|
KROONVAARDERSKNSM scheepvaart
|
Vorige onderwerp :: Volgende onderwerp |
Auteur |
Bericht |
Willem Visser Site Admin
Geregistreerd op: 12 Mei 2022 Berichten: 4613 Woonplaats: Amsterdam
|
Geplaatst: 21 Feb 2023 11:11:02 Onderwerp: AFTER SAILING NEXT DAY |
|
|
WAAR GEBEURDE VERHALEN VAN RON SWAAB ©
Sjaakie in de chocoladefabriek...
Bij de ontmoeting op 7 mei 2006 tijdens het vaartochtje die door Rinus was georganiseerd, raakte ik met Willem Visser en Frans zo’n beetje in gesprek over van alles en nog wat. De vraag werd ook gesteld: waarom ben jij toen met varen opgehouden? Op dat moment stond ik sprakeloos en dat ben ik echt niet zo vlug. Ik antwoordde dat ik toen met een meissie verkering had............. Maar ik heb de laatste week alles maar even aan de binnenkant van m’n ogen de revue laten passeren. Goh, hoe zat dat nou ook allemaal weer in mekaar??? Ik ben toentertijd gaan varen, omdat ik op school (LTS)2 keer in de zelfde klas was blijven zitten. Ja mevrouw, zei de klassenleraar tegen m’n moeder: hij is nog zo speels he, hij kan het best wel maar hij verdomd het gewoon............. Nou, daar was alles mee gezegd, en daar stond m’n moeder dan. En nu, was de vraag van Ma aan mij? Ik wil varen ,hetzelfde als die ouwe doet, antwoordde ik. Nou jongen, zet jij dat maar uit je koppie, je ziet wat daar van terecht komt........ Aangezien mijn moeder al geruime tijd van Pa gescheiden was, omdat hij er een paar bijvrouwen er op na hield en tot overmaat van ramp nog wel eens de Groenburgwal moest opzoeken, omdat meneer wat opgelopen had op de vaart, wilde mijn moeder niet dat ik in zijn voetsporen zou treden................ Pa blokkeerde ook de maandbrief naar huis, waardoor dat ouwe mens met 2 koters zonder poen zat. Ma ging zelf aan het werk in de wasserette en in de schoonmaak, een hele opgave in die tijd. Als ik alle dagen bij elkaar optel dat m’n vader bij ons thuis het vlees aansneed (wie is toch die man) kom ik misschien op totaal 1 jaar, dat ik de beste man heb gekend.... Hij had voor dat ie ging varen in Korea gevochten als vrijwilliger in het leger en daar is toch wel een steekje bij losgeraakt. Dus mijn antwoord dat ik wilde varen, viel bij Ma niet in goeie aarde. Nee jongen zei m’n moeder, we gaan wel een baantje op de wal voor je zoeken, dat lijkt me veel beter.
Ik moest gaan solliciteren bij de Post, als leerling besteller. Ik zag het al voor me, dan ga ik van gleuf naar gleuf, bijna hetzelfde als Pa doet, he ma?
Deze vrolijke opmerking van mij werd beloond met een flinke klap voor m’n kop door ma. Nou ,ik gesolliciteerd en ik werd aangenomen. Ik kreeg m’n uniform en kon 4 dagen werken en 1 dag naar school, omdat de leerplicht wet dat voorschotelde. Ik moest op de Oosterdokskade brieven gaan sorteren en postzakken leeggooien. Bij elke bak post die je van de lopende band pakte en moest sorteren zat onderin een bewijs, dat je einde van de dag moest inleveren zodat ze konden zien wat je gedaan had. Nou, ik pakte wel de bakken van de band, haalde het bonnetje eruit en zette de volle bak weer terug op de band. Zo had ik de tijd om deze fabriek eens nader te bestuderen. Door het hele pand liep hoog in de lucht een grote geleide rails waar alle postzakken naar hun plaats in het postkantoor gebracht werden. Ik was toentertijd een dreumes van 1.60m en woog denk in nog geen 55kilo. Ik ging naar het punt toe waar die zakken aan de haak werden gehangen en ging meeliften door de hele fabriek, prachtig was dat. Toen kwam ik door de afdeling waar m’n leeftijdsgenoten en collega’s aan het sorteren waren. Ik schreeuwde van hoog uit de lucht hun namen, maar ze konden me niet traceren, ik lag helemaal in een deuk en besloot dat dit m’ n dagelijkse uitje werd. Na 3 maanden mijn proeftijd te hebben gehad moest Ma bij de man van personeelszaken komen. Ach ja mevrouw zei deze man, het is een hele lieve jongen hoor, maar hij is nog zo speels he? Hij wilde mij even met m’n moeder opzoeken op m’n werkplek maar daar was ik niet aanwezig. Op dat moment was ik met mijn dagelijkse vlucht bezig door de fabriek. En verdomd wie zie ik daar.......... ??? MA........MA, ik zie het oude mens nog in de rondte kijken met die kerel van personeelszaken. Ja hierzo, riep ik, hierboven kijk dan. Nou, dat bedoel ik dus zei die vent, hij is nog zo speels..... Nadat ik m’n uniform had ingeleverd en afscheid van m’n collega’s had genomen gingen we op weg naar huis.
Wat moet ik nou met je aan jongen vroeg ma? Ik wil varen was het steevaste antwoord. Aangezien er geen andere oplossing was, zwichtte m’n moeder eindelijk voor me. Nou vooruit dan maar, zei ma. Maar als ik zie dat als je na de eerste reis veranderd bent in je nadeel, kom je nooit meer weg. Nou, meteen het monsterboekje bij de Droogbak gehaald en naar Dhr.Burger van de KNSM. Dag mevrouw Swaab zei Dhr. Mertens die daar ook aanwezig was en waar mijn vader zich altijd bij moest aanmonsteren. Krijgen we een nieuwe telg uit de familie erbij? Nou ,het is wel een kleintje he? Waarop ma antwoordde dat ze hoopte dat ik niet in de voetsporen zou treden van Swaab sr. Nou zei Dhr Burger ,dat zal wel loslopen waarop hij mij een knipoog gaf. Ik was ingeschreven en zou een telegram ontvangen wanneer er een bootje voor me was. Of ik tot die tijd wou bijwerken op de wal? Oke, graag want ik had geen spie op zak en ik zou toch een paar dingen moeten kopen voor m’n eerste reis. Ik moest me de volgende dag melden in het kabelgat alwaar ik een week of twee ontelbare sluitingen en spanschroeven weer gangbaar moest maken en ontelbare kiezen moest losbouten van de verroeste sjorkabels. Na twee weken kwam een telegram van de KNSM, dat ik moest aanmonsteren op de Diogenes. Mijn hart klopte tweemaal zo snel, nou gaat het gebeuren, eindelijk. Na alle formaliteiten te hebben gehad en spullen te hebben besteld ,waspoeder e.d. (ik rookte nog niet) ging ik thuis maar eens kijken waar Chili lag, het doel van de reis. Eenmaal aan boord werd mij door de bootsman(Christiaans) de hut gewezen die ik deelde met een andere bakzeun, een grote vent in mijn ogen, Harry Groenewegen uit Den Haag. Hij stelde zich voor als de Bolle, want zo noemden ze hem allemaal zei ie. Na afscheid van m’n moeder te hebben genomen waarbij het, kijk je wel uit jongen, meermalen op m’n hart werd gedrukt, voeren we eindelijk uit. Deze reis en de daaropvolgende reizen vertel ik een andere topic.
Na een vaartijd van zo’n 4 jaar ben ik in mijn kustreis verlof een beetje met een koppelbaas in aanraking gekomen die veel werk had bij het nieuw aan te leggen metrostation Weesperplein. Ik verdiende als opperman 125 piek per dag, wat in die tijd een astronomisch bedrag was voor een jochie van krap 20 jaar en alleen de karige gage van de vaart gewend was. Dat was in feite de reden dat ik er jammer genoeg mee ben genokt. Aangezien mijn vaartijd te kort was moest ik later in militaire dienst, maar dat is een verhaal op zich en dat horen jullie later in deze topic nog wel. _________________ Old sailors never died
Laatst aangepast door Willem Visser op 11 Mrt 2023 23:04:28; in totaal 2 keer bewerkt |
|
Terug naar boven |
|
|
|
Geplaatst: 21 Feb 2023 11:11:02 Onderwerp: |
|
|
|
|
Terug naar boven |
|
|
Willem Visser Site Admin
Geregistreerd op: 12 Mei 2022 Berichten: 4613 Woonplaats: Amsterdam
|
Geplaatst: 21 Feb 2023 11:33:38 Onderwerp: |
|
|
Opperman.........!?
Ik had verkering met de dochter van de kastelein (Marga), alwaar ik in mijn kustreis verlof altijd over de vloer kwam, cafe Wampie in de Wijtenbachstraat. (toevallig naast het postkantoor.) In die tijd had ik altijd wel centen op zak, aangezien ik mijn overtollige verlof dagen liet uitbetalen. Daar kwam ook altijd een man over de vloer, die in een grote Mercedes reed, rondjes aan de bar gaf en elke vrijdag met een stapel loonzakjes binnen kwam voor zijn personeel. Het bleek een oom van Marga te zijn en ik kwam met hem in gesprek tijdens het nuttigen van enige alcoholische versnaperingen, want dat had ik wel goed geleerd aan boord. Ome Henk Schreurs bleek nog wel een paar koppen te kunnen gebruiken en als ik wilde kon ik maandag beginnen als opperman. Oké dan, zo gezegd zo gedaan. Toen ik thuis kwam zei ik tegen m’n moeder, ma ik ga aan de wal aan het werk en ik moet maandagmorgen mezelf melden bij de keet op het Weesperplein. Wat voor werk moet je daar dan doen vroeg ma? Nou, die ome Henk zei dat ik gelijk als opperman mocht beginnen, zeker omdat het familie van Marga is. Tjonge zei ma, kom je misschien toch nog goed terecht, je mag wel een nette broek aandoen.
Ja, ik dacht dat opperman hetzelfde iets was als een bootsman, dus leider van de groep of iets dergelijks. Ik die zaterdag nog naar kledingzaak ’Holzhaus’ op de Dappermarkt (was een dure zaak) een nieuwe broek en overhemd met een mooi colbertje gekocht, want ik moest toch bij ome Henk netjes voor de dag komen. Die maandag om 6 uur op het fietsje naar het werk, maar er stonden daar verschillende keten. Ik loop de eerste de beste keet in waar allemaal werkmensen in overals zaten en ik vroeg naar ome Henk Schreurs. Nou mijnheer zei een man tegen mij, hij heeft een vergadering in de uitvoerderskeet en wees mij de weg. Tjonge jonge, dacht ik, hij zei mijnheer tegen me, dat heeft nog nooit iemand tegen me gezegd. Ik trok mijn colbertje nog eens goed en stapte de uitvoerders keet binnen met een ‘goedemorgen heren’ en waar gelijk het gesprek verstomde. Een stuk of vijf grote kerels staarden me aan, waaronder ome Henk. He Ron, wat zie jij er mooi uit, moet je afdansen? Die andere vent vroeg aan ome Henk wat ik kwam doen, waarop deze antwoordde dat ik een nieuwe opperman was en gillend van het lachen zich in zijn stoel liet vallen. Ik begreep er niets van en vroeg hem waar mijn mensen waren en wat de bedoeling was wat er vandaag moest gebeuren. Jou mensen, herhaalde ome Henk, die zitten in die keet hier op de hoek. Ga jij daar alvast naar toe dan zie je me zo wel. Wat was dat nou weer dacht ik, krijg ik niet eens een bakkie koffie?
