop!' zei de kapitein, internationaal doorgewinterd en van alle bakken thuis. 'Hij is nog niet uit! Want die arabier zegt tegen die pompbediende: 'Hee, hoe krijg ik nou m'n kameel terug?' Zegt die pompbediende: 'Nou, ga maar effe op de brug staan, Machmoed!' Er werd uitgebreid gelachen, maar Jimmy stond op en liep glasin-de-hand naar een andere tafel. De rest van z'n groep volgde hem. Hoorbaar genoeg zei hij tegen De Groot: 'Goeie reis, buddie!', en wijzend naar de kapitein: 'Je zult met zo'n proleet langdurig de oceaan over moeten!' _________________ Old sailors never died |
|
Terug naar boven |
|
|
Willem Visser Site Admin
Geregistreerd op: 12 Mei 2022 Berichten: 4697 Woonplaats: Amsterdam
|
Geplaatst: 17 Sep 2024 16:19:40 Onderwerp: |
|
|
De inzegening
'We zijn verkocht!' zei kapitein Halsema van het goede schip 'Antares' dat de leeftijd van tien jaar ruimschoots gepasseerd was en kennelijk achterhaald bleek op deze trade in de Middellandse Zee. Halsema had er bij de agent in Genua al lucht van gekregen, maar hier in de Golf van Biskaje lag er een telex in zijn hut. Met een somber gezicht verzamelde hij zijn bemanning in de messroom. 'Dat wordt aflossen en overdragen in Amsterdam, mannen! Ik heb het net via de telex gehoord!' 'We zijn bah verkocht!' zei de hoofd-wtk bitter, alsof de kapitein niet alleen het schip bedoeld had, maar de hele bemanning erbij. De stemming was geladen, groeide tot een climax tijdens de reis door Het Kanaal en stond op uitbarsten toen een ploeg Grieken met een baard van 'n week op de sluis van IJmuiden verveeld en uiterst geprikkeld van kou en lang wachten aan boord stapte om de reis naar Amsterdam in overdrachtelijke zin mee te maken. Ze gedroegen zich al als de rechtmatige erfgenamen en installeerden zich in hutten en verblijven of er geen Nederlanders meer aan boord waren. Onder die omstandigheden kwam er van de overdracht weinig terecht. De meeste Nederlanders bepaalden zich onverschillig tot het inpakken van hun bagage en lieten de Grieken maar aanmodderen. Maar op de brug lag dat anders. Inplaats van één kapitein en een loods, stonden er nu twee kapiteins die nogal eikehoutig tegen elkaar deden.
Hoewel het zicht uitstekend was, en de beide wallekanten te grijpen waren, vond de Griekse kapitein Papadopoulos dat het radarbeeld niet goed was. 'Ja, zó gaat ie naar de knoppen, kapitein!' zei de stuurman nijdig, toen de Griekse kapitein die knoppen er haast afdraaide. 'Radar no good, ship no good!' verkondigde hij. 'No good radar, no take over!' Kapitein Halsema hield zich in. Die Griek had even weinig te vertellen als hij! Hij had zich voorgenomen snel aan zijn kuierlatten te trekken, want deze verkoop en overdracht beviel hem helemaal niet. Hij zei: 'I'll call a serviceman on arrival to fix the radar, captain! Allright?' en belde via de marifoon meteen naar kantoor. Het schip lag nog niet voor de kant, of de technicus stond al op de leegstromende brug. Kwestie van de beeld- en zenderkast open schroeven, ruiken, voelen, meten, uitwisselen van modules en naar het radarbeeld loeren, daarbij op de vingers gekeken door een uiterst argwanende Griekse stuurman die op het Noordzeekanaal nog hard en driftig door de kapitein was onderhouden, en kennelijk teruggestuurd zou worden naar een van de Ionische eilanden, als hij geen goed radarbeeld tevoorschijn liet toveren. 'Fix a new magnetron and klystron!' doceerde hij, een paar dure en vitale radaronderdelen aanduidend. 'You fix very proper, eh, otherwise no pay!' Intussen was via de loopplank een massa vreemd volk aan boord gestapt, waaronder een Griekse priester – kennelijk ingehuurd om het schip in te zegenen en de geesten van de Flying Dutchmen te verdrijven - wiens massale gezang vanuit de messroom op de brug te horen was. De prikkelende, ijle geur van wierook dreef het brughuis binnen, terwijl het gezang langzaam sterker werd.
Op de trap verdrong zich een menigte Grieken om op de brug te komen, geleid door een mompelende koorknaap en de priester, een Makariosachtige figuur die met een bosje hulst de inhoud van een schaal wijwater in het rond sprenkelde. De kapitein kwam uit zijn hut, in zijn linkerhand een rollende, tikkende barnstenen gebedsketting, en wees het gezelschap de weg. Eenmaal op de brug ging de priester opnieuw bij de koorknaap te rade, doopte de hulst diep in de wijwaterbak en zwaaide de bos omhoog tot waar, als in trance met de tong tussen de tanden, de radartechnicus over de open beeldkast gebogen stond, draaiend aan de klystron-afstemming om het radarbeeld te optimaliseren, want er was hem verteld dat de overdracht van het schip daarvan afhing. Het was nu een hondje van 'n beeldje. Het IJ lag er schitterend bij, de hoogspanningsmasten richting Utrecht en Zaandam kwamen er duidelijk uit en de pont achter het Centraal Station was tijdens het oversteken als radar-echo goed waarneembaar. De technicus was tevreden en week eindelijk achteruit, om de priester langs de voorkant van het brughuis te laten lopen, teneinde alle laaglandse spoken weg te jagen. Daar zwaaide de hulst, van voor en achter, van kiel naar toplicht. Wijwater spetterde tegen de wanden, de ruiten, de radarbeeldkast en ook erin. Een paar druppeltjes dreven als een regenbui van het beeldscherm omlaag. Plotseling een enorme knal, een vuurgloed en een rookwolk uit de beeldkast. Gesis en begin van brand. Het wijwater had de hoogspanning bereikt, en gaf daar de heilige geest. Het gezang van de priester verstierf en werd gerochel. De verschrikte koorknaap vluchtte met de rest van het gezelschap de brug af, terwijl de Griekse stuurman kordaat een brandblusser greep, die ruimschoots schuim gaf en de radarbeeldkast in een winterig landschap veranderde. 'See, captain Papadopoulos?' zei kapitein Halsema. 'Zelfs onze brandblussers zijn prima!' _________________ Old sailors never died |
|
Terug naar boven |
|
|
Willem Visser Site Admin
Geregistreerd op: 12 Mei 2022 Berichten: 4697 Woonplaats: Amsterdam
|
Geplaatst: 18 Sep 2024 10:25:31 Onderwerp: |
|
|
Oorlog op de Bonny River
Toen de 'Ivoorkust' 's middags op de Nigeriaanse Bonny Rivier voor anker ging, kwam de letterlijk en figuurlijk zwarte ploeg van de douane aanboord, die zoals gewoonlijk op de vloer van de kapiteinshut spuwde en ongevraagd naar diens ijskast liep om een koel biertje te versieren. Kapitein Van Dalen kende de procedure en bleef er kalm onder. Hij was hier meer geweest. Onderscheidingstekenen golden hier niet. De dikste neger was altijd de 'Big' Boss en de inklaring hing helemaal van zijn luimen af. Van Dalen had eerste stuurman Sparreboom al gevraagd standby te blijven, om een veelvoud van de meest stompzinnige formulieren tevoorschijn te kunnen toveren. De bemanningslijst, lijst van verstekelingen, lijst van dieren, lijst van opstappers of crooboys, lijst van narcotica, lijst van besmettelijke ziekten, lijst van wapens en ammunitie, lijst van passagiers al dan niet in verwachting, lijst van proviand en voorraden; alles had de stuurman ruim van tevoren in twaalfvoud getypt en werd meteen overhandigd, waarna de stereotype vraag kwam: 'Well, captain! Hoe zit het met onze presentjes, whisky en sigaretten?' Van Dalen was hierop voorbereid en liep met een brede lach naar de ijskast. 'Een kruik real Dutch jenever!' zei hij. 'Very special! Special for you! Probeer 'm maar: Als ik jullie meer geef, moet ik de storelijsten weer veranderen, en bovendien heb je gezien dat de ijskast bijna leeg is ... !'