Nou, ik naar dezelfde keet waar ik al eerder de weg had gevraagd. kon u het niet vinden werd er gevraagd? Ja hoor, maar ik moest hier naar toe van ome Henk, hij komt er zo aan. En wie bent u vroeg de man? Nou zei ik, ome Henk heeft mij aangenomen als opperman zei ik niet zonder enige trots. Al die gasten in de keet lagen helemaal dubbel van het lachen en ik stond er een beetje verbaasd bij. Toen kwam ome Henk binnen en gaf iedereen z’n opdracht voor die dag. Toen ik als enige nog over was, vroeg ik wat voor mij de bedoeling was als opperman, aangezien al mijn personeel weg was. Ome Henk nam mij mee naar buiten en vroeg: zie je die grote berg met houten balken en schotten? Ja ome Henk, zei ik. Nou, hier heb je een hamer en een koevoet en zorg dat alles spijkervrij wordt, er komt straks nog een jongen om je te helpen. ik zie je vanmiddag na het werk wel in de kroeg, zei hij en verdween in z’n auto. Ii draaide me om en keek naar die gigantische berg hout,en naar de hamer en koevoet. Bij de eerste de beste balk die ik van de stapel pakte bleef ik met m’n mooie broek al achter een paar nagels hangen, die een paar prachtige scheuren achter lieten. Toen kwam er een andere man aan die zich voorstelde als Loek. He Ron, waar is Henk naar toe vroeg hij? Die is al pleite zei ik.
Oh, dat komt mooi uit zei ie, dan kunnen wij mooi een bakkie gaan doen om de hoek in het Silton hotel, wat een asociaal jeugd hotel bleek te zijn. Loek bestelde een biertje en ik sloot me daar maar bij aan, want ik was nu ook landrot en moest me maar leren aanpassen. ik vertelde loek mijn verhaal van deze ochtend en hij moest daar ook wel om lachen, hij gaf me ook een overall en vertelde mij de spelregels van het werk aan de wal. Het werk is zwart betaald, dus elke dag is er een. Zorg ervoor dat er genoeg werk overblijft zodat je de volgende dag weer terug besteld wordt. Zie je een baas, dan gooi je een balk op je schouder en loopt maar ergens naar toe, dat is zichtwerk zei Loek. Nou, dat vond ik maar allemaal raar, aangezien ik aan boord altijd mezelf het apelazarus had moeten werken voor een paar rot centen en hier voor veel geld m’n porem maar moest drukken om genoeg werk over te laten voor de volgende dag. Na een paar bakkies gedronken te hebben, keerden we weer terug naar het werk.
Het metrostation in aanbouw had verschillende toegangstunnels, dus niemand wist waar wie was. na twintig balken spijkervrij te hebben gemaakt vond Loek het alweer tijd voor het Silton hotel, dus wij op weg. Toen zagen we plots de wagen van Henk het terrein op rijden. pak een balk zei Loek. Wij met een balk op onze schouder voorbij ome Henk lopen, waarop deze zegt, he jongens wel rustig aan hoor, anders is het werk zo vlug op. Nou, toen begreep ik wel hoe het elkaar zat. Ome Henk pakte geld per geleverde kop, hoe meer koppen hoe meer geld. Ik heb daar maanden gelopen (en gezopen) tot een ieders tevredenheid. Als je maar niet te veel deed, was het wel goed. Dit was mijn eerste kennismaking met het leven aan de wal, maar er zouden nog diverse beroepen op mijn pad komen, waar ik toen nog geen weet van had wat het leven zou brengen.....!! _________________ Old sailors never died |
|
Terug naar boven |
|
|
Willem Visser Site Admin
Geregistreerd op: 12 Mei 2022 Berichten: 4613 Woonplaats: Amsterdam
|
Geplaatst: 21 Feb 2023 12:10:30 Onderwerp: |
|
|
Voor volk en vaderland
Ik heb een mooie tijd bij ome Henk meegemaakt, diverse klussen op diverse locaties, zoals standbouwer in de RAI. Maar op gegeven ogenblik werd ik opgeroepen voor de militaire dienst. Dat kwam omdat ik niet mijn 5 jaar termijn had afgemaakt waardoor je buitengewoon dienstplichtig zou worden. Nou, de keuring rende ik gewoon doorheen, dus ze konden mij wel gebruiken. De avond voordat ik mij in Utrecht in de kromhout kazerne moest melden, had ome Henk een afscheidsfeest voor mij georganiseerd in de kroeg van mijn schoonvader, (later zou ik met Marga het huwelijks bootje ingaan) een prachtig feest met alles erop en eraan. Ik was ‘s morgens met een flinke kater aangekomen in de kazerne waar ik me met m’n briefje melde bij het betreffende onderdeel. Aangezien ik op de lts als automonteur was opgeleid, dachten ze dat ik wel bij de technische dienst zou passen. De kleding werd bij de foerier opgehaald en onze slaapzaal werd gewezen. Het viel mij direct al op dat al die sergantjes en korporaaltjes zo stonden te schreeuwen als ze tegen je spraken. Vooral de rrrrr konden ze zo vreemd uitkramen. Marrrrrrrs en links rrrrechts konden ze op zo’n vreemde manier brengen. Het waren allemaal mannetjes die zo bij moeders pap pot vandaan waren getrokken en die zouden van deze groentjes wel eens echte kerels maken.
Ik vond het allemaal wel goed en vroeg hoe laat wij naar huis mochten, aangezien ik met de auto was en het maar een half uurtje rijden was naar Amsterdam. Wat zeg je daar, blaatsde mijn sergeant mij toe, heb je nu al heimwee dwerg? Het was maar gewoon een vraagje hoor jongen zei ik. Zo rood als een kreeft schreeuwde hij me toe dat hij geen jongen was maar serrrrrgeant en of ik dat maar even goed in mijn oren wilde knopen anders wachtte mij een rapport cc. Nou, ik dorst niet te vragen wat dat inhield, want de beste man was al zeer opgewonden. We moesten in ieder geval de eerste week op de kazerne verblijven en daarna zouden we het wel zien. Ik had kennis gemaakt met een Hagenees genaamd Kees Raats, een aardige gozer en helemaal gek van auto's vandaar dat hij automonteur was geworden. We mochten niet naar huis dus besloten we eind van de eerste dag in Utrecht de bloemetjes buiten te gaan zetten. Een hele gezellige avond/nacht met Kees gehad en de taxi zette ons lazarus voor de poort af waar wij ons melden bij de wacht. Wij toonden ons militair paspoort aan de dienstdoende sergeant van de wacht. Jullie hadden al om 10 uurrr binnen moeten zijn blafte hij ons toe. Waarop Kees en ik in een slappe lach raakten. (ik had Kees ‘s middags al opmerkzaam gemaakt over de aparte uitspraak van die lui) Ja mijnheerrrr zei ik, maarrrr we zijn de tijd verrrgeten. We lagen helemaal krom van de gein, maar dat kon die vent niet hebben. Morgen rrrrrrrrapport cc blafte hij ons toe, ik heb jullie namen genoteerd en nu naar je zaal. Eenmaal op de zaal aangekomen, het licht aangedaan en zingend ons eigen uitkledend, wordt de rest van het spul wakker(8 man) hè doen jullie een beetje stil zeg, wij willen slapen. Nou, wij ook ons kooi in en lekker in coma leggen.
De volgende morgen zijn we door het belsignaal heen geslapen en de rest van die gasten vonden het niet nodig om ons te porren. Iedereen stond netjes voor z’n opgemaakte bed in de houding toen de sergeant binnen kwam. Geef acht, schreeuwde hij. Nou dat kon wel kloppen, want acht boys stonden in de houding en twee lagen nog in hun nest. We waren niet wakker te krijgen en de sergeant dacht grappig te zijn door een beker water in je treiter te gooien. Errruit, errruit blafte hij. Nou dat water had wel geholpen en ik stond naast m’n kooi en Kees ook. Ik zeg tegen Kees: hij begint alweerrr, waarop we tranen huilden van het lachen. Het lachen zal jullie vlug vergaan zei die staaf, over 5 minuten melden op rrrrrapport cc, wat inhield dat we bij de compagnies commandant op het matje moesten komen. Voordat we daar naar toe gingen fluisterde ik bij het dienstplichtig sergantje in het oor dat het watergrapje maar geleend was en gaf hem een vette knipoog. Bij de commandant aangekomen werden we binnengeroepen door deze man. Hij vroeg wat er gebeurt was die nacht en ik vertelde hem van ons uitje. Hij kon er wel om lachen en raadde ons aan om hier de twee-maandse opleiding gewoon rustig te volgen, want later bij de parate hap zouden we veel vrijer zijn. Na aanleiding van mijn Amsterdams accent vroeg hij waar ik woonde, aangezien hij in Amsterdam geboren was. Zo kwam ik in een amicaal gesprek verwikkeld en vertelde hem over mijn KNSM tijd, en over Zuid-Amerika. Prachtig vond hij het en vroeg zichzelf af waarom ik bij het leger zat en niet bij de marine. Zal wel een computerfoutje zijn geweest zei ik. We namen afscheid en hij hoopte ons niet meer op rapport te zien. De opleiding zelf was een peuleschil, aangezien Kees alle onderdelen twee keer deed, 1 keer voor hem en 1 keer voor mij.
Die jongen was echt een specialist en dit was peanuts voor hem. Wij waren in twee weken met onze opleiding klaar en konden zodoende meer vrije tijd aan het bar gebeuren besteden, 25 cent voor een biertje en 20 cent voor een borrel in de kazerne bar. Na 1 van deze bezoeken liepen we naar onze zaal toe en passeerden we de kamer van ons sergantje. Ik zeg tegen Kees: hij heeft eigenlijk nog wat te goed he? Waarop Kees gelijk de brandslang begon uit te rollen en ik de kamerdeur van onze vriend open trapte. Kees spoot die gozer zo onder z’n dekens vandaan. Hij schelden en vloeken en wij lekker naar de zaal. binnen 30 minuten werden we gearresteerd door de marechaussee en afgevoerd achter de wacht, alwaar we de nacht moesten doorbrengen. Moe en voldaan vielen we in slaap, om de volgende morgen weer op rapport cc te moeten komen. deze keer keek hij mij bedrukter aan dan de vorige keer. Jongens wat flikken jullie me nou weer? Ja, ik weet dat het een rotjoch is, maar wat jullie nu hebben gedaan, daar moet ik jullie voor naar de militaire rechtbank sturen. Ik ga wel met hem praten, of hij z’n aanklacht wil intrekken. Dat heeft hij later ook gedaan en het liep af met een sisser. Later toen we naar de parate hap in Seedorff (Duitsland) gingen hebben we voor die ouwe pikant een dure fles whisky gekocht en hem bedankt voor het matsen. Dat stelde hij zeer op prijs. _________________ Old sailors never died |
|
Terug naar boven |
|
|
Willem Visser Site Admin
Geregistreerd op: 12 Mei 2022 Berichten: 4613 Woonplaats: Amsterdam
|
Geplaatst: 22 Feb 2023 20:53:20 Onderwerp: |
|
|
Bij de parate hap in mofrika........