'Dutchmen all the same,' zei de dikke Boss, de fles in zijn zak stekend. 'Je zult het wel merken!' Ze werden dan ook niet ingeklaard, zodat niemand aan- of van boord mocht. Bij het vallen van de avond kwamen tientallen bootjes met negerinnen aanpagaaien, die aan boord business wilden plegen. Van Dalen had echter opdracht gegeven de accommodatie hermetisch af te sluiten en de bemanning had er geen moeite mee omdat de S-vormige dames met hun dikke konten en hangborsten, die in voorkomende gevallen even de jurk optilden om aan dek hun behoeften te doen, niet bepaald 'n toonbeeld van 'sexappael' waren, hoe scherp de bemanning, speciaal de zwarte opstappers ook stonden. Geen Nigeriaan zou hen nog aanraken. Na verloop van tijd dropen ze af en verdwenen in het zoemende oerwoud langs de Bonny River, waarover het gedempte flakkerende licht van een raffinaderij bij Port Harcourt in de verte uitwaaierde. Maar tegen één uur 's nachts hoorde de wachtsman/matroos Arie Visser gestommel op het voorschip, en zag vanuit het gebarricadeerde stuurhuis een tros als een kronkelende slang in het snelle water van de Bonny River voorbij komen drijven. Onmiddellijk waarschuwde hij kapitein Van Dalen die zijn bovenkleding aanschoot, vijf man bij elkaar schreeuwde en aan het hoofd van deze enterploeg gewapend met staven en brandbijlen een uitval deed, een vijftal indringers overboord sloeg, en de tros weer binnenboord wist te halen. Maar intussen had Visser op het achterschip ook bewegingen waargenomen; hij riep naar het voorschip, kreeg geen aansluiting en liep er overmoedig naartoe, waar hij, onmiddellijk gevloerd, met zijn eigen wapenstok in elkaar geslagen en beroofd van zijn horloge en kleding bleef schreeuwen tot de bemanning hem vond.
'Niet zo snugger, Arie! Beetje alleen de goeie vaderlander uithangen? Dacht je dat je familie, de maatschappij of de Bond dat zou waarderen, oen!' zei de stuurman, toen deze de kreunende, bloedende matroos overeind hielp terwijl op de brug de kapitein aan de fluit ging hangen en zo om assistentie verzocht, die echter niet kwam opdagen. De piraten bezorgde het lawaai voldoende schrik om te verdwijnen. Met alle deklampen aan wachtte de 'Ivoorkust' op de morgen, die bloedrood boven het nog zwarte bos uitkroop. Langzaam werden de bomen groen en het jachtige water van de Bonny River zilverachtig. Om acht uur verscheen er een patrouilleboot; de aan boord gestapte Boss, die wat glazig keek, wilde wel inklaren als hij een doos jenever kreeg aangereikt. Van Dalen gaf hem een kruik jenever, waarop Boss vroeg: 'Is dat alles wat ik krijg?' 'Very, very special, for you!' zei Van Dalen, en tot stomme verbazing van de stuurman schoof hij 'n hele doos vaderlands vocht naar Big Boss toe, in ruil voor de nodige stempels die het cacaobonen laden aan de kade van Port Harcourt-onmiddellijk mogelijk zouden maken. De Ouwe kreeg ineens haast. 'Anker op!' riep hij, terwijl de patrouilleboot afscheerde. 'Je gaf ze 'n hele doos!' zei stuurman Sparreboom nog en Van Dalen begon te lachen. 'Special present,' antwoordde hij. 'Bovenin zit 'n laagje jenever, maar de kruiken zitten verder naar onderen vol met beton. Speciaal recept van de kok. Dat heeft ie van z'n vader geleerd, die dat in de oorlog ook deed om voedsel te versieren. Nou, 't is hier toch ook 'n beetje oorlog, niettan?' De stuurman keek hem schaapachtig aan. 'Ja, 't is een eenmalige zaak, Sparreboom!' zei de kapitein. 'Volgende reis moeten we maar weer wat anders versieren ... Volle kracht Port Harcourt!' _________________ Old sailors never died |
|
Terug naar boven |
|
|
Willem Visser Site Admin
Geregistreerd op: 12 Mei 2022 Berichten: 4697 Woonplaats: Amsterdam
|
Geplaatst: 23 Sep 2024 15:26:18 Onderwerp: |
|
|
Dubbelpersoon
Mijn naam is Jansen, geloof ik. Getrouwd, twee kinderen, zesendertig jaar oud. Na acht jaar varen, werd ik eerste stuurman, maar omdat m'n vrouw me aan de wal wilde hebben, begon ik te studeren en werd leraar aan de Rotterdamse Zeevaartschool. Maar nu beweren ze dat ik een zekere Abu Bakir uit Marokko ben, en dat ik me als zodanig dien te gedragen! Ik heb tegenwoordig zwart haar in plaats van blond en mijn huid is donker getint, terwijl ik vroeger altijd zo rood als een kroot werd als ik maar even in de zon bivakkeerde. Je snapt het niet? Goed, dan zal ik het uitleggen. Een transplantatie-verhaal. Die dokters in Dijkzicht zijn met mij werkelijk té ver gegaan. Ze transplanteerden natuurlijk allang allerlei organen .... Maar op het moment dat ik op de fiets naar school ging, gebeurde het ongeluk waarop ze zaten te wachten! Ik werd in de Rochussenstraat door een auto geschept en mijn lichaam was onherstelbaar beschadigd, hoewel mijn hoofd en mijn hersenen nog heel waren. Ze keken met medelijden, maar ook met groeiende interesse naar wat de ambulance ditmaal binnenbracht, en besloten me helemaal te controleren. De uitslag was verbijsterend. Zelfde hersengrootte, zelfde bloedgroep, zelfde geslacht, zelfde leeftijdsgroep, zelfde IQ en notabene ook hetzelfde beroep als de Marokkaanse matroos met de naam Abu Bakir, die pas op een schip in de haven een hersenbloeding had gekregen. Ook hij was snel naar Dijkzicht overgebracht, en werd al klinisch dood geacht, toen ik arriveerde. Kwestie van puur geluk, dachten ze. Een kans voor patiënt en wetenschap. Dus transplanteerden ze mijn hersenen in zijn lichaam. Hier ben ik dan: Jansen, alias Abu Bakir. Bigamist. Veelkinderenliefhebber. Ook getrouwd, in Marokko. Toen ik daarheen ging, omarmden en kusten ze me als de verloren zoon en vader, maar het werd voor mij een nachtmerrie, omdat ik de taal niet sprak, mensen noch omgeving kende en er allemaal niets van begreep, zodat ik in paniek weer terugvluchtte naar Rotterdam. Als je dacht dat het hielp, heb je 't mis. Mijn eigen vrouw en kinderen aanvaarden me hier niet meer. Natuurlijk weten ze wat er gebeurd is, maar mijn verschijningsvorm is Marokkaans en mijn spraak Nederlands. Ik denk als Jansen en zie er uit als die Abu Bakir ... Als ik wakker word, hoor ik mezelf zeggen: 'Hallo Jansen, hoe gaat 't?' maar in de spiegel zie ik die vreemdeling. Ik kan zelfs naar het kerhof gaan, waar mijn steen staat en alles behalve mijn hersenen begraven ligt ... Op dit moment leef ik van een uitkering in een kosthuis in Zuid. En intussen breken het Ministerie van Onderwijs en dat van Sociale Zaken zich het hoofd over de vraag of ene Abu Bakir de plaats van ene Jansen zaliger aan de Zeevaartschool zou mogen innemen, om er les te geven, maar dat schijnt wettelijk onmogelijk, omdat ik alle kwalificaties heb, maar geen bevoegdheden ... Ik besloot onder de naam Abu Bakir opnieuw te gaan studeren voor mijn stuurmansdiploma, en doe binnenkort al examen. Het gaat vlot. Een schitterende promotie voor die matroos Abu Bakir. Goed voor hem. En voor mij? Ik wil wel weer naar zee, maar wie ben ik feitelijk? 'Ik leef nog, maar voel me gekwetst door die opmerking van een loslopend factotum van het Ministerie van Ontwikkelingssamenwerking, dat ik een goed voorbeeld ben van snelle, doeltreffende en efficiënte maritieme ontwikkelingshulp! _________________ Old sailors never died |
|
Terug naar boven |
|
|
Willem Visser Site Admin
Geregistreerd op: 12 Mei 2022 Berichten: 4697 Woonplaats: Amsterdam
|
Geplaatst: 25 Sep 2024 23:32:50 Onderwerp: |
|
|
Rest in peas
ln de havenstad Geelong in de provincie Victoria, Australië, was de 'Leliegracht' volgegooid met een lading groene spliterwten in bulk, die naar Chittagong in Bangla Desh moesten. Wie dát verzonnen had, begreep kapitein Spaargaren absoluut niet. Het zou wel iets met ontwikkelingshulp, overstromingen of hongersnood te maken hebben. De groene lading werd met graanelevatoren aan boord gespoten. Het ruiste als regen aan dek, terwijl de ruimen volstroomden met spliterwten en een stofwolk het schip onherkenbaar camoufleerde. 'We kunnen zó de Jappen in de Pacific tegemoet, captain! We hebben 'n schutkleur!' zei stuurman Korevaar, wiens een vader in deze contreien was omgekomen. 'Nee!' zei de kapitein, 'we zijn de nieuwste aanwinst van Green Peace, als je het klassieke verschil kent tussen green peas - groene erwten - en green peace - groene vrede -....' 'Zelfde uitspraak!' kwam Korevaar bijdetijd. 'Zullen we ons de 'Green Peas Warrior' noemen?' en bevestigde daarmee dat ook hij het zeemansblad 'Wacht Te Kooi' en de radiotelexpersberichten goed las. Een groep Australische havenarbeiders was bezig geweest hier en daar schotten in de ruimen te plaatsen, om het rollen van het groene spul tijdens zwaar weer te voorkomen.
De schotten werden bovenin het ruim met zware staaldraden vastgezet, waarvoor een moersleutel nodig was, die voorman John van Staveren, 'n emigrantenzoon, even van de stuurman had geleend onder de pertinente verzekering dat hij het gereedschap persoonlijk terug zou brengen. John van Staveren stond aan boord goed bekend. Hij sprak Nederlands met een zwaar Aussie accent en praatte graag over Holland. Hij dronk 'n biertje mee en vroeg: 'Waar gaat dat spul heen?' 'Bangla Desh!' antwoordde de stuurman, waarop John zei: 'Daar zou ik best ook 'ns heen willen!' 'Niks te beleven dan armoe!' zei de stuurman. Het liep tegen twaalf uur noen en de meeste arbeiders waren de wal op om te schaften, zodat Van Staveren, die onder de gemakkelijk stakende Aussies als een streber bekend stond, besloot de laatste draad zelf maar vast te zetten. Maar de moersleutel viel uit zijn handen en verdween naar de zij lopende erwtenstroom. John bedacht zich geen ogenblik, sprong in de lading, graaiend naar de sleutel die hij niet kon vinden. Hij bemerkte niet snel genoeg dat hij al tot aan zijn middel in de groene erwten zat en onderwijl zwaaide de erwten spuwende slurf zijn richting uit. Schreeuwend om hulp werd John door de lading verzwolgen. Aanvankelijk werd hij niet gemist, achter het schot had men hem niet opgemerkt, en zijn collega's dachten dat hij de wal op was gegaan. De 'Leliegracht' werd zeeklaar gemaakt. De luiken waren gesloten en het schip werd naar buiten gesleept om even later richting Kaap Leeuwin te varen en daarna hogerop richting Chittagong te koersen. Het viel de stuurman wel tegen dat John de moersleutel niet had teruggebracht. Twaalf dagen later lag de 'Leliegracht' aan de kade van Chittagong, waar de lading door tientallen koelies in de ruimen werd opgezakt, met eigen veel te zwaar scheepslaadgerei naar de wal getild en daar per baal in de nek van een andere ploeg koelies naar de opslagloodsen gedragen.
Een van de koelies vond de moersleutel die hij meteen inpikte. Dat was hem niet kwalijk te nemen, gezien zijn dagverdiensten, maar in ruim twee ontstond op een gegeven moment consternatie toen eerst een hand en daarna het hoofd van een groen uitgeslagen mens tevoorschijn kwam. Het werk werd onmiddellijk gestopt en het lichaam aan dek gelegd. Daar ontdekte men met enige moeite dat het John van Staveren was. Stuurman Korevaar was er beroerd van, vooral toen hij even aan die moersleutel terugdacht. "t Is wat!' zei hij. 'John wilde hier zo graag naar toe". En ik zei nog: 'Niks te beleven'!' Kapitein Spaargaren telexte via de Satcom persoonlijk naar Geelong. Toen hij de boodschap op het scherm had getypt, las hij deze nog even na, voor hij werd uitgezonden. 'Body of foreman John van Staveren found between cargo of green peas hold number two. Please inform us about procedures now to be followed. He was an excellent man. He rest in peas.' Hij las het bericht opnieuw, en hoofdschuddend drukte hij de 'delete' en de 'c' en 'e' toets in, waardoor het laatste woord veranderde in 'peace'. _________________ Old sailors never died |
|
Terug naar boven |
|
|
Willem Visser Site Admin
Geregistreerd op: 12 Mei 2022 Berichten: 4697 Woonplaats: Amsterdam
|
Geplaatst: 18 Okt 2024 15:37:28 Onderwerp: |
|
|
Verstoorde rondleiding
'Kom boven, juffrouw,' zei de stuurmansleerling, toen de nieuwe 'Oostzee' aan de Parkkade op haar maiden trip lag te wachten, 'klim de gangway op! Waarom we een Engels woord gebruiken? Omdat het Nederlandse niet helemaal klopt. Dit is geen loopplánk, maar een ding van lichtmetaal, ziet u wel? Heus, er bestaan lichtmetalen. Dat is een van de redenen waarom een schip blijft drijven. Nooit over nagedacht? Begrijp ik, begrijp ik, juffrouwtje! Dat is uw bisnis niet. Pas op met die naaldhakken. 'n Gangway is daar niet op gemaakt. Wie of wat trouwens wel? De Ouwe z'n parket thuis niet en uw voeten ... eh ... voetjes ook niet. Zo, nu staat u met beide mooie benen eindelijk aan dek! Kijk maar omlaag. De wereld ziet er heel anders uit, van een schip af gezien. Goed opgemerkt, al zeg ik het zelf. Leun maar op me, dan gaan we verder. Waar kijkt u naar? O, naar de réling! 'n Reling is een ijzeren hek om ons ervan te weerhouden overboord te vallen. Heel verschil met 'n gewoon boerehek. Daar zitten gewoonlijk drie kleutertjes op. Die hebben wij niet aan boord. Nouja, de Ouwe zit er wel 's op .... Ziet u wel, dat de beste stuurlui aan wal staan? Al die wijze walslurfen daar op de Parkkade! Ga maar mee. Pas op, daar ligt 'n slang. Niet van schrikken, want het is een olieslang. Ons schip loopt op olie. Een op hoeveel? 'n Mijl op zeven, denk ik.
Grijp de leuning, dan gaan we de trap op. Tja, die is vuil. Dat komt omdat er zo weinig vrouwen aan boord zijn. Wij moeten het hebben van Drop knapt het op! Drop is een Rotterdamse firma die schepen schoonmaakt en opknapt als je zelf als zeeman afgeknapt van de reis ligt op te knappen. Nouja, met onze kapitein is dat niet zo moeilijk .... Dat daar is de reddingsboot. Daarmee kan je het zogenaamde vege lijf redden, hoopt men. Heb ik een veeg lijf, juf? U in elk geval niet. U hebt ... afijn, dat daar is een davit. Daar hangt de sloep aan. Wat? Weet ik niet. Gaat terug naar bijbelse tijden. Zal wel iets met Goliath te maken hebben of 'n andere ongelikte beer, zoals de Ouwe. Er zit van alles in zo'n sloep, juffrouw. Kan zó gestreken worden. Nee, niet als 'n overhemd. Haha! Kijk maar, er zitten touwen aan die davits. Nee, dat zijn geen snoeren, mallerd. Ze worden in geval van nood gestreken, en daar heb je wel kans op, deze reis, met zo'n kapitein ... Nee nee, dit zijn geen roeispanen maar roeiriemen. Men roeit altijd met de riemen die men heeft. Hoe we roeien? Nou we halen gelijk op, hè! En wee degene die niet gelijk op haalt! Krijgt ie me daar op z'n donder van de Ouwe! Stoutert! Zegt de Ouwe dan, wil je wel 's gelijk ophalen! Je hebt toch je sloepsgastdiploma, loereworst! Nee, onze Ouwe is niet gemakkelijk, juffrouw. U mag overal komen, maar niet bij hem. Ik zal u alles laten zien, behalve de Ouwe. Brrr! Moet er niet aan denken. The beauty and the beest ! Dracula en de maagd! De zeevaart is ruw, juffrouw, ruw als 'n stormzee. Ik ben zelf van huisuit niet ongeschikt, maar waar je mee omgaat ... daar word je mee besmet. Tja, en wie is de grootste besmetter hier aan boord, denkt u? Nee, de zeevaart is geen terrein voor een vrouwtje als u. Sjonge, wat zou ik graag voor u alleen varen. Nu varen we voor heel Nederland! Het komt vaak voor dat 'n zeeman voor z'n vrouw thuis blijft. Dat is de Ouwe nog niet gelukt.