Na de twee maanden opleiding als vrachtwagenmonteur konden we kiezen of we in Nederland bleven of naar een basis in Duitsland. In die tijd was uitzending naar Suriname net afgelopen en dat vond ik wel jammer, want die litertjes Parbo bier gingen er bij mij er altijd wel in. Bij gebrek aan beter koos ik er voor om naar mofrika te gaan, mede omdat de soldij ongeveer 250 piek meer was als dat je in Nederland bleef. Kees, m’n gabber waar ik mee in Utrecht zat ging met me mee. De eerste keer dat we daar naar toe moesten, was het verplicht om met een speciale bus van het leger mee te reizen en de opvolgende keren konden we met eigen vervoer gaan. Tevens was het verplicht om in je uniform te reizen inclusief de baret. Ik had voor onderweg een fles jonge borrel en een fles cola voor ons meegenomen en die smaakte goed en het enige wat er over was na de rit was een halve fles cola.
Eenmaal aangekomen bij de legerplaats Seedorff werd iedereen bij zijn onderdeel afgezet. Wij gingen naar de Bevo compagnie. We melden ons om zes uur ‘s avonds bij de dienstdoende sergeant. Hij begroete ons zeer vriendelijk en bracht ons naar een 4 persoonskamer op de eerste en tevens de bovenste verdieping. Zo mannen zei hij, gaan jullie maar eerst even een biertje doen in de compiesbar, want de jongens verwachten jullie al.
Het bleek dat in Seedorf 20 verschillende compagnieën waren en tevens had iedere compagnie een bar in het gebouw. 20 kroegen op 2 vierkante kilometer, ik dacht dat ik droomde. Nou Kees, zei ik, hier kunnen we ons lol op. Wij naar onze bar in het gebouw, je hoorde al van verre de muziek spelen. Bij onze binnenkomst werd er meteen gejoeld en gekrijst: bolletjes, bolletjes.........zuipe, zuipe. Aangezien wij in ons nette uniform liepen met ons baret op ons kop, bleek later dat je meteen herkend werd als een nieuwkomer. De nieuwe baret stond nog bol op je kop, daarom heette je bolletje. Later wordt door het getrek aan 1 kant de baret zoals die hoort te zijn, hangend tot op je oor. Aangezien we in de bus al een lekker borreltje hadden gedronken, lusten wij er nog wel eentje. Er werd ons door de heren ouwe stompen (zwaaien binnen 6 weken af) ieder een meter bier opgedrongen, onder het bevel van: he bol en nu zuipen. Kees en ik gaven mekaar een knipoog en proosten met de echte mannen die al 12 maanden in het leger zaten.
ik dacht bij mezelf, wat een stumpers, die balzakken hebben verdomme nog nooit wat meegemaakt, terwijl ik bijna de halve wereld heb gezien, op de rotsen ben gelopen, midden in een staatsgreep ben beland, gehoerd en gesnoerd en weet ik al nog meer. Het was de bedoeling van die lui dat je kotsend naar je nest ging, dat was hun lolletje. De meeste jongens die in de dienst kwamen waren zo bij moeder van de tiet getrokken, dus die waren na 4 glazen bier al lazarus. Echter alleen ging het deze keer ietsje anders dan verwacht. Na de twaalf kleintjes voor hun ogen in het luik te hebben gegooid, keken we de grootste hufter (ik denk 2 meter lang) vragend aan en ik vroeg ‘ dat was het’? Wat zeg jij bol? vroeg de staafje. Hè schenk die gasten nog eens vol schreeuwde die tegen de soldaat achter de tap en verdomd, we kregen nog een meter bier. Aangezien ik in die tijd eigenlijk altijd een kopstootje dronk, vroeg ik met m’n brutaal Amsterdams koppie aan die boer of ik ook een borreltje bij de biertjes mocht hebben op zijn bon? Aan de rood opgezwollen kop kon ik opmaken dat hij zich door mij een beetje bespot voelde, aangezien Kees al weer in z’n broek zat te pissen van het lachen. De boer bestelde evenwel het gevraagde en hij zei, en noe zuupen verdomme, alles moet op. Ja mijnheer zei ik, maar wel in mijn tempo, het moet ook gezellig blijven toch? Waarop de boer mij even de spelregels uit ging leggen ‘ik ben ouwe stomp en ik bepaal wat er in dit gebouw gebeurt’. Als jij op een barkruk zit, dan sta je netjes voor me op en geeft mij die kruk. Waarop ik antwoordde, dat ik dat altijd voor dames doe. De boer voelde zich aardig in zijn zak gescheten en was mij al aardig aan het inschatten, wat voor makkelijk slachtoffer ik zou zijn, om zijn reputatie voor zijn makkers weer eens wat op te vijzelen.
Ik voelde de bui wel hangen, maar zo’n Amsterdams straatjochie als ik, ben in mijn hele leven nog nooit voor iemand weggelopen, nu nog niet. De boer had een naam, hoorde ik toen de jongen achter de bar aan hem vroeg ‘zeg Knups, misschien willen ze een Bevo-cocktail’? Waarop de boer ineens heel trots keek, alsof hij zelf op dit geniale idee was gekomen. Jaa jaa, een Bevo-cocktail gilde hij met een hoge opgewonden stem. daar zou hij die balzakken wel mee klein krijgen. Als zeevarende ben ik altijd gewend om onder het praten door, ten allen tijde de bartender/keeper in de gaten te houden, om te zien wat er met m’n glas gebeurt. Ik zie die knaap van alle soorten drank in een grote pul gooien. Nou dacht ik, dan kan ik lekker slapen. Maar op het laatst gooit hij er een grote scheut van die groene troep in waar ze normaal de glazen mee spoelen. De boer dacht dat ik het niet had gezien en zei ‘nou bol en in 1 keer opzuupe’. Waarop ik zeg, he knups als jij er ook 1 neemt is het geen probleem. Waaaaaaaat, krijste de boer, helemaal door het lint, ik ben ouwe stomp en als ik zeg zuupen, dan goa oe zuupen verdomme. De boer zijn ogen draaiden in hun kassen van woede en om zijn woorden kracht bij te zetten leunde hij met twee hele grote handen als koleschoppen over de bar.
Ik zat precies op de hoek van de bar en Knups zat naast me, maar dan aan de lange zijde van de bar. Op de bar zelf stond een pilaar die de luifel van de bar moest steunen en Knups hing daar precies naast over de bar naar mij toe. Voruut, zuupe heb ik gezegd en zijn medestanders vonden het heerlijk dat hun grote vriend weer eens een mannetje te pakken nam. Ik wachte geen ogenblik en zei dus, jij bent ouwe stomp? Waarop de boer heel trots knikte en ik zeg, hier heb jij van mij een stomp voor je boereharses en ik geef hem een knal precies tussen z’n ogen, waarop de boer in een vertraagde opname in elkaar zakt en zeker 5 minuten onder zeil lag. Kees had al die tijd achter die boer gestaan om in het ergste geval in te grijpen. Al de vriendjes van de boer probeerden hem bij te brengen met water en klapjes in zijn gezicht, waarop ik aan die gastjes vraag, heeft ie nog niet genoeg gehad, dat je hem in het gezicht slaat? Ja, dat vonden ze maar vreemd. De sergeant van de wacht werd er bij gehaald en die ziet Knups liggen, zegt ie tegen me, dat heb je snel voor mekaar Swaab, ben je altijd zo vlug? De boer kwam ondertussen bij en ik dacht, ik moet niet in die gozer z’n handen vallen anders knijpt ie me fijn. Maar Knups bleek ineens op andere gedachten te zijn gekomen en hij zei, noe man, dat was nog eens een tik, zo voel ik ze niet zoveel. Hij ging vol ontzag naast de kabouter zitten (ik dus) en bestelde voor iedereen aan de bar. En ik mocht met kees bestellen wat ik wide. Knups hoopte dat hij met mij nog een gezellige 6 weken mocht meemaken tot dat hij afzwaaide. Dat is ook wel gelukt, maar dat is weer een ander verhaal. _________________ Old sailors never died |
|
Terug naar boven |
|
|
Willem Visser Site Admin
Geregistreerd op: 12 Mei 2022 Berichten: 4613 Woonplaats: Amsterdam
|
Geplaatst: 23 Feb 2023 12:22:44 Onderwerp: |
|
|
Des te meer strepen ,hoe groter de hufter........
Na deze avond was onze komst ook bij de grootmajoor niet onopgemerkt gebleven. Wij stonden de volgende morgen om 7 uur verzameld met de gehele compie, alwaar iedere ochtend de vlag werd gehesen en waar de inspectie van de manschappen plaats vond. De groot majoor was zo’n blauwpijper, waarvan ik later vernam dat zijn gehele familie uit militairen bestond. Zijn ouwe heer was zo’n KNIL officier geweest en hij wilde met zijn strenge blik ook zo over komen. Hij liep langs de rijen met manschappen tot dat hij bij mij stilhield. Hij keek mij heel doordringend aan en fluisterde “jij bent Swaab denk ik?” “Ja dat klopt mijnheer”, antwoorde ik. “Over 5 minuten in mijn kamer” siste hij me toe en liep verder. Ik dacht “hoe weet die vent nou dat ik Swaab ben?” Later bleek dat de sergeant van de wacht alles in het logboek vermeld, dus ook het geintje van gisteravond was bij die blauwe bekend. Nadat de vlag gehesen was en een ieder naar zijn werk ging, stapte ik naar de kamer van hem, ik klopte op de deur en liep naar binnen. Ik zei “een goedemorgen mijnheer, u wilde me effe spreken?” Op dat moment stond ie net zijn tropische vissen te voeren en draaide zich geïrriteerd om. “Heb ik gezegd dat je binnen kon komen”, vroeg hij mij. “Oh weet ik veel, dat het hier zo gaat”, antwoorde ik. “Goed, je bent hier nou toch, laat ik je gelijk de procedure vertellen hoe je jezelf hier aanmeld.” “Dienstplichtig soldaat Swaab 560514468 meld zich majoor. “Zo dat is een mond vol mijnheer’, lachte ik hem toe. “Geen mijnheer” blafte hij, “maar majoor verdomme.” “Ik heb vernomen dat jou entree gisteravond nogal onder veel belangstelling is verlopen.” “Ach majoor het viel allemaal best mee hoor, onder het genot van een biertje kan wel eens iets gebeuren.” “Haal die grijns van je gezicht Swaab, ik voel me nu al door je in de zeik genomen, maar dan ben je hier op het verkeerde adres vriend, want ik pikant niks van jou. Er zit hier in de compie nog zo’n Amsterdammer en als ik van jou net zo’n last heb als van hem zal ik je de aankomende 12 maanden het leven zuur maken.” Nou, dat was een mooie kennismaking en dat terwijl die man in de Utrechtse kazerne had gezegd dat het bij de parate hap allemaal veel gemoedelijker zou zijn. De majoor beet me toe, dat ik heel goed in mijn oren moest knopen, dat ik geen last zou veroorzaken, anders zou ik ervan lusten. Na deze reprimande, verliet ik de kamer en melde me in de garage, alwaar ik te werk gesteld zou worden. De chef van de garage was een sergeant van een jaar of veertig. Ik stelde me voor op de manier zoals die blauwe me had voorgedaan. Ho maar lachte deze man mij toe, “jij komt zeker net bij de majoor vandaan, he?”