Nouja, zo'n figuur zou ik ook liever kwijt dan rijk zijn ... O ja, die sloep. Die lijkt leeg maar zit vol. We zouden het samen best een tijd uithouden, denk ik. Zoekplaatje; d'r zit van alles in. Water, bijvoorbeeld. Beetje overdreven, geef ik toe. En waarom dat gat in de bodem, met die prop erbij? Heel eenvoudig. Als er tijdens stormweer water in de sloep slaat, loopt het er dáár weer uit. En in die kasten in de zij zit lucht. Dat noemen ze extra drijfvermogen, maar het is feitelijk bestemd voor degenen die op zee lucht tekort komen. Ik voel me ook wat kortademig. Wil je mond op mond beademing toepassen? Ja, voedsel zit er ook in. Zeekaak voor de kindertjes en ouwe tandelozen zoals de kapitein, want die gaan voor. Vrouwen gaan nog voorder, maar ik vraag me af of de Ouwe zich daarvan iets zou aantrekken. Die vuurpijlen zijn er om onze sigaren aan te steken, want lucifers worden nat, begrijpt u? En dat zijn rookbommen. Die gooien we in het water op het moment dat we afleiding nodig hebben, óf met oudejaar, óf vanwege onze benarde toestand. Psychologisch volkomen juist. Bent u geïnteresseerd in psychologie? De Ouwe heeft er af en toe sterk behoefte aan, al zal ie dat nooit toegeven. O, laat ik u even helpen. Gaat u vóór de trap af, dan ga ik vóór de trap op. Waarom weet ik niet. Dat heb ik zo geleerd op de zeevaartschool. Daar leer je zoveel rare dingen. Je moet 'n paard niet in het kruis kijken, zei de Ouwe toen ie tijdens carnaval in Rio met een dikke mulattin danste. Nouja, toen was ie ook niet helemaal nuchter. Don't teek it him kweelijk, plies. En dit is dan de brug, waarvan de stem van de kapitein met zijn big piecie mouth omlaag dondert. De brug is rond aan de voorzijde, ziet u wel? 'n Soort borstwering, zoals dames ook hebben. Maar deze is niet om mannen aan te trekken, maar om vliegende vissen tegen te houden. Ze zouden de Ouwe anders zo in z'n grote bek vliegen.
Nu kaatsen ze terug in het water. Het benne krengen van dingen met rijen slagtanden. Luchtbarracuda's worden ze ook wel genoemd. We staan nu op de bakboords brugvleugel. We hebben er gelukkig ook een aan stuurboord. Nee, die gaan niet op en neer tijdens het varen, alleen tijdens een typhoon. En dat daar is een rookmelder. We mogen niet roken van de kapitein. Maar ook bij 'n rookpluim boven de horizon springt ie aan. Een eenvoudig soort radarapparaat. Rookpluim? Rrring!! Kan de Ouwe wat gemakkelijker slapen. You don't keep it for possible! En dat daar is Jan, onze stuurautomaat. Een soort robot. How are you, John! Heel eenvoudig van geest. Doet wat ie moet doen. Blijft koers houden, ook al ligt er land voor de boeg. Dat hebben we 'm nog niet kunnen afleren. En dit zijn onze brandblusapparaten. Hoe is je naam? Ans? Sprinklersysteem, Ans. Kom vlak bij me staan, dan zal ik je 'n geheim vertellen. Het is allemaal nep, zo'n Sprinklersysteem. Waarom zo'n ingewikkeld buizensysteem door het schip heen, waar water uitspuit als het in een bepaalde ruimte te warm wordt? Onzin, Ans. Er is water genoeg om een schip heen, Nou dan! En psst!, luister. Die rooie brandbijlen aan de wanden zijn voorschrift, maar worden van rood plastic gemaakt. De Ouwe is bang van echte, want daarmee heeft ie 's een optater gehad van 'n matroos. Kan ik me goed voorstellen. Hij kan het bloed onder je nagels vandaan halen! En dat daar is het kompas. De naam komt van kom pas. Kwam namelijk veel te laat. Had eeuwen eerder moeten komen. Pas op het drempeltje daar. Hou me maar goed vast. 0, d'r is geen drempeltje? Nou, hou me dan toch maar goed vast, want je kunt nooit weten.
En dit is de kaartenkamer. Daar kaarten we als de stuurautomaat bij staat. Hier mogen we de Ouwe pesten. Schrik maar niet, pesten is een soort kaartspel. Die kast daar is het echolood, speciaal ontworpen om te zien of je aan de grond zit. Gewoonlijk aan het begin van de reis. Gek, hè. En dat is de richtingzoeker. Draai er maar 's aan, Ans. Kan je je draai niet vinden? Ik ook al niet. Sjonge, wat ruik jij lekker! Gebruik je Swaar de Peries? Ga maar gauw mee naar de radar. Loer er maar in. Allemaal vlekken. Geen vlekken? O, dan heb ik hem nog niet aangezet. Maar ik zie wél vlekken voor m'n ogen ... Gek is dat. Kijk 's in m'n ogen? O, pas op daar komt die zijkert van 'n kapitein. Zeg maar dat je m'n meisje bent als ie begint te ouwehoeren. Wat zeg je, is ie je vader? Nou moet je me niet belazeren; heb ik jou ook niet gedaan! Ah, goedemiddag kapitein. Ik ben net Ans ... eh .... uw dochter aan het rondleiden. Juist, róndleiden zei ik, kapitein. Ze heeft er veel van opgestoken, geloof ik, kapitein. Juist kapitein, ik ben al weg naar dek, kapitein ... Goedemiddag, eh ... juffrouw ...' _________________ Old sailors never died |
|
Terug naar boven |
|
|
Willem Visser Site Admin
Geregistreerd op: 12 Mei 2022 Berichten: 4697 Woonplaats: Amsterdam
|
Geplaatst: 6 Dec 2024 14:15:07 Onderwerp: |
|
|
Een baantje voor ouwehoeren
In het rode licht van de vallende avond lag de Nieuwe Waterweg als een bochtig lint te glinsteren tot ver voorbij Schiedam, Vlaardingen, Maassluis en Hoek van Holland, waar achter de zon pal west in een bad van goud en stoomwolken in zee wegzonk. Kapitein Haring zag het nauwelijks. De zwaar met stukgoederen beladen 'Aldebaran', waarover hij het gezag voerde, schoof de Rotterdamse Lekhaven uit en voegde zich in de ebstroom naar zee. Het silhouet van het diepliggende schip verstoorde het lege beeld van de rivier en drukte zich in de zonneschijf. die onder dat geweld van masten, schoorsteen en tuigage scheen te verschrompelen. Kapitein Haring zuchtte. Zijn gedachten waren bij zijn schip dat zojuist de lange reis naar Zuid-Amerika begonnen was, de sleepboten losgooide, de havenloods aan de kop van de Merwehaven afzette en met toenemende snelheid langs het Schiedamse Hoofd voer, waar een aantal mensen stond te zwaaien. 'Hm!' zei Haring met misnoegen in zijn lijzige stern, terwijl hij naar de Stuurboordsbrugvleugel liep. 'Die lui daar zien zeker een paar aandeelhouders van het Edele Schiedamse Vocht voorbij komen.' En daarbij schudde hij zijn hoofd met de weelderig krullende haardos, die hem iets plechtstatigs gaf. Haring was klein van stuk; een grijzende veertiger, gekleed in een onopvallend blauw battle-dress uniform. Een goed en geliefd kapitein, maar af en toe wat sikkeneurig. Hij was de tegenpool van de lange, broodmagere eerste stuurman Jan Markus, die niet direct antwoordde op de verholen aantijging van zijn kapitein, dat hij het Edele Schiedamse Vocht niet versmaadde. Markus' roodblauwe, dooraderde neus in het door zon en wind verweerde gezicht viel trouwens niet meer te verbergen.
Hij was tien jaar ouder dan de kapitein en had de hoop ooit nog kapitein te worden vrijwel opgegeven. Markus stond bekend om zijn rake en humoristische opmerkingen, die hij vaak guitig maar gortdroog van onder zijn slordige wildevaart-petje kon lanceren als de gelegenheid zich voordeed of wanneer hij daartoe werd uitgedaagd, zoals nu het geval was. Derde stuurman Hans Larsen, die bij de telegraaf stond, voelde iets broeien. Voor het moment scheen Markus nog even te wachten, maar ter hoogte van Vlaardingen werd er wéér gezwaaid en Larsen had een vermoeden. Vlaardingers stonden, in tegenstelling tot Schiedammers, niet als jeneverneuzen maar als haringkoppen bekend, maar een directe verwijzing naar die naam werd tot nu toe altijd vermeden als kapitein Willem Haring in de buurt was. De nietsvermoedende loods, die de wuivende uitzwaaiers ook had gezien, leidde het weerwoord van Markus in door op te merken: 'Kijk, kapitein, dezelfde lui als in Schiedam. Die rijden per auto van hoofd naar hoofd. Straks zie je ze wéér in Maassluis en op de pier van den Hoek!' 'Geloof ik niet,' zei Markus, door een kijker loerend. 'Volgens mij zijn het Vlaardingers, kijk maar naar die rare koppen!' Kapitein Haring trok een vies gezicht, liep demonstratief naar het midden van de brug en keek op het kompas. 'Zeg, Larsen,' vroeg stuurman Markus achteloos, nog steeds naar de voorbijdrijvende wal loerend, 'hoe noemen ze Vlaardingers ook weer? Het wil me maar niet te binnen schieten!' Larsen reageerde niet, maar matroos Arie Didam achter het roer grinnikte hoorbaar. 'Je bedoelt háringkoppen, stuurman?' kwam de loods argeloos, waarna Markus hem langdurig waarderend aankeek en antwoordde: 'Je zegt het!' 'Vijf graden stuurboord!' zei de kapitein op dat nautisch en psychologisch juiste moment.
'Vijf graden stuurboord!' herhaalde de roerganger, en de loods die zich aangesproken en gecorrigeerd voelde, liep snel naar bakboord om de enigszins geladen sfeer op de brug, waarmee hij geen raad wist, te ontwijken. Hij concentreerde zich op een eenzame tegenligger, die van zee uit de bocht bij Maassluis kwam aanvaren. Intussen gleed aan bakboord het industrieterrein van de Botlek voorbij, waar schoorstenen en eeuwige vlammen wedijverden met de Glazen Stad van het Westland aan stuurboord. Haring liet met een zucht zijn blik in de richting van Maasland dwalen, waar hij woonde, en zag de oprukkende flats van Delft en Den Haag storend voor de slanke kerktorens staan. 'Kijk,' zei de loods, die de kust veilig achtte en het brughuis binnenstapte. 'Die tegenligger daar is een Rus, kapitein!' Terug van even weggeweest, antwoordde Haring kuchend: 'Beloods je wel eens Russische schepen, Van Dalen?' 'Af en toe,' antwoordde de loods. 'Kijk nou toch eens!' riep Markus uit. 'De bovenbrug staat vol mensen. Ook een paar vrouwen, geloof ik! Vrouwen in uniform met strepen op d'rlui mouwen!' 'Hoe weet je dat het vrouwen zijn, Jan?' vroeg de kapitein, de kijker in de richting van de tegenligger zwaaiend. 'Tja', antwoordde Markus. 'Ze hebben háár op d'r tanden!' 'Ze hebben vrouwelijke officieren,' bevestigde de loods. Ik moet er niet aan dénken!' kwam de kapitein. 'Och ... ,' probeerde de vijfentwintigjarige Larsen, zich bewust van zijn knappe verschijning, die hij accentueerde door het dragen van een smetteloos uniform. Die korte opmerking leverde hem een even korte, afkeurende blik van de kapitein op. 'Duizend en één wácht...,' filosofeerde Markus van onder zijn pet en achter zijn kijker. 'Dat zie ik wel zitten ... '
De loods begon uitgebreid te lachen, maar kapitein Haring vroeg hem plotseling: 'Hebben ze daar ook vrouwelijke kapiteins, loods Van Dalen?' 'Nee, die ben ik nog niet tegengekomen,' antwoordde deze. 'Ik moet er niet aan dénken!' reageerde Markus met een dunne glimlach om de lippen. Eindelijk zijn kans schoon ziende, voegde hij eraan toe: 'Het lijkt me trouwens een echt baantje voor ouwehoeren!' Het schaterlachen van de loods ging over in diepe stilte toen Haring eindelijk had opgemerkt: 'Dat mag jij zeggen, Jan!' en de rest van de reis langs de Nieuwe Waterweg scheen iedereen op eieren te lopen, hoewel er nauwelijks verholen plezier in de lucht hing. Eenmaal buitengaats, zou Van Dalen er wel voor zorgen dat stuurman Markus' onvertaalbare uitdrukking op de loodsboot en op de Nederlandse koopvaardij bekend zou worden. 'Goede reis, kapitein Haring,' had Van Dalen zo effen mogelijk opgemerkt, toen hij het schip ging verlaten, maar in zijn ogen stonden kaarsjes en op weg omlaag naar de loodsladder, liep hij te grinniken. Larsen begeleidde hem. Stuurmansleerling Chrissie Maree, negentien jaar oud en de tweede reis aan boord, stond als een paladijn bij de loodsladder, die ter hoogte van luik twee was uitgehangen, en hielp de loods overboord te stappen. Net boven de reling, scheurde diens gezicht van oor tot oor open en zei: 'Haha! Een echt baantje voor ouwehoeren!' voor hij in de diepte verdween waar de afhaaljollag te wachten. Chrissie, die wel het een en ander gewend was, waar het zijn aankomende positie aan boord betrof, keek hem verbouwereerd na, omdat hij dit de zoveelste aantijging op zijn beroep vond. Larsen zag het. 'Trek het je maar niet aan, leerbeest,' zei hij. 'Het slaat niet op jou, maar op de kapitein,' de jongen daarmee met nog meer vraagtekens op zijn gezicht achterlatend. Boven op de brug liet Haring er geen zeegras over groeien. Nog vóór de loods in de jol was gestapt, had hij al volle kracht gegeven. De 'Aldebaran' stoof in de richting van Goeree, in een flauwe maar niet serieuze poging het dagrecord voor vrachtschepen naar Buenos Aires te breken. _________________ Old sailors never died |
|
Terug naar boven |
|
|
Willem Visser Site Admin
Geregistreerd op: 12 Mei 2022 Berichten: 4697 Woonplaats: Amsterdam
|
Geplaatst: 7 Dec 2024 19:49:15 Onderwerp: |
|
|
Stuurmansleerlingen leren snel
Derde stuurman Hans Larsen stond op de 'Aldebaran' bekend als Dr. King, een titel die hem was toegevallen omdat hij de scheepsapotheek en de papieren dokter beheerde, een koninklijke houding over zich had en verondersteld werd alles van seks en andere ziekten af te weten. Aan boord beoordeelde men hem dan ook hoofdzakelijk op die kwaliteiten en niet op zijn nautische kennis. Met zijn vijfentwintig jaar had hij al een vrij avontuurlijk en afwisselend zeeleven achter de rug, met uitschieters naar India, de Perzische Golf, de Oostzee en het Caribisch gebied. Hij scheen daarbij weinig problemen te hebben ontmoet op het gebied van kusten, eilanden, stormen, ondiepten, tegenliggers, koerskruisers, oplopers, vuurschepen, hitte of koude. Ook de sterrenhemel had hij in de zak: Poolster en Zuiderkruis, Grote Beer en Pollux waren onderdelen van een vast patroon waarvan hij als nauticus gebruik kon maken. Er was weinig onverklaarbaars in het leven van Hans Larsen, maar vrouwen begreep hij niet. Als er een mooie vrouw in de buurt was, reageerde hij irrationeel. De meesten keken hem schaapachtig en met grote ogen aan. Toen hij daarover met zijn zeevader, stuurman Jan Markus, op een mooie avond na Buenos Aires sprak, zei deze lachend: 'Snap je dat niet? Je moet eens in de spiegel kijken naar je eigen stomme, kwijlende blik van bewondering,' en toen waren hem de schelpen van de ogen gevallen. Zijn allergie voor mooie vrouwen wist hij goed te verbergen. Vooral de jonge opvarenden liepen met hem weg, omdat hij op velerlei gebied een vraagbaak was en nogal eens een bemiddelende rol speelde tussen staf en bemanning. Hij stond er goed in op de vloot. Het was bekend dat Dokter King, alias derde stuurman Hans Larsen, even goed met aspirientjes, purgeermiddelen, penicilline, wondgaasjes als vrouwen overweg kon.