Hij gaf mij een hand en stelde zich voor als Frans. “Ron, welkom bij de club, zei hij.” De andere monteurs zaten in het koffiehok en Frans stelde me aan iedereen voor. Het waren ongeveer een man of 10, waarvan de meeste korporaal waren, dit kwam om dat zij voor 4 jaar getekend hadden en dus beroeps waren. Kees mijn gabber zat er ook al bij, aangezien hij niet bij de majoor op het matje was geroepen. Ik werd door deze mensen hartelijk ontvangen en meteen in de groep opgenomen. Frans heeft mij verteld wat de werkzaamheden waren en wat er van mij verwacht werd. Frans vroeg mij in welke garage ik werkte in het burger leven. Ik vertelde hem dat ik eigenlijk zeeman was en helemaal geen verstand van auto’s had. Frans en de andere jongens hingen aan mijn lippen als ik vertelde over Buenaventura, Cartagena, Valparaiso. Prachtig vonden ze de verhalen over de Bambubar alwaar zich toch altijd een stuk of veertig plaatselijke schonen ophielden, die voor 5 dollar je wel een paar kunstjes konden leren. Eenmaal was ik met zo’n meid mee naar huis geweest, een hutje opgetrokken uit ijzeren platen. Toen ik de volgende morgen aan haar vroeg waar ik kon douchen, nam zij mij mee naar buiten en wees op een oliedrum die tot de nok vol water stond en een stuk zeep aan een touwtje hing ernaast. Zij ging weer naar binnen, terwijl ik mezelf afvroeg hoe ik in godsnaam in die ton kon komen aangezien de rand toch wel 1 meter 40 hoog was. Ik ontdekte een emmer bij de ton en begreep toen dat ik deze als opstap kon gebruiken. Toen ik in de ton was geklauterd merkte ik pas hoe koud het water was. Ik zeepte mij lekker in en spoelde de zeep uit m’n haren door in de ton op m’n hurken te gaan zitten. Toen ik bezig was uit de ton te komen kwam net die meid weer naar buiten. Ze begon te tieren en te schreeuwen en wees op de emmer die ik als opstapje had gebruikt. Ik had deze emmer moeten vullen en in een andere emmer met allemaal gaatjes in de bodem moeten gooien. Deze was bevestigd aan een touw en hing in feite naast de zeep. Dit had ik in de vroege morgen over het hoofd gezien en had nu 200 liter drinkwater naar de klote geholpen. Ik heb haar toen wat geld gegeven en daar was de kous wel mee af.
De jongens in de garage vonden dit soort verhalen altijd prachtig en vroegen menigmaal aan me of ik nog wat wist te vertellen. Het werk in de garage werd mij dan ook veelal door hun uit handen genomen, aangezien ik er de ballen verstand van had. Als tegenprestatie besloot ik een keer een schurfie te gaan maken voor de boys in het koffiehok van de garage. Heerlijk vonden ze het en er werd besloten om dit elke vrijdagmiddag om 12 uur te doen. Dit is een maand of twee goed gegaan, tot op een gegeven ogenblik die blauwe de garage binnenkwam, terwijl ik lekker stond te koken in het hok. Het was hem ter ore gekomen dat we het zo gezellig hadden en dat stond hem niet zo aan. Hij vroeg mij of ik van Frans toestemming had om dit te doen? Ik begreep dat dit frans z’n kop wel eens kon kosten en antwoorde dat ik dit deed zonder medeweten van Frans. Of ik soms dacht of ik bij de padvinders zat en ‘s avonds bij het kampvuur een potje zat te koken....? Het butaangasstel moest verwijderd worden uit de garage en de discipline zou weer eens aangescherpt moeten worden. ik zeg tegen die balzak, “vind hij het lekker om een gezellige ploeg te treiteren, kan je dat thuis bij je wijf niet doen......?” Hij brieste me toe dat ik nu net iets te ver was gegaan en hier nog over zou horen. Je doet maar, lachte ik hem na, terwijl Frans me probeerde met handgebaren duidelijk te maken dat ik m’n kop moest houden. Maar ja, zo ben ik nou eenmaal ”recht is recht, en krom is krom.” Dit voorval was voldoende voor die blauwe om mij 21 dagen naar de militaire gevangenis in Nieuwersluis te sturen, alwaar ik wel respect zou leren. Ik heb daar de mooiste tijd van mijn dienstplicht gehad. Elke dag roeien in een sloep, waardoor ik weer herinnert werd aan de sloepenrol aan boord. Na deze 3 weken werd ik weer naar Seedorff getransporteerd en door de marechaussee bij de blauwpijper werd afgeleverd. “Zo jochie, je ziet nou toch maar dat ik de laatste adem heb, siste hij me toe.” Waarop ik antwoorde dat ik een heerlijke 3 weken achter de rug had en dat ik zijn misselijke porem kon missen als kiespijn. “Vanaf nu hebben we oorlog Swaab,” brulde hij “en ik win hem”.
De man heeft mij zeker het leven zuur gemaakt, totdat hij te ver ging, door mijn verlof in te trekken, waardoor ik niet naar huis kon. Die blauwe woonde in het dorpje genaamd Zeven, wat een kilometer of 10 van de kazerne was. Hij had net een gloednieuwe BMW onder z’n reet en je weet dat dat soort lui die kar zien als een verlengstuk van hun ego. Ik besloot om dat ego van die pleurisvent eens een goeie knak te geven. Ik ben ‘s avonds naar z’n adres toe gereden met twee literblikken met remolie. Ik heb ze over z’n gehele auto uitgegoten en voelde mij er goed bij. Het resultaat zou ik weldra zien. Het weekendverlof zat erop en alle jongens waren die zondagavond weer terug in de kazerne, alwaar we een gezellige avond in de compies bar hadden. Kees had het wel met me te doen, daar ik geen verlof had gehad en ik vertelde hem dat ik mijn tijd nuttig gebruikt had. Hij zag aan m’n glinsterende oogjes dat ik wat uitgevreten had. “He Ron, vertel op, wat heb je gedaan?” “Nou Kees, dat zie je morgen wel”, lachte ik. De volgende morgen bij het vlaghijs ritueel, stonden we weer allemaal opgesteld alleen die blauwe was er nog niet. De sergeant riep net het ingerukt, toen die blauwe met z’n BMW het kazerneterrein op reed. Op flinke afstand zag ik al dat mijn actie resultaat had opgeleverd. de flarden lak wapperden op het dak en motorkap. hoe dichterbij hij kwam, hoe meer je de kale plekken zag, je keek zo op het blanke ijzer. Kees stond met wagenwijde mond te kijken naar die auto, toen die blauwe voor mijn voeten stopte. Hij opende z’n raampje en fluisterde met hese stem ”als ik kan bewijzen dat jij me dit hebt geflikt, zal ik zorgen dat je de rest van je tijd in de lik terecht komt.” ik zeg met een lachend gezicht “nou vriend, dan moet je van goeie huize komen en ik liep weg. Kees stond nog met een perplex gezicht vastgenageld aan de grond naar die auto te staren, van hoe dit nou in godsnaam mogelijk was. Ach ik heb me voor de rest van de tijd maar een beetje rustig gehouden en was dolgelukkig toen ik afzwaaide. Heerlijk weer het burger leven in. Maar wat moest ik gaan doen? Ik had geen vak geleerd en de meeste werkzaamheden die ik aan boord had geleerd waren niet van toepassing op de wal. Ik hoorde dat je in de Amsterdamse haven een goeie boterham kon verdienen, dus op naar de haven! _________________ Old sailors never died |
|
Terug naar boven |
|
|
Willem Visser Site Admin
Geregistreerd op: 12 Mei 2022 Berichten: 4613 Woonplaats: Amsterdam
|
Geplaatst: 24 Feb 2023 12:12:04 Onderwerp: |
|
|
In de Amsterdamse haven 1. “In de balen”........
Na de dienstplicht te hebben volbracht, dacht ik erover om weer te gaan varen. Maar aangezien toen der tijd de Hollandse vloot al bezig was met de afkoopregelingen van Hollandse zeelui, begreep ik wel dat ze niet op mij stonden te wachten. Tevens was ik toen met Marga zo ver dat we gingen samenwonen. Ik had een woning gekraakt op de Jacob Catskade en waren van plan om een gezin te gaan stichten, maar er moest toch brood op de plank komen en ging hier en daar maar eens kijken. Ome Henk (m’n oude koppelbaas) zat in de lik voor oplichting en valsheid in geschrifte, dus daar kon ik jammer genoeg niet terecht. Ik hoorde in het koffiehuis de ‘de molen’ dat er in de haven een goeie boterham viel te verdienen. Dus ik naar de S.H.B. Stichting Samenwerkende Havenbedrijven) alwaar ik werd gekeurd voor het zware werk. De dokter verklaarde mij gezond maar vond dat ik te licht was voor het werk, aangezien ik net 60 kilo woog. Ik heb moeten staafjelen als brugman tegen die vent van personeelszaken en vroeg of hij me alstublieft een kans wou geven....? Ik was op dat moment een mager maar toch wel gespierd jochie en die vent zag aan mijn gedrag wel dat ik een doorzettertje was en bood mij de kans op een maand op proef te gaan werken. Bij de S.H.B kreeg je een soort opleiding, over het gebruik van alle hijs en transportmiddelen. Tevens werd je het gebruik van de heftruck geleerd. Het handgereedschap was een balenhaakje en een grote kistenhaak, deze moest je elke dag in je plunjezak bij je hebben. De S.H.B was een arbeidspool die door alle Amsterdamse havenbedrijven in het leven was geroepen. Naast hun vaste personeel konden deze bedrijven in drukke tijden over reserve mankracht beschikken. Dus je wist pas een dag van tevoren waar je de volgende dag aan het werk moest. Een havenploeg bestond uit een man of 8-10 met als leider een mentor, die de nieuwe jongens kon begeleiden tot havenarbeider. Toon Brokaar was mijn mentor, een klein mannetje met een rode baard. Ik zag aan toon zijn tranende ogen bij onze kennismaking, dat deze wel een borreltje lustte. Onze eerste klussen bestonden uit het lossen van houtbootjes bij de AHB. Dat werk was een makkie, alleen maar af en aanpikken. Nou Toon, zo zwaar is dat werk ook weer niet, zei ik tegen de mentor. Deze antwoorde dat ik maar moest kijken als de cacao oogst binnen kwam, dan kon ik mijn lol op, in de balen.
Een paar dagen later werden we besteld bij stuwadoorsbedrijf ‘van der Velde’ dat voor 80 procent van het werk uit het bewuste balenwerk bestond. 2400 Balen per dag uit een boot lossen was het portie wat je moest doen. Klaar naar huis heette dat, alhoewel dit van de veiligheid niet mocht aangezien hier ongelukken door zouden kunnen gebeuren. De balen wogen tussen de 75 en 85 kilo per stuk en je sleepte ze met je balenhaakje naar je toe en maakte hiervan vier stapeltjes van vier in een touw/of nylon strop. In het ruim stonden 3 koppeltjes (6man) en aan de wal 4 man om de balen op pallets te lossen. Toon de mentor stond aan de reep en gaf de kraandrijver met een, ’reephoutje’ aanwijzingen waar hij moest zijn in het ruim. De meeste jongens in mijn ploeg vonden het maar zwaar klotewerk, maar mij beviel het als de beste. Mijn maatje Appie Snoek werkte al een half jaartje bij de S.H.B. en leerde mij welke baal je het eerste moest pakken, aangezien de lagen van balen in het ruim allemaal geblokt waren geladen.
n.b.Daar had ik zelf altijd bij gezeten als we in Colombia koffiebalen aan het laden waren, en ik als ruimwacht moest fungeren.