Men wist dat hij een baanbrekende opleiding had gevolgd tussen Staf en Verpleegsters van het Rotterdamse Havenziekenhuis, en adviseur was geweest tijdens het uitvinden van de Pil, omdat hij het gelazer met condooms meer dan zat was. Ook was zijn wereldwijde ervaring bij het uitroeien van chemoresistente en hardnekkige stammen gonokokken goed van pas gekomen. Alleen zijn leeftijd had verhinderd dat hij een lintje kreeg. Stuurmansleerling Chrissie Maree beschouwde hem terecht als zijn zeevader. Larsen was alles wat Chrissie graag wilde worden: een goed stuurman, een goed kameraad, getapt en een great lover. Hij had Chrissie al herhaaldelijk gewaarschuwd voor allerlei aftandse grappen die met stuurmansleerlingen worden uitgehaald. 'Trap nooit in de kompassleutel,' zei hij op de avond na vertrek, toen de 'Aldebaran' langs Beachy Head voer en ze samen het rijk op de brug alleen hadden. 'Die is net als Sinterklaas, bestaat niet! Laat je nooit de vetloods in sturen want daar drukken ze je de grootste, zwaarste en vetste moersleutel in de handen die ze kunnen vinden, en liefst nog onder de stookolie ook. Ze laten je dat ding eigenhandig de machinekamer uitsleuren naar de brug, ten koste van je kleren en je armen .. ' Chrissie grinnikte. 'Nee daar trap ik niet in, stuurman,' zei hij dankbaar gestemd. Hij kwam van de eilanden en daar bedoelen ze Voorne en Putten mee in Rotterdam. Als overtollige boerenzoon was hij op de Rotterdamse zeevaartschool terechtgekomen, die hij in sneltreinvaart had doorlopen om aan zijn vaartijd aan boord van de 'Aldebaran' te beginnen, waar hij in een zwart gat gevallen zou zijn, als Hans Larsen hem niet had opgevangen. Op deze zaterdagavond stond hij samen met Larsen op de brug. De diverse badplaatsen langs de Engelse zuidkust lagen als houtskool in de verte te gloeien.
Soms priemde een vuurtoren door de duisternis heen en Chrissie voelde zich onder de hoede van Larsen volmaakt gelukkig. De komst van tweede stuurman Abe Veringa betekende niet alleen aflossing van de wacht maar ook een verstoring van de sfeer op de brug, gepaard gaande met overdracht van gegevens, koers, snelheid, positie van het schip, schepen in de buurt, -en het invullen van het journaal. Chrissie had niet veel op met tweede stuurman Veringa; een dertigjarige Fries die nogal in zichzelf gekeerd was en zijn stugheid verpakte in een cynische levenshouding die in volledige tegenspraak was met de humor van Markus en het savoir vivre van Larsen. In feite kon Abe niet tegen die twee op maar probeerde zich niet onbetuigd te laten. Na het overnemen van de wacht hield hij de leerling nog even staande en zei op zijn horloge kijkend: 'Leerling, het is twaalf uur geweest. De spijker moet erin want het is zondag.' 'De spijker erin?' vroeg Chrissie argwanend. 'Ja,· antwoordde Veringa. 'Je weet toch wat de spijker is? Léren ze jullie dat niet op school? De spijker is het anker en op zondag varen we niet op de Christelijke Koopvaardij. Dus ga de bootsman even porren dat het anker erin moet, want die heiden is het zeker weer vergeten...' 'Nooit van gehoord, vreemde zaak,' zei Chrissie met groot wantrouwen in zijn stem en Larsen in de schaars verlichte kaartenkamer grinnikte even. De leerling liep niet achter, dacht hij, maar hoewel Chrissie naar steun stond te hengelen zou hij hem niet in het openbaar helpen hoewel hij wél een plannetje kreeg. 'Opschieten, leerling!' zei Veringa nog. De twijfelende Chrissie kon de order niet negeren en beende op het zeetje door de dienstgangen, een paar trappen af naar het hoofddek waar de hut van de bootsman was. Daar bleef hij een ogenblik staan. Chrissie had een heilig ontzag voor de vijftigjarige bootsman Janus Stobbe die in het bezit was van een machtig corpus, een paar grote, ijzeren handen en een stem als een brulboei.
Uiteindelijk klopte hij timide aan, maar kreeg tot zijn verbazing onmiddellijk: 'Ja Chrissie!' te horen. 'Of ... u de spijker erin komt gooien, bootsman.' zei Chrissie. Stobbe begon te lachen. 'Kom binnen' zei hij. 'Ik ben al op de hoogte via Dokter King. Veringa is weer bezig. Denk eens effe na, leerling. Wat zou er gebeuren als je met volle vaart het anker liet schieten? Of als het onder je schip honderd of meer vaam diep is. Juist. Je raakt het anker en de ketting kwijt...' 'Ik snap het,' zei Chrissie timide. 'En natuurlijk varen we gewoon op zondag. Maar wat nou?' 'Ik en Dokter King hebben telefonisch een mooi plannetje gemaakt,' antwoordde Stobbe grinnikend. 'Je doet of je dom bent en gaat de kapitein porren.' 'Maar die ligt pas een uur te kooi en zou dat niet Jeuk vinden!' zei Chrissie met schrik in zijn stem. 'Juist,' zei de bootsman. 'Daarom juist. Op die manier pak je Veringa terug.' 'Nee,' zei Chrissie. 'Dat kan niet!' 'Toen ik nog bakszeuntje was hebben ze me 'n keer het hele schip rond gestuurd om de scheepsbijbel van Bestevaar te halen,' zei Stobbe. 'De kapitein zei dat de stuurman 'm wel zou hebben om de wilde wateren te bestuderen, maar die beweerde 'm aan de machinist van de wacht te hebben gegeven omdat de machine het heilig oliestel nodig had. Nou en dát kreeg ik prompt mee naar de kok, maar die had inmiddels het zout bij Mozes in de Rooie Zee al gevonden en de Bijbel aan de marconist gegeven, die het morse alfa en omega niet uit elkaar kon houden ... Enzovoorts...' Chrissie begon te lachen. 'Heb je de bun van de sloep wel eens bijgevuld op school. Chrissie?' 'Nee,' zei de leerling.
'Nog nooit stoom bij het orgel gehaald op zondag bij de meester?' 'Nee, bootsman.' 'En de lekstop van de dubbele bodem nooit aangevraagd op de lijst van de rederij?' 'Nee, bootsman,' antwoordde Chrissie. 'Maar die van de kompassleutel ken ik al.' 'Goed voor jou,' zei de bootsman. 'Dom zijn en de Ouwe porren. Je zou menigeen daar een groot plezier mee doen. Vort, weg wezen!' Dus waggelde Chrissie weer naar de brug. Hoe dichter hij bij de hut van de kapitein kwam des te onzekerder werd hij. Het leek hem majesteitsschennis, maar ten slotte klopte hij indringend op de deur van de kapiteinshut en nog eens. 'Ja!' riep kapitein Haring als een bronstige hengst die tijdens zijn paring gestoord wordt. 'Wat is er?' 'Het is half een, kapitein, en stuurman Veringa zegt dat de bootsman de spijker erin moet gooien, omdat het zondag is ... ,' zei Chrissie ferm maar beverig. Als een duivel uit een doosje kwam stuurman Veringa uit de kaartenkamer stormen en zei met een stem van ongenoegen: 'Wat doe je nou, idioot!' Intussen ging de deur van de kapiteinshut open en Haring verscheen op blote voeten maar in badjas. 'Veringa!' brulde hij. 'Als je me dat nóg een keer lapt!' en beng! de deur vloog meteen weer dicht hoewel het binnen nog dooronweerde. 'Ga, onmiddellijk naar kooi!' zei Veringa met schuim op de mond. 'Ik spreek je nog wel, leerbeest!' 'Goede wacht, stuurman,' zei Chrissie nog. 'Vaar zacht!' Een dek lager Jagen Dokter King en de bootsman slap van de lach. 'Leerbeesten leren snel,' zei Stobbe. 'Proost, Dokter Kingl' En ze namen nog een glas van hofmeester Kooistra's befaamde knokjenever. _________________ Old sailors never died |
|
Terug naar boven |
|
|
Willem Visser Site Admin
Geregistreerd op: 12 Mei 2022 Berichten: 4697 Woonplaats: Amsterdam
|
Geplaatst: 9 Dec 2024 22:05:13 Onderwerp: |
|
|
Kroketje verkeerd
Het eiland Quessant, bewoond vuurschip voor de gevaarlijke kust van Bretagne, lag al weer in het kielzog en de 'Aldebaran' en schoof halend de Golf van Biskaje binnen. Het water was onrustig en de Golf tegen een boze bui aan, waardoor kok Sjaak van der Ven nog sikkeneuriger werd. Jaren geleden had hij zich aan boord aangekondigd als: 'Ik ben Ome Jacques, de uienkok!', een kwalificatie die hij ruimschoots had waargemaakt en hem de bijnaam Ome Jakkes had bezorgd. Uien waren niet duur en goed te bewaren als je de scheuten en de kakkerlakken regelmatig te lijf ging en daarom had hofmeester Martin Kooistra er weinig moeite mee dat ze veelvuldig werden gebruikt, zolang het voedingscijfer maar laag bleef en ze kapitein Harings brede neusgaten niet uitkwamen. Met zijn vijfenvijftig jaren was Ome Jakkes de oudste aan boord. Aan zijn gerimpelde huid met de blauwe aderen die als grillige rivieren door een ruig bergland liepen, was te zien dat het leven hem niet ongemerkt voorbijgegaan was. Hofmeester Martin Kooistra die schuin tegenover de kombuis woonde, was de kok in alles de baas. Kooistra, een achtendertig jaren kalende man, ging prat op zijn VWO-opleiding, maar had nooit duidelijk gemaakt waarom hij daarmee was gaan varen. Kennelijk had hij daar zelf ook moeite mee. Hij was een kettingroker en de grove manier waarop hij soms tegen de kok uitviel, probeerde hij te compenseren door drank in diens richting te schuiven. De maatschappij verstrekte dagelijks een schoot-aan van één borrel welke men ook per drie weken per hele fles kon krijgen.
Dat betekende dat één fles volgens het boekje exact eenentwintig borrels zou bevatten maar volgens de hofmeester was dit krap bemeten. Hij had empirisch bepaald dat een moderne fles minstens drieëntwintig borrels bevatte en dat verklaarde de tekorten aan het eind van de reis. Oom Jakkes had dikwijls genoeg getracht zelf te tellen hoeveel borrels er uit één kruik geschonken konden worden, maar was altijd de tel kwijtgeraakt als de bodem in zicht kwam. Hij weigerde echter te geloven dat moderne flessen een andere literinhoud hadden. 'Waarschijnlijk hebben ze een andere ziel.' verduidelijkte Kooistra. 'Heb je wel eens van kleinzieligheid gehoord? Nou, dan kan je minder hebben. Dat is een generatieprobleem. Moderne mensen kunnen minder hebben, da's duidelijk. Zo'st met moderne flessen ook.' De kok keek hem ongelovig aan, maar de hofmeester schonk hem nog een borrel in en verklaarde dat er natuurlijk meer factoren in het spel waren, waaronder temperatuur, relatieve vochtigheid, soortelijk gewicht, en natuurlijk de lengte en breedte waarop de 'Aldebaran' zich bevond. Een liter was niet overal op aarde even zwaar. De aarde was immers niet rond maar ovaal. Aan boord had men dus te maken met veranderende zwaartekracht. Daar behoefde je Vening Meinesz of Einstein maar op na te slaan. Alles was relatief, zei de theorie. Maar zover behoefde je niet eens te gaan. Het vaste verband tussen volume, temperatuur en spanning was in de zeventiende eeuw door ene Boyle Gay Lussac al uitputtend aangetoond. No kidding! Gassen verdampten en alcohol was een soort gas. Wie een fles openmaakte en liet staan bemerkte dat de inhoud zienderogen verminderde. 'No kidding, indeed! zei de kok, zijn glaasje bijhoudend wat de hofmeester niet scheen op te merken. Daarna had de kok zich grommend in zijn ijzeren fort, de kombuis, teruggetrokken waar hij als een acrobaat tussen de potten en pannen jongleerde, in de wetenschap een beter leven te hebben verdiend.
Maar gelukkig had Ome Jakkes een vriend tussen de hoge druk, derde stuurman Hans Larsen, ofte wel Dokter King, die hem wel eens van de gevolgen van overspel afgeholpen had en sindsdien kon rekenen op een culinaire versnapering in de wachttrommel op de brug. Dat laatste was stuurman Markus ook bekend die de groeiende corpulentie van Larsen met lede ogen aanschouwde, omdat hij zelf in twintig jaar varen geen onsje aangekomen was en het bovendien verwijfd vond. Toen hij halverwege Biskaje constateerde dat de kok bij Dokter King een borrel zat te drinken, besefte hij dat dit vanavond zou resulteren in 'n aantal lekkernijen in de wachttrommel. 'Dokter King.' zei de kok. 'Ik roddel niet graag maar als het zó doorgaat, zitten er binnenkort veertig borrels in een fles en moeten wij daar veertig dagen mee doen en dat gaat natuurlijk niet. Dat is asociaal!' Dokter King knikte begrijpend. 'Ik ga er wat aan doen, Ome Sjaak.' zei hij beminnelijk maar afwezig, omdat hij nu het warmer werd dag en nacht nadacht over het vrouwtje dat hij in Buenos Aires wist te zitten en hem regelmatig een natte droom bezorgde. 'Ik zal er de dienstvoorschriften eens op naslaan, anders praat ik wel eens met Markus, ouwe reus. Moet je er nog een?' Het gevolg was dat de kok met een aanzienlijk beter humeur in zijn heiligdom terugkeerde en de poolshoogte nemende Kooistra met hautain gesnuif de kombuis uitkeek. Die avond loerde stuurman Markus vluchtig in de wachttrommel en constateerde tot zijn genoegen dat het ditmaal weer eens raak was; de kok had een paar pasteitjes en kroketten gefabriceerd die een fluitende Dokter King tegen 22 uur tijdens het navigeren met smaak katjefrik zou maken. Nou, dat kon ie dan wel vergeten! Markus wist het bakwerk ongezien in een opgerolde kaart naar zijn hut te transporteren waar hij met zijn scheermes de lekkernijen opereerde, de inhoud zelf met smaak verorberde en van een aangepaste vulling van sambal, mosterd, peper en scheerzeep voorzag.
Ook de teerzeep die de maatschappij op ruime schaal verstrekte in de veronderstelling dat dit een wondermiddel was tegen rode hond, mariniers- of atletenvoeten, okselodeur of geslachtsziekten, bleek wonderwel te passen in de gapende buik van een pasteitje. De kok had zijn stinkende best gedaan, constateerde Markus, de lippen en de vingers aflikkend; alleen jammer dat er geen ritssluiting in zat. Nu moest hij het baksel met een pincet en paneermeel zodanig bewerken dat de grofste sporen van inbraak waren uitgewist. Maar gelukkig was het schemerig in de kaartenkamer toen hij de gestolen voorwerpen terugbracht, de kaart weer in de lade schoof en groetend verdween. Larsen had het tijdens de wacht niet bepaald druk. Uitkijken en schepen tellen. De 'Aldebaran' naderde de Portugese Noord, rondde Kaap Finisterre zeer ruim en had weinig moeite met de oplopers en tegenliggers. Ze vormden geen nautisch probleem voor de trage 'Aldebaran' die als een meeuwtje op het water lag en de deining met groot gemak en ervaring verwerkte. Daarom vond Larsen het wel geschikt dat marconist Martin Voorthuysen na zijn laatste radiowacht op de brug bij de geachte Dokter King op consult kwam. Dat gebeurde wel meer en liep vaak uit tot ver na de wacht. Larsen en Voorthuysen waren goede vrienden. Dikwijls stapte Larsen op zijn beurt de kleine radiohut binnen om mee te luisteren naar de onophoudelijke stroom morsetekens die vanuit allerlei landen via luidspreker of hoofdtelefoon op de 'Aldebaran' binnenvielen. Voorthuysen was tweeëntwintig jaar oud en maakte zijn tweede reis op de 'Aldebaran' nadat hij op een passagiersschip had gevaren. Hij was brildragend waarom hij geen stuurman kon worden, maar had een zelfstandige baan aan boord.