Om de beurt bond je je hijssie aan de haak en kon je weer 2 beurten wachten tot je weer ‘op’ moest. We maakten wel 10 hijsen in voorraad, waar door je wel een tussenpauze had van 20 minuten. Deze pauzes werden opgevuld door een lekker flesje bruine bootzrum te pikant aan te maken. Door mijn figuur had ik al vlug de bijnaam ‘Spijker’ te pakken, die ik tot op heden de dag nog heb, alhoewel ik nu 100 kilo weeg! Als je bij mij in de buurt naar Ron Swaab vraagt zal een ieder z’n schouders ophalen, aangezien iedereen denkt dat ik Spijker heet. Die ‘Spijker’ bleek niet alleen goed in de balen te zijn, maar hij lustte ook als de beste een slokkie, dit zou nog wel een paar jaartjes zo blijven. Doordat we goed en snel werk leverden bij ‘van der Velde’ werden Appie en ik gevraagd of we niet bij dit bedrijf in vaste dienst wilden. Nou dat leek ons wel wat, aangezien we gehoord hadden dat bij dit bedrijf nog wel eens overgewerkt werd en dat dit zwart werd uitbetaald. Bij dit bedrijf zou ik 12 jaar blijven hangen en ik kijk daar met groot plezier naar die tijd terug. Als je je portie balen van die dag achter de rug had, pakte je de volgende 2400 balen. Dit leverde je een bedrag op van 150 pietermannen, een flink bedrag in die tijd.
Sommige ploegen deden tot 4 uur ‘s middags maar 1600 balen, deze mensen konden dit werk lichamelijk niet aan en zeiden ons dat we stapelgek waren om zo hard te werken en dat we er later in ons leven een kromme rug of versleten ledematen aan over konden houden. Soms pakte ik met Appie wel 3 porties op een dag, wat geen ander ons na kon doen. Tussen de porties door doken we altijd het haven cafe ‘Dino’s Ferry’ binnen, een prachtige tent met allerlei gajes van diverse pluimage. Hier werd gehandeld in allerlei soorten spullen waarvan de herkomst niet altijd duidelijk was. Wij waren daar kind aan huis en hadden daar een weekbon, die iedere vrijdagmiddag werd afgerekend, zodra we ons loonzakje hadden gehad. Door het vele overwerk wat we iedere week maakten verdienden we wekelijks een salaris van gemiddeld 1800 ballen, wat in die tijd voor een ander beroep als maandloon gold. Ik kocht mijn eerste Mercedes in 1979 en de buren dachten in die tijd dat toen mijn vrouw Marga de hoer speelde. Dit durfden ze nooit in je gezicht te zeggen, maar je hoorde het toch wel. Het zal wel afgunst zijn geweest, denk ik. Dag en nacht was ik in de haven te vinden, op eerste en tweede Kerstdag gingen we ‘s morgens om 6 uur een portie balen uit een boot halen en om 10 uur zaten we alweer thuis bij moeder de vrouw, maar wel 600 piek rijker aangezien deze dagen het 400 procent tarief gold en die boot moest eruit, koste wat het kost. Die mentaliteit heb ik meegekregen van die paar jaar op de vaart. Het is toch een soort opvoeding die je in een thuissituatie niet vlug zal krijgen. In 1980 werd mijn zoon Ronald geboren, waar ik heel blij mee was. Ik kwam tussen twee porties balen door toevallig op bezoek bij Marga in het ziekenhuis, die eigenlijk pas over een dag of 2 zou bevallen.
Haar bed was leeg en op dat zelfde moment kwam de verpleegster de kamer binnen om mij te vertellen dat Marga in de verloskamer was en of ik mee wou komen. Aangezien ik Marga te kennen had gegeven dat dat voor mij geen handel is om de bevalling bij te wonen, bedankte ik hiervoor. Maar dat zustertje trok me gewoon mee en duwde mij de verloskamer in. Daar lag Marga, te puffen en te steunen, ik kreeg het er warm van. De dokter zei dat ik met puffen moest helpen zoals ik het met Marga op zwangerschapscurcus had geleerd. Sorry dokter zei ik, maar daar heb ik geen tijd voor gehad aangezien ik altijd aan het werk ben, hij keek mij een beetje minachtend aan en ging toen zelf maar een beetje mee puffen. Ronald werd geboren en na mijn moeder opgehaald te hebben en een paar fotootjes te hebben geschoten ben ik nog maar een portie balen gaan doen en tot diep in de morgen dit heugelijk feit gaan vieren. _________________ Old sailors never died |
|
Terug naar boven |
|
|
Willem Visser Site Admin
Geregistreerd op: 12 Mei 2022 Berichten: 4613 Woonplaats: Amsterdam
|
Geplaatst: 27 Feb 2023 00:44:20 Onderwerp: |
|
|
In de Amsterdamse haven 2.........’De Snees’
Hard werken, ja dat was mijn lust en mijn leven. De balen cacao die door m’n handen gingen wogen in mijn ogen niet meer dan een groot kussen. Appie en ik stonden altijd in het ruim te schreeuwen naar de kraandrijver, “kom op Kraantje, heb jij geen thuiskomen”? Iedereen in onze ploeg was door een soort natuurlijke selectie bij elkaar gekomen, onze ploeg was onverslaanbaar in het wegwerken van het portie balen. ‘s Morgens om half 11 hadden wij ons eerste portie al weggewerkt en maakten we een begin voor het tweede portie, meestal een baaltje of 1000, zodat we na het borreluurtje nog maar 1400 stuks te doen hadden. Het borreluurtje werd bij ‘Dino’s Ferry’ gehouden, die tent lag precies op de kop van onze kade. Zoals ik al eerder liet doorschemeren was ik aan de bar ook altijd haantje de eerste met het innemen van de alcoholisch versnaperingen. Het maakte niet uit wat er in het glas zat zei ik altijd, als het maar giert. Die tent zat altijd helemaal afgenokt met het ruwe havenvolk, vrachtwagenchauffeurs en opkopers van de meest uiteenlopende goederen. Deze laatste categorie werd in de wandelgangen ‘de Snees’ genoemd. Als je wat te “versnesen” had was je bij hun op het goede adres. Johnnie Haring was zo’ n snees en menige loodsbaas was vaak met hem apart aan een tafeltje in een fluisterend gesprek. Wat mij altijd opviel was dat deze bazen een zeer luxe leventje er op na hielden, met veel grote vakantie”s, mooie auto’s en een mooi bootje voor de kant die de aparte namen droegen zoals, ’Black Money’ ‘Tax Free’ en ‘The Cocobean’ . Overwerken, zoals wij deden, hoefden deze lui niet, dus vroegen Appie en ik ons af....doen wij wat verkeerd of missen we iets ??? Dino’s was een hele grote tent met een kolossale bar die in de rondte liep, zodat de gesprekken over en weer gingen. Om een rondje weg te geven moest je van goeden huize komen want iedereen bestelde voor de hele bar. Het was in de ‘Gouden tijd’ waarin iedereen bakken met geld verdiende en iedereen, iedereen kon. Karel, de eigenaar van deze tent had deze zaak eerst gepacht, maar na drie jaar kon hij zich de trotse eigenaar noemen van deze zaak. Hij had hem in deze korte tijd compleet betaald. De snees Johnnie Haring had ook altijd het grootste woord aan de bar en liep altijd te pronken met z’n poen. Als hij wisselgeld voor een pakje sigaretten moest hebben toverde hij altijd een bos bankbiljetten te voorschijn waarvan de buitenste biljetten briefjes van 1000 waren en hoopte dat iedereen het maar zou zien. Johnnie zijn werkzaamheden bestonden het merendeel van de dag om de cacaobonen die uit de opengescheurde zakken op de kade lagen, bij elkaar te vegen en deze in z’n ouwe bestelwagentje te gooien. Hiervoor had hij toestemming van de eigenaars van de meeste bedrijven, aangezien de cacao anders toch naar gort werd gereden door de heftrucks en de kade daar spiegelglad van werd. Ik kwam met Johnnie in gesprek en vroeg wat hij met die boontjes deed. Hij bleek een koper in Rotterdam te hebben, waar hij alles en nog wat kwijt kon.
Hij vertelde mij, dat als ik soms wat boontjes had, hij daar graag een knaak de kilo voor zou geven. Colombiaanse koffie 3,50 de kilo en grint (Indonesische koffiebonen) 2 piek de kilo. Op dat moment viel voor mij natuurlijk het kwartje, hoe de hogere heertjes er zo’n mooi leventje erop nahielden. Appie en ik gooiden gemiddeld 400 ton (vierhonderd duizend kilo) cacao per dag door onze handen op pallets, wie zou er nou een paar kilootjes missen? Johnnie woonde op een woonboot op de Brouwersgracht en vertelde ons als we een keer iets hadden, wij dat gewoon in z’n boot konden gooien want de deur was nooit op slot. Het afrekenen zou altijd de volgende dag gebeuren, dat kon ik zo navragen bij Ad of Tonny zei hij. Deze twee mannen waren twee van die loodsbazen van onze firma en Johnnie bleek dus niet te zwijgen als een mosseltje, aangezien hij mij zomaar de namen van zijn verkopers gaf. Met deze informatie in het achterhoofd,gingen we na het borreluurtje het tweede portie balen afmaken en ik bracht Appie op de hoogte van mijn gesprek met de Snees. Appie was een en al oor en we besloten eens te kijken wat de ogelijkheden waren om een paar boontjes bij ons in de kofferbak te krijgen. Diezelfde avond nog zie ik Tonny (wij noemden hem Lippie, aangezien hij een hazenlip had) op de heftruck met 16 baaltjes helemaal naar het eind van de kaai rijden en ging daar de hoek om. Daar was een dood gedeelte en daar kwam nooit iemand. De lip kwam terugrijden zonder de pallet met boontjes en stalde de truck in de loods. Hij liep zelfvoldaan een beetje voor zich uit te zingen toen hij ons passeerde, terwijl wij de hijsen met balen op de pallets aan het gooien waren. Gaat ie lekker jongens, vroeg hij ons. “Ja Ton het loopt weer gesmeerd hoor” antwoorde ik. Na het derde portie te hebben weggewerkt, zo rond de klok van 11 uur werd de loods afgesloten en ging een ieder naar huis. Ook de lip stapte in zijn auto en reed het terrein af. Appie en ik besloten ons verdekt op te stellen en af te wachten wat er zou gaan gebeuren. Het hek bij ‘van der Velde’ ging nooit op slot, aangezien er nooit handel buiten stond. Wel was er bewaking door een autootje die op gepaste tijden kwam klokken. Klokslag 11 en daaropvolgend om de twee uur, dat was bij een ieder bekend. Om half twaalf kwam het oude bestelautootje van onze vriend Johnnie Haring het terrein op rijden en die reed gelijk door naar het einde van de kaai alwaar de lip de pallet geplaatst had. Nog geen 5 minuten later reed het zwaar overbelaste voertuig de poort weer uit. Nou Appie zei ik, “je ziet hoe het gaat he”? 16 Balen kwam overeen met een gewicht van circa 1100 kilo wat dus een Sneeswaarde had van 2750 pietermannen. Daar moeten wij heel wat porties voor doen Ap, zei ik hem. Op dat moment leek het ons een goed plan om de Lip te gaan beconcurreren.
De volgende morgen tijdens het mopperen (haven woord voor pikheet=koffie om 9.30) zien we de snees voorrijden, waarop de lip direct naar buiten loopt en met de snees om de hoek verdwijnt. Binnen een minuut rijdt de Snees weer weg en de Lip komt met een opgewekt gezicht weer bij ons aan tafel zitten. “Wat moest ie Ton”, vroeg ik? “Oh” zei de Lip, “hij vroeg of hij straks weer de kaai mocht vegen, dan krijg ik altijd van hem een flessie jenever”. De Lip keek mij aan met een staalhard gezicht, maar ik wist wel beter waar het gesprek over is gegaan, de Lip had gewoon z’n zakken gevuld, letterlijk en figuurlijk. Diezelfde dag herhaalde zich het ritueel van de vorige avond. De Lip reed weer met zijn heftruck naar de hoek en kwam weer leeg terug. Iedereen ging weer weg en de kaai was leeg. Appie was ondertussen naar Dino’s gereden om de bestelauto van Karel te lenen en pikte mij halverwege de kaai op.Op het dooie stuk van de kaai stond de pallet met baaltjes van de Lip te wachten op de komst van de Snees, maar werden nu door ons ingeladen. Na eerst nog wat bij Karel te hebben genuttigd besloten we om de baaltjes te gaan lossen in de woonboot van de Snees. We hadden net de laatste baal over de kippenloop gedragen toen de Snees aan kwam rijden, die natuurlijk ter onverrichte zaken voor niks naar de haven was gereden. “Dat is mooie handel jongens” zei de Snees. “Heb ik vanavond toch wat verdiend”, niet wetende dat het de zelfde handel was maar nu door iemand anders werd aangeboden. We kregen boter bij de vis en hij vroeg of we nog meer konden brengen. De Snees vertelde dat hij 1 piek per kilo verdiende, maar hij moest het wel aanleveren in blanco zakken, anders kon bewezen worden dat het van diefstal afkomstig was. Of wij in het vervolg dit wilden doen? “Geen probleem John”, beloofden we hem. Na de auto weer omgeruild te hebben bij Karel was het weer tijd om naar huis te gaan, aangezien het alweer 1 uur was en de wekker om 5 uur stond afgesteld. De volgende ochtend weer lekker aan het werk en tijdens het mopperen kwam de Snees weer aanrijden waarop de Lip weer met een rotgang naar buiten liep om z’n poen te vangen. Ik zie de Snees een vragend gebaar naar de Lip maken en deze beantwoorde dat met hevige wijsgebaren naar de hoek van de kaai, alwaar op dat moment alleen een lege pallet stond. De Snees haalde z’n schouders op en reed met z’n auto het terrein af. De Lip kwam binnen met een rooie kop en was vandaag niet zo goed te spreken als de dag ervoor. Wat is er John, vroeg ik quasi nonchalant, had hij geen flessie jenever meegenomen voor je? Waarop de Lip antwoorde dat de Snees niet meer mocht vegen van hem op de kaai, omdat hij hem verdacht van diefstal en dat wou de Lip zeker niet hebben in ons fijne bedrijf, waar iedereen elkaar kon vertrouwen. Ik had op dat moment natuurlijk een binnenpret van jewelste en barste bijna in tranen uit van het lachen. De lip staarde mistroostig voor zich uit en het leek of hij zijn laatste oortje had versnoept. Aangezien Appie en ik nu de hofleverancier bij deze Snees waren zouden er spoedig andere manieren en andere handel in ons leven komen, waarvan wij op dat moment nog niet van konden dromen, maar dat is weer een verhaal op zich. Ondertussen op het thuisfront boterde het niet zo tussen Marga en mij. Dat kwam mede door het feit dat ik altijd aan het werk was en er weinig tijd overbleef om een gezellig gezinsleven op te bouwen. Ze kon kopen wat ze wou en dat deed ze ook wel, maar ik voelde goed aan dat we uit elkaar aan het groeien waren. Als ik thuis de telefoon aan nam als ik toevallig een keer niet overwerkte werd de hoorn er vaak opgegooid, wat mij iets ernstigs deed vermoeden en mijn vermoeden bleek later ernstiger te zijn dan ik op dat moment kon bedenken. _________________ Old sailors never died |
|
Terug naar boven |
|
|
Willem Visser Site Admin
Geregistreerd op: 12 Mei 2022 Berichten: 4613 Woonplaats: Amsterdam
|
Geplaatst: 28 Feb 2023 20:32:04 Onderwerp: |
|
|
In de Amsterdamse haven. 3.....’Met een lach en een traan’
Sinds ik vorige maand ben begonnen om een paar dingen uit mijn leven op papier te zetten, lees ik mijn verhalen wel eens terug. Nu weet ik weer waarom ik deze periode eigenlijk wilde vergeten. Nare dingen in het leven die mij veel verdriet gedaan hebben, kan ik op een bepaalde manier wegdrukken, door bij mezelf te denken. ‘zo dat was weer een hoofdstuk uit je leven Ron en nu vlug de bladzijde omslaan en een nieuwe lege pagina ligt voor je klaar om in te vullen en doe het nu een keer goed Staafje. Er zijn vrouwen in mijn leven geweest die mij zo verschrikkelijk in de zeik hebben genomen en mij tot in mijn diepste binnenste helemaal kapot hebben gemaakt dat ik dit soort dingen uit mijn hoofd heb verbannen. Alleen maar door de simpele vraag (op de reunie van 7 mei) van Frans en Willem “waarom ben je toen gestopt met varen’? Is er sindsdien zoveel in mijn kop aan het spoken, dat ik niet weet of ik daar zo blij mee moet wezen. Alle leuke dingen komen terug, maar jammer genoeg ook de nare en emotionele gebeurtenissen. Maar ik zal toch proberen om de leuke dingen in een beknopte vorm op papier te zetten! Met de Snees Johnnie Haring deden we goeie zaken en zoals met alles in het leven wordt je vlug verpest, als dingen te gemakkelijk gaan. Naast de porties balen die we dagelijks weggooiden en waar we goed mee verdienden hadden we ook de handel met de Snees. Gouden klokken, dure auto’s en menigmaal per jaar op vakantie ,een pracht tijd was het.
Maar de tol moest toch betaald worden.
In mijn verkeringstijd met Marga, was haar moeder (rooie Nel) al niet zo gecharmeerd van mijn persoontje, helemaal niet toen we gingen samenwonen. Ze was toen zelf net gescheiden van mijn schoonvader (Willem de Vries) die ook een Zeemans carrière achter de rug had en nu al lange tijd een café bezat, maar zelf de grootste afnemer was. Aangezien ik in haar ogen ook maar een ongestudeerde balzak was, had zij mij liever niet als schoonzoon. Ze heeft jarenlang zelf achter de bar gewerkt in café ‘Schreierstoren’ alwaar ze ooit een zeeman is tegengekomen (2e stuurman) en na een spontane wip zwanger is geraakt en deze man nooit meer heeft gezien. Later is zij Willem tegengekomen en die is toen met haar getrouwd en heeft Marga op zijn naam genomen en altijd als zijn eigen kind geaccepteerd, “nobel toch’? Toen Marga eindelijk na drie jaar huwelijk zwanger raakte waren we zo blij als een kind, maar mijn schoonmoeder probeerde roet in het eten te gooien door Marga 1400 gulden in haar handen te drukken met het adres van dokter Wong in de Eerste Oosterparkstraat, in die tijd 1 van de eerste abortusklinieken. Nog nooit had iemand mij zo verschrikkelijk gekrenkt, ik weet niet wat ik voelde op dat moment, woest, onbegrip, intens verdriet......ik weet het niet. We hebben thuis met z’n tweetjes lopen janken en ik heb Marga ervan overtuigd dat ze de baby niet mocht doodmaken en dat beloofde ze mij ook. In die tijd is de eerste stress in m’n lichaam gekomen en zou daar voor de rest van mijn verdere leven in blijven zitten. kan je het jezelf voorstellen? Dag en nacht bezig zijn met het zware en niet ongevaarlijke werk in de haven en in je buik het knijpende gevoel van verdriet en onzekerheid en voor je collega’s maar de schijn ophouden dat alles okidoki is. Maar ach, het is nu 25 jaar later en ik heb een pracht van een zoon, een knappe jongen die gelukkig het gezicht van z’n moeder heeft en niet die lelijke kop van mij. hij werkt voor zichzelf in de bouw en heeft het harde werken van mij meegekregen. Ik ben trots op hem. Maar even genoeg hierover, want ik word hier niet zo vrolijk van! Bij de firma ‘van der Velde’ kregen we naast de cacao boten ook wel eens als welkome afwisseling een houtboot voor de kant. Niet zo’n klein poesbootje maar een bulkcarrier afgenokt met tropische houtsoorten. De deklast alleen was al 4 meter hoog gestuwd, laat staan wat er in die gigantische ruimen aan pakken hout zat.
Ook hier was het weer ‘klaar naar huis’ voor ons. 400 Pakken moesten we lossen als portie. Alle pakken hout waren strak op elkaar geladen, zonder een houtje ertussen, want dat zou te veel ruimte kosten. Dus alles moest eerst met de laadboom gelicht worden, stroppie’s eronder en dan kon ie met de kraan naar de wal worden gedraaid. Dit duurde naar mijn inzien veel te lang en ik probeerde om tussen de pakken door een laag of 4 naar beneden te wurmen. Aan m’n broeksriem had ik het oog van een lange staalstrop gebonden en haalde deze onder de pakken door en stak deze dan naar boven aan, alwaar m’n collega’s hem aan de haak bonden. Ik zat over m’n hele lichaam onder de tropische houtsplinters, die later lekker zouden gaan ontsteken, maar dat kon de pret niet drukken, want er gingen op deze manier wel 10 pakken hout tegelijk de wal op. De naam Spijker was geboren, aangezien ik met m’n magere lichaam overal doorheen kon kruipen. Onze ploeg leidde in de balen de eerste positie, maar ook bij de houtbootjes lossen waren we het snelste klaar. Als de boot weer vertrokken was lag het hele haventerrein vol met honderden verschillende klampen hout. Deze partijen werden afgehaald met vrachtauto’s van diverse firma’s, ook Duitse, Italiaanse en Engelse auto’s waren van de partij. Deze dagen reed ik altijd op de heftruck om deze wagens te laden. De vrachtauto’s reden af en aan, het was altijd een drukte van jewelste. Een partij hout bestond uit een bepaald aantal colli, maar vermelde nooit uit hoeveel balken/planken die colli bestond. Op het houtterrein was Arie de Baas, een grappige vent met een baardje, die ook van het huppelwater hield. Deze man wist precies welke partij waar stond en had goed oog voor zijn vak. Alleen Arie bleek ook een boefje te zijn. “Spijker kan je mij even helpen ,vroeg hij mij”? De grote pakketten hout waren met bandijzer gebundeld en Arie knipte deze met de plaatschaar door. Ik moest met de vorken van de heftruck de helft van het pakket eraf scheppen, waarna we de twee helften ieder apart van nieuwe bandijzers voorzagen. “Kijk zei Arie, eerst hadden we er 1 en nu zijn het er 2, mooi he”? Door dit bij verschillende partijen te doen hadden we in ene zomaar een geheel nieuwe partij en voor de rest klopte het aantal colli in de andere partijen. Arie had verschillende afnemers en ‘onze’ partij werd diezelfde dag nog afgehaald. Arie stopte me 2 ruggen toe voor een borreltje te halen en ik was weer een ervaring rijker. _________________ Old sailors never died |
|
Terug naar boven |
|
|
Willem Visser Site Admin
Geregistreerd op: 12 Mei 2022 Berichten: 4613 Woonplaats: Amsterdam
|
Geplaatst: 1 Mrt 2023 15:01:40 Onderwerp: |
|
|
In de Amsterdamse haven. 4....Gedeelde smart......
Het was een mooie tijd bij ome Willem van der Velde. Je hoort wel eens het gezegde ‘je hebt slechte bazen en je hebt hele slechte bazen’, maar dat kon je van deze man niet zeggen. Een moordvent, ook oud varensgezel in hart en nieren. Ome Willem liep altijd sjofeltjes gekleed, over de kaai, in z’n mond een grote sigaar, z’n hemdsmouwen opgestroopt waarbij je op z’n armen diverse tatoeages kon ontdekken afkomstig uit zijn vaartijd. Ome Willem had menigmaal vergaderingen met de andere havenbaronnen in het havengebouw, alwaar ome Willem altijd werd verweten dat zijn mensen het ‘klaar naar huis’ systeem handhaafden en dat hierdoor ongelukken zouden kunnen ontstaan. Ook waren er natuurlijk vragen over het gerucht dat ome Willem de extra porties zwart zou betalen, maar dat konden ze nooit hard maken. Het was deze lui (CTA, fa.Muller, AHB enz) een doorn in het oog dat er bij hun voor de kant geen boot lag en bij ome Willem de cacao schepen en de houtboten af en aan voeren. Ome Willem kon met zijn mensen de rederijen beloven dat ze sneller gelost zouden zijn dan een andere stuwadoor dit kon waarmaken. En zoals een ieder weet ‘tijd is geld, ook toen al’. Maar het belangrijkste aan ome Willem vond ik, dat het een mens was. De meeste van die havenbaronnen reden in de rondte met een privé chauffeur, en haalden hun neus op voor hun eigen werkvolk. Met ome Willem kon je gewoon een praatje maken en hij was ook altijd geïnteresseerd in de thuis situatie van zijn mensen. Ome Willem was gek met mij, vooral omdat ik als allround havenwerker overal inzetbaar was.
Als er zware spier werk was, werd ik altijd door hem geroepen om de zware stukken te laden of te lossen en op deze momenten stond hij vaak bij me, een babbeltje te maken.
Vrijdags kregen we altijd ons loonzakje om de klok van 4 uur, daarbij werd altijd een borreltje gedronken. Op een keer dat dit weer eens gebeurd was en daarna door onze ploeg nog een avondportie balen uit een ruim van een schip was getrokken, kwam ik tot de ontdekking dat ik m’n loonzakje met 1400 piek was verloren, ik denk ergens in het ruim. Ik kon niet met lege handen thuiskomen en ging naar het kantoor van ome Willem en vertelde het gebeurde. Kunt u hij misschien een voorschot geven voor volgende week vroeg ik hem, waarop de ouwe baas 700 piek aan mij gaf en zei “Spijker jongen, deze mag je hebben, want gedeelde smart is halve smart. Dit spreekt toch voor zich, wat voor soort persoon dit moet zijn geweest, een moordvent. Deze woorden zouden mij in het leven altijd bij blijven en deze manier van aanpak zou ik zelf in de opvolgende jaren soms ook doen. Ja ja, gedeelde smart is halve smart, ik hoor het hem nu nog zeggen, prachtig. Ome Willem was ook een boefje, dat merkte ik een keertje toen we in het ruim 50 ton balen voor de bestemming Hamburg erbij moesten lossen en daarna de separatie netten weer mooi over de laag balen in het ruim moesten spannen. De balen werden gelijk op een dekschuit geladen en hopseke gelijk naar de Zaan ermee. Zo moest ome Willem natuurlijk rommelen om aan z’n zwarte geld te komen. Ach ja dacht ik, ome Willem is ook maar een mens, gelukkig maar, toch? _________________ Old sailors never died |
|
Terug naar boven |
|
|
Willem Visser Site Admin
Geregistreerd op: 12 Mei 2022 Berichten: 4613 Woonplaats: Amsterdam
|
Geplaatst: 2 Mrt 2023 10:05:14 Onderwerp: |
|
|
In de Amsterdamse haven 5.........’De drol’
Bij van der Velde had ik wel de gewoonte om met iedereen geintjes uit te halen. Ik werkte een jaar of 5 bij ome Willem, toen hij ‘s morgens bij ons in de kantine kwam en even een mededeling van huishoudelijke aard kwam plaatsen. “Jongens” zei hij met een serieuze blik in zijn ogen, “morgen komt er een boot binnen van een nieuwe lijn, die hier op proef zijn lading door ons laat lossen. Als dit allemaal goed gaat krijgen wij een contract, wat inhoudt dat er elke maand een schip van deze rederij bij ons voor de kant komt en dus weer brood op de plank betekent. Ik wil dat jullie deze boot en zijn bemanning netjes en correct behandelen, zodat we geen klachten krijgen. Ook geen poesgeintjes uithalen zoals jullie wel meer doen, maar gewoon serieus”, waarbij hij vermelde dat dit ook voor mijnheer Spijker gold, waarbij het hele zooitje in een deuk lag, aangezien ome Willem een paar weken daarvoor door mij was verrast. Toen ik op een pallet staand mij door Appie met zijn heftruck op liet tillen naar de eerste etage, alwaar ome Willem zijn kantoor had. Ome Willem hield het een beetje met de schoonmaakster van het bedrijf en ik betrapte die ouwe terwijl hij een beetje met haar zat te lebberen op z’n bureau. Ik had op het raam getikt en een vrolijk zwaaigebaar gemaakt met een grijns op m’n porem. Ome Willem had gelijk de jaloezieën laten zakken en aangezien ik als een mosseltje was wist het hele bedrijf ervan. Dit nog steeds in het achterhoofd hebbende wees hij met een waarschuwende vinger dat het zeker voor mij gold. Die avond kwam ik thuis en of de duvel ermee speelde zag ik dat mijn zoontje, toen een jaar of 5 door het huis wandelde met een kunstdrol waar je echt het verschil van een echte niet kon zien. “Hoe kom je daar aan”, vroeg ik hem? Het bleek dat ie die dag met z’n oma naar de feestneuzen winkel was geweest en deze van haar had gehad. Ja, m’n moeder was ook altijd een humorist. Ik zeg tegen die kleine, dat is geen speelgoed Ronald, papa neemt het in beslag, waarop die jongen mij verbaasd aankeek. De volgende dag kwam de nieuwe boot binnen en de ploegen gingen aan boord om de balen in record tempo te lossen.
Die dag was mijn vaste maatje Appie niet aanwezig en ik verdomde het om met een ander te gaan werken, omdat je met je vaste maat een bepaalde slag hebt en met een ander persoon werken kon je je rug kosten. Ik moest bij de weegschaal assisteren alwaar af en toe een hijs met de kraan op werd gezet om zo het gemiddelde gewicht van de balen cacao te weten, dus dat was een lekkere job, met veel speeltijd. Arie (die man van de bundels hout) was op dat moment de reepgast en stond naast mij op dek. Na een uurtje komen er twee officieren van het schip een kijkje nemen bij ons aan dek, of er netjes gewerkt werd en zo. Terwijl zij in het ruim aan het kijken, roep ik tegen Arie, “Arie moet je eens opletten”, waarop ik de kunstdrol op dek neerleg, net naast de schoenen van de eerste stuurman en ik trek m’n broek op m’n knieën en ga zo boven die drol hangen. He he kreunde ik, “dat was lekker zeg” en ondertussen trek ik m’n broek omhoog. Die stuurman ziet mij opstaan en kijkt tegen die drol aan die op zijn dek ligt. Arie ligt op dat moment helemaal in de vernieling van het lachen ,waarop de stuurman op z’n gebroken Engels stamelt, “Hey men ,what is it”???? Waarop ik antwoord, “oh,that is shit” en ondertussen begeleid ik een hijsie balen die uit het ruim komt naar de weegschaal. “Hey you, hey you,” stamelde de verbouwereerde man me toe. You have to clean it. Waarop ik hem geruststelde met de woorden, ”Later when you go on the sea, and you have some stormy wheater, the sea will clean the deck for you sir”.
De stuurman raakte over de rooie en gaf bevel aan zijn bemanning om alle ruimen (5 stuks) te sluiten en de ploegen eruit te halen. Dit gebeurde direct en binnen 10 minuten stonden een man of 50 verbaasde bootwerkers aan dek en vroegen wat er aan de hand was, waarop door anderen op de bewuste drol werd gewezen. “Dat heeft die Spijker gedaan” hoorde je zeggen, “wat is ie gek he”? Het was ome Willem opgevallen dat de kranen stil hingen en die ouwe kwam met een rotgang uit z’n kantoor rennen en spoedde zich de gangway op, naar de drommen mensen. Hij wurmde zich door de drukte en vroeg aan de stuurman wat er loos was. Deze wees met een vies gezicht naar de drol en toen naar mij. De sigaar van ome Willem viel van verbazing uit z’n opengesperde mond. “Heb jij dat geflikt spijker”, vroeg hij mij ??? Ach ome Willem gewoon een geintje lachte ik. “Een geintje”, raasde hij, om gewoon maar even op dek te gaan schijten, hoe haal je het in je hoofd gek. “En nu met een pleuris gang opruimen of je krijgt op staande voet de zak”!! “Okee ome Willem, ik wist niet dat u kwaad werd.” De officieren en hun bemanning vonden het goed hoe ome Willem deze viezerik de les las en stonden in afwachting hoe ik de drol van het dek zou verwijderen. Ik vroeg aan hun of ik er even bij mocht en raapte de drol van het dek en stak deze in m’n broekzak. Ik vroeg de stomverbaasde stuurman of het zo goed was en of we nu weer gewoon door konden werken. Ome Willem en de meeste andere mensen aan dek stonden met wijd open mond naar m’n broekzak te kijken afgewisseld door een blik te werpen op de plaats delict. Toen bleek dus dat het weer een grap van die klere Spijker was en de hele boot inclusief ome Willem en de stuurman lagen dubbel van het lachen. Ome Willem heeft mij later wel apart genomen en mij laten beloven dat ik dit zulk soort dingen niet meer zou doen, want dat zou het bedrijf wel eens veel geld kunnen gaan kosten. Met een padvinders erewoord aan ome Willem te hebben gegeven kon ik mijn werkzaamheden weer hervatten. Dit verhaal heeft jarenlang de rondte gedaan in de Amsterdamse haven. _________________ Old sailors never died |
|
Terug naar boven |
|
|
Willem Visser Site Admin
Geregistreerd op: 12 Mei 2022 Berichten: 4613 Woonplaats: Amsterdam
|
Geplaatst: 5 Mrt 2023 23:39:04 Onderwerp: |
|
|
In de Amsterdamse haven. 6. ‘De Duif is dood’
Zoals ik al vertelde hadden we bij “van der Velde” een geselecteerde balenploeg. Een ieder was er op gebrand om zoveel mogelijk balen weg te gooien in zo’n min mogelijk tijd. Je moet het ongeveer zien als een voetbalteam, waarbij je een goed samenspel hebt met de balengooiers, heftruckchauffeurs en de kraandrijver. Het tempo wordt bepaald door de zwakste speler. Als die kerel het tempo te veel remt, dan moet ie oprotten, was het motto. Want dan zat hij aan jou centen. Je kon wel een hijsie balen voor hem maken, maar je werkte wel voor een wijf en niet voor een kerel. Er waren bedrijven genoeg waar die gasten terecht konden om in het normale tempo te werken. Maar aangezien natuurlijk iedereen wist dat er bij ome Willem veel geld viel te verdienen, kwamen er wekelijks sollicitanten langs. Die draaiden dan een avondje mee en keken we hoe het ging. De meesten haakten na een half uurtje af en hielden het voor gezien. Voor ons des te beter, want wie wil er nou een concurrent erbij hebben. Er kwamen ook vaak jongens van een sportschool bij (van die botje builders) ons langs en die dachten dat ze het wel even voor konden doen, aangezien ze op de sportschool wel 150 kilo konden tillen. Na 100 baaltjes dropen ze af, met de woorden “jullie zijn stapelgek, worden jullie daar niet moe van”? Ja, dat was altijd wel lachen, want balen gooien is een bepaalde slag en die gasten waren ze echt aan het tillen. Op een zekere dag komt er een nieuwe gozer op het werk, een rooie met een bril. Hij stelde zich voor als Herman. Die knaap had een lijflucht bij zich, van heb ik jou daar. Het was een niet nader te bepalen geur, maar voor mij leek het het meest de lucht van als je bij een duivenmelker op bezoek gaat, zo’n penetrante lucht. Hierbij was de bijnaam “de Duif” geboren.
Zowel met het balengooien werd het niks en met de heftruck kon hij helemaal niet overweg aangezien hij af en toe zomaar tegen de loodsdeur reed, terwijl daar toch een opening inzat van 6 meter. “He Duif, geef mij die bril eens van je”, vroeg ik en hij gaf mij zijn grote bril. Ik zette hem op m’n kop en liep als een blindeman in de rondte, het hele stel lag in een deuk. “Nou Duifie, jij hebt zeker hele goeie ogen, dat jij er wel door heen kan kijken”, geinde ik. Je kan beter een hond en een stok nemen. Aangezien de Duif familie was van een loodsbaas, die voor hem een goed woordje had gedaan bij ome Willem, zaten we toch met die Duif in ons maag. Hij werkte een week of 3 bij ons en aangezien niemand met die Duif wilde werken had die knaap altijd een mooie stek. Bij de balenbootjes stond hij lekker aan de schaal, waar hij af en toe de hijs balen op moest zetten, wat zelfs de kantinedame zou kunnen en bij de houtbootjes hoefde hij alleen maar 2 klossen op de pakken te leggen zodat de heftrucks er een ander pak op konden zetten. Deze stekkies verdeelden we normaal gesproken om de beurt, maar daar was nou geen kans meer op. De Duif draaide alle extra diensten mee en pakte net zoveel poen als wij deden. Het enige verschil was dat hij er weinig voor hoefde te doen. Normaal noemden we dit soort lui een pooier, aangezien een ander het werk doet.
Op een gegeven moment krijgen we een boot voor de kant die geladen was met allemaal rollen sisal.
Zo’n rol woog denk ik 20 a 25 kilo. “Nou Duif” zei ik tegen hem, “die kan jij zelfs tillen, dus je kan lekker mee het ruim in, dan kan je ook eens werken voor je centen”. De Duif keek mij verontwaardigd aan en zei dat ie toch iedere dag werkte? Waarop ik een wegwuif gebaar maakte en zei, “schiet nou maar op”. De rolletjes sisal werden met nylon netten gelost en op de wal op pallets gestapeld. En het was natuurlijk weer ‘klaar naar huis’, werk en de netten werden stampend vol geladen binnenboord. Als ervaren havenwerker hoor je te weten dat je ten alle tijde onderdeks moet blijven als er een hijs uit het ruim gaat. De Duif daar in tegen, dacht dat hij wat goed te maken had met ons en was ondertussen alweer begonnen om een volgend net alweer te gaan laden met sisal. De kraandrijver liet het overvolle net per ongeluk tegen de wand van het luikhoofd ketsen en er vielen een paar rollen uit het net, zo’n 10 meter naar beneden. 1 Rol kwam precies op de Duif z’n kop terecht en sloeg zijn halve schedel er af. Hij stortte in elkaar en de hersenbrij gulpte naar buiten. Appie mijn maatje stond op dat ogenblik naast hem en is met een klere gang de ruimsladder opgerend en gilde in paniek van het dek naar de wal “de Duif is dood, de Duif is dood”. Waarop wij op de wal ons het schompes moesten lachen, want die Ap kon altijd al zo maf doen. Nu deed hij weer Toon Hermans na, met z’n “de Duif is dood”. Nadat ook de andere jongens van binnenboord lijkbleek aan dek kwamen begrepen we dat het geen gein was maar pure ernst. Nadat de broeders van de ambulance de duif in de ongevallenkist hadden gelegd werd met behulp van de kraan de kist de wal opgedraaid en de Duif werd met de lijkwagen afgevoerd. Na met de arbeidsinspectie te hebben gesproken ging iedereen stil naar huis, een ieder met zijn eigen gedachte’s. De gedachte van mij was “Jij hebt hem het ruim ingestuurd balzak en ik ben er eigenlijk nog niet over uit. Ik heb er wel van geleerd om nooit meer ongetrainde mensen alleen op een klus weg te sturen. _________________ Old sailors never died |
|
Terug naar boven |
|
|
Willem Visser Site Admin
Geregistreerd op: 12 Mei 2022 Berichten: 4613 Woonplaats: Amsterdam
|
Geplaatst: 7 Mrt 2023 16:49:31 Onderwerp: |
|
|
In de haven 7 ‘Prietie-prietie en ritselbonen’
Na jaren in de haven voor ome Willem te hebben gewerkt besloot ik met m’n vriend Jan Rems een eigen bedrijfje op te starten. We zouden ons gaan verhuren aan verschillende opdrachtgevers in de haven en in de sloopwereld. Ik kon Jan al vanaf mijn KNSM tijd en hadden samen op de Diogenes en Ceres gevaren. Jan was ook in de haven verzeild geraakt en werkte bij een koppelbaas, die ook ploegen aan ome Willem verhuurde. We werden een keer ingehuurd bij een bedrijf in de haven wat gespecialiseerd was in het ‘redderen’ van cacaobonen. Dit hield in dat de balen die schade opgelopen hadden door water of in de broei waren geweest, werden geïnspecteerd door een schade-expert. Dan zei deze man b.v 30% nog te redden of een complete baal werd geheel afgeschreven. Als het bedrijf daar dan mee akkoord ging werd de verloren cacao door de verzekering vergoed en de beschimmelde boontjes zouden vernietigd worden of iets dergelijks. Onze taak was om de balen open te snijden en de gezonde cacao op een berg te gooien en de rotzooi op een andere hoop. Op zich was dit een heel relaxed werk. De gezonde cacao werd in nieuwe zakken geschept en de rest ging in een vuilcontainer. We hebben een week of twee daar gewerkt en het beviel ons goed, alleen misten we het avontuur van de kaai, waar altijd nog wel eens wat extra viel te verdienen.
Ik belde voor de gein naar de Snees Johnie Haring en zei dat we een tonnetje of twee mindere kwaliteit boontjes voor hem hadden voor een zacht prijsje. John had hier wel oren naar en was binnen een oogwenk op locatie aanwezig. De wit uitgeslagen bonen in de container stonken een uur in de wind. Toen zegt die Snees, wat moet dat kosten? Ik dacht eerst dat hij de boel in de maling nam, maar John zag er werkelijk brood in. Aangezien Jan altijd op de centen was, zei die vlug "voor jou John", mag je de hele bak hebben voor 500 ballen. Ik wil jullie nu 400 geven maar dat is mijn enigst en laatste bod, zei de Snees. Na de deal te hebben gesloten vroeg ik John wat hij met die troep ging doen, waarna hij een geheimzinnig lachje tevoorschijn toverde. "Kom van de week maar in m’n loods kijken" zei hij, "dan zal je laten zien hoe ik deze boontjes weer mooi krijg". Wij gingen een paar dagen later naar het Prinseneiland waar John een onder stukkie had gehuurd. John was een figuur die een beetje leek op malle Pietje uit de serie van Swiebertje en was ook zo rommelig. De hele loods stond aan de zijkanten vol met zakken witte en zwarte peper, koffie en cacao en op de vloer in het midden lagen de wit beschimmelde boontjes te drogen. "Julie zijn net op tijd" zei John, ‘ik wilde net met bonen poetsen beginnen’, waarop ik Jan verbaasd aankijk. De bonen waren al goed droog en de Snees schepte een kruiwagen vol met deze bonen. Hij opende de achterdeur alwaar je in een stuk tuin terecht kwam. Daar had John een zelfgemaakte borstelmachine staan. Het ding zag er niet uit en was gemaakt uit twee oliedrums, gaas en een oude elektromotor van een wasmachine. John schepte dat ding vol en zette hem aan. De stof vloog om je oren en dat ding maakte een hels kabaal. "Kom", zei John, "tijd voor een biertje in de loods, over 10 minuten is het klaar". Na 10 minuten zet hij dat onding stil en haalt de boontjes eruit. Ze glommen tegen je op en waren niet van een gezonde boon te onderscheiden. Zo, zei de Snees, daar krijg ik 3,50 de kilo voor. Wat een uitvinding zei ik tegen hem, daar moet je patent op aanvragen. "Nee’ zei hij, "het is alleen de buitenkant die mooi is, maar de boon smaakt voor geen meter, maar dat proef je niet terug, omdat bij de fabriek duizenden tonnen door elkaar gaan".
Zo hadden wij weer wat geleerd wat ons later goed te pas zou komen, aangezien we door diverse bedrijven ingehuurd zouden worden als gespecialiseerde redderaars. We sloten met John een deal, hij zou voor ons tegen een tarief van 1 gulden per kilo bonen gaan poetsen, door ons gebracht en afgehaald. We werden door de AVCB (een veembedrijf) ingehuurd, die vernomen had dat we mooi werk leverden. Het waren 2 eigenaars, de heer Been en de heer Corsilius, die altijd als een kruidenier in hun stofjas in de loods in de rondte liepen. Het was een keurig net brdrijf, waar in de loods geen vuiltje op de grond te vinden was, heel wat anders dan wij overal gewend waren. Het personeel noemde deze 2 bazen ook altijd, mijnheer Been en mijnheer Corsilius met grote achting, ook zo iets wat wij niet gewend waren bij het ruwere havenvolk. Een biertje drinken was uit den boze en de schaft werd op de minuut gehouden. Aangezien wij het redderwerk aangenomen hadden, was dit allemaal niet voor ons van toepassing. We hadden een partij van 25 ton aangenomen waaruit 20 ton gezonde cacao zou komen en 5 ton afval, die wij ook voor hen zouden afvoeren, waar natuurlijk ook een vergoeding tegenover stond. Wij hadden alle gezonde cacao op een hele grote berg geschept en ik zag in m’ n ooghoeken dat heren Beens en Corsilius stiekem om de hoek onze werkzaamheden stonden af te leggen. Deze mensen stonden er om bekend dat ze alles van de cacaoboon wisten, maar van het redderwerk hadden ze geen kaas gegeten en wilden op deze manier de truc afkijken. Ik seinde Jan hier over in en we gingen zogenaamd hardop met elkaar in discussie. “He Ron’, zei Jan, ‘volgens mij zit er prietie-prietie in deze cacao”, waar op hij een boon bij zijn oor houdt en ook mij laat luisteren. “Ik denk dat je gelijk hebt”, zeg ik, “maar het zouden ook wel eens ritselbonen kunnen wezen”. ‘Maar ja, laten we er maar niks over zeggen, want mischien zijn al die partijen in deze loods wel besmet en dan heb je de poppen aan het dansen”. Ik zie die 2 koppen van de heren zich terug trekken en die zullen wel met een vraagteken boven het hoofd met elkaar in gesprek zijn gegaan. Wij lagen ondertussen in een deuk en maakten onze werkzaamheden van die dag af.
Voor we naar huis gingen, zeiden we de 2 heren een tot morgen, waarop de heer been ons achterna snelde en vroeg of het werk goed liep en of er nog