In feite had hij alleen met de kapitein te maken. Mede door zijn werk en de inhoud van allerlei vertrouwelijke telegrammen was zijn positie die van een betrekkelijke buitenstaander aan wie iedereen wel het een en ander kwijt kon. Dit bracht hem dicht bij de positie van Dokter King aan boord. Ze begrepen elkaar uitstekend. Nadat ze de inhoud van' de Oceaanpost' hadden besproken die Voorthuysen net in morse van Scheveningen Radio had opgenomen en uitgewerkt, vroeg Larsen hem of hij trek had in een lekkernij. 'Heb je 't weer versierd bij de kok?' meesmuilde Voorthuysen. 'Ik snap niet hoe je dat doet. Je hebt na zes weken pas recht op elkaar.' 'Kwestie van relaties,' zei Dokter King. 'Kijk maar even in de wachttrommel en vis er wat uit voor ons tweeën. Ik lust nog wel koffie ook.' Voorthuysen liep de kaartenkamer in en opende de trommel. Het speeksel liep hem meteen in de mond. Ome Jakkes had een paar kunstwerken gewrocht die hem wel aanstonden. Omdat hij na zessen niets meer gegeten had, stopte hij een kroket achter in de keel want hij had trek. Dokter King, die hem in het stuurhuis hoorde rochelen, kwam de kaartenkamer inhollen en trof een blauw aanlopende en sambal spuwende marconist aan die tranen van ellende in de ogen had. Ook dokter King liep blauw aan, maar dan van het lachen en had vrij veel moeite Voorthuysen van zijn onschuld te overtuigen. Samen openden ze de rest van de pasteitjes en kroketten, waardoor de waarheid steeds meer aan het licht kwam. Dokter King verdacht Ome Jakkes totaal niet, maar begreep wel in welke richting hij het zou moeten zoeken. Hij hoefde maar op de vloer van de kaartenkamer te stampen en de man zou wakker worden, áls Markus tenminste al sliep en zich niet te kooi lag te verkneukelen. Dokter King steeg aan boord aanzienlijk in achting, maar Voorthuysen keek dagenlang of hij de inhoud van een belangrijk telegram had gemist. _________________ Old sailors never died |
|
Terug naar boven |
|
|
Willem Visser Site Admin
Geregistreerd op: 12 Mei 2022 Berichten: 4697 Woonplaats: Amsterdam
|
Geplaatst: 10 Dec 2024 16:34:26 Onderwerp: |
|
|
De haai van de bootsman
De zon won geleidelijk aan kracht. In de vroege morgen kwam ze fris en bleek gewassen uit zee kruipen en ging er 's avonds weer bloedrood in onder na een zinderende dag boven de dekken van de trage 'Aldebaran'. Ook stuurmansleerling Chrissie Maree die ergens tussen de stuurlui en de matrozen in hing, was door bootsman Janus Stobbe bij luik twee op het voorschip aan het bikken gezet en had de kracht van de onbarmhartige zon aan den lijve gevoeld. Het getik van de bikhamers hing, begeleid door een lichte roestwolk, de hele dag over het voorschip maar stopte in de achtermiddag toen er werd geveegd en geverfd. Er kroop een steeds groter wordende menievlek van het voorschip vandaan in de richting van de midscheeps. 'Schaften!' riep de bootsman tegen vijven vanaf het sloependek en de hele meute zakte na zich gewassen te hebben moe en verdoofd van de herrie in de messroom neer. Chrissie voelde zich hier wel thuis. Hij genoot de eer vlak naast de bootsman aan tafel te mogen zitten, schuin tegenover de timmerman die Frank Lelyveld heette; een nogal singuliere figuur van even vijfendertig die kennelijk iets tegen koks en hofmeesters had en nooit naliet zijn afkeuring over de kookkunst van de kok te laten blijven. Hij rook regelmatig aan de opsnit, vond de soep te dun of te koud, rotziektede over het lauwe ijswater tegen de messroombediende en proefde aan de koffie met een gezicht of hij vergiftigd werd. Ditmaal beweerde hij dat de vis op zijn bord meer vaardagen had dan de hele bemanning bij elkaar, maar Stobbe zei: 'Je bent kennelijk niet veel gewend, Freek. Ik heb de tijd nog meegemaakt van zoute groenten en zout vlees.
Zelfs blikken hadden we nog niet en van vitaminen hadden ze bij de rederij nog minder verstand dan een moeder overste van een tros splitsen!' 'Hoe oud ben je nou, Janus?' kwam de timmerman, maar de bootsman negeerde hem. 'Je voer je eigen proviand mee,' ging hij verder. 'je scharrelde in de havens onderweg zelf wat extra's bij elkaar, anders gingen je kiezen los in je gezicht zitten.' Chrissie hing aan zijn lippen. 'Man!' zei de bootsman met een twinkeling in zijn ogen. Ik herinner me nog een reis tijdens de crisisjaren rond de Kaap. We waren op thuisreis en konden het woord zoute spek niet meer horen. En toen kwam er ook nog zo'n groot kreng van een rooie haai achter ons schip aanzwemmen! Z'n vinnen waren knalrood en zijn bek was nog groter dan die van de tweede stuurman!' Er werd gelachen aan tafel, maar Chrissie wilde weten wat een grote rooie haai achter een schip dan wel betekende. 'Dat betekent ongeluk, zwaar ongeluk, leerling, ' verduidelijkte de bootsman. 'Er is maar één manier om het onheil af te wenden. Je mot het kreng zien te vangen en doodmaken.' 'Daar heb ik nog nooit van gehoord.' zei de timmerman. '0 nee?' zei een van de matrozen. 'Nooit van een Jonas aan boord gehoord of van een albatros schieten?' 'Gelijk heb je,' nam de bootsman het gesprek weer over. 'Net zo iets. Maar in ons geval bleef het beest in het kielzog hangen of het een log aan een touwtje was. 's Nachts zagen we die vinnen als flitsende messen door het water schieten. Twee strepen schuim die achter het schip aan zigzagden. Angstig gewoon. Ik ben niet zo gauw bang, maar als ik dáár nog aan denk!...' 'Nou, en wat deden jullie om 'm te vangen?' viste Chrissie. 'Wel, we sloegen een stuk van dat zoute spek aan een haak en probeerden die loereworst dagenlang te pakken te krijgen.
Het hele schip deed er aan mee. We losten mekander af, weet je. Allemaal een torn achter de wacht aan. Het was dienst. De Ouwe wilde niet stoppen. Die was nog schijteriger dan wij allemaal bij elkaar. Had het al een keer meegemaakt, zei ie.' 'Beet die haai dan niet. boots.' vroeg Chrissie. 'Bijten? In dat spek? Mot je gelóven! Hij rook er effe aan, draaide zich op de buik en nam met lange tanden een klein hapje. Dan zwom ie weg of ie zwaar geschrokken was.' 'Was dat spek dan zo slecht. boots?' 'Kennelijk wel, als een haai het zelfs niet wil vreten, Chrissie. Maar er stak natuurlijk meer achter, dat voel je wel. Dat voelden we allemaal donders goed. Soms keken we mekander even van opzij aan. Wie zou het worden?, dachten we.' 'Verwachtten jullie dan een dooie?' 'Een rooie haai achter je schip betekent inderdaad dat er iemand aan boord de pijp uit moet, Chrissie.' 'Nooit van gehoord.' zei de timmerman weer. 'Kan wel. je had in die dagen nog geen radio,' antwoordde de bootsman. 'Nou ja, het ging goed op onze zenuwen werken. We stonden maar te vissen op de poop en staarden omlaag naar het wachtende monster. Ik had 'm al een paar roosterbaren en keggen naar de kop gesmeten maar het leek wel of ie erom grijnsde met die rijen blinkendwitte tanden.' 'Je bakt ze weer bruin' zei de timmerman hoofdschuddend. 'En nou hadden we een tweede stuurman aan boord die nogal stil van aard was. Zo'n binnenvetter. Die begon als een gekooide leeuw over de brug heen en weer te lopen en mompelde steeds: 'Mijn schuld!' Mijn schuld!? Dat heb je met dat soort figuren. Die worden loco.' 'Loco?' 'Ja, dat betekent mataglap of het gekke oog. Zorg dat je die nooit krijgt, Chrissie. Da's erger dan een mooie vrouw in de Katwijkse kerk en een dominee die over de zonde preekt.'
'Jajaja, en toen, bootsman?' 'Die tweede stuurman dan, hè, die stille jongen. Stond op een keer op van de zenuwen te vissen. Hield het niet meer uit. Hing over de reling aan het vistouw en had de lijn om zijn hand gewikkeld toen dat kreng toehapte. Ploemp! Zo in het kielzog! Als ik dáár nog aan terugdenk!' 'Jullie stopten de machine zeker?' opperde Chrissie gespannen. 'Ja, dat wel, maar het duurde een hele tijd voor we weer rond waren en wij intussen maar kijken! We zagen de stuurman drijven, eerst in het kielzog, toen aan bakboord en daarna aan stuurboord. Tenslotte werd er recht vooruit een gevecht op leven en dood geleverd. Geloof me, de zee was wit van het schuim en rood van het bloed. We gooiden met alles wat we voor handen hadden, maar het mocht niet meer baten. Het was gebeurd met de koopman.' 'Opgevreten?' vroeg Chrissie ademloos. 'Ja' zei de bootsman, zijn neus snuitend. 'Was ie getrouwd, bootsman?' 'Wie? Die haai?' 'Nee, die tweede stuurman natuurlijk.' 'Nee, toen nog niet. Nu heeft ie vier kinderen.' zei de bootsman. 'Maar, hoe kán dat nou!' bracht Chrissie uit. 'Hij vaart als kapitein,' antwoordde de bootsman van achter zijn rode zakdoek. 'Ik zei je toch dat we aan boord barstten van de honger, Chrissie. Echt, er was niks meer van die haai over!' _________________ Old sailors never died |
|
Terug naar boven |
|
|
|
Geplaatst: 10 Dec 2024 16:34:26 Onderwerp: |
|
|
|
|
Terug naar boven |
|
|
|
|
Je mag geen nieuwe onderwerpen plaatsen in dit subforum Je mag geen reacties plaatsen in dit subforum Je mag je berichten niet bewerken in dit subforum Je mag je berichten niet verwijderen in dit subforum Je mag niet stemmen in polls in dit subforum
|
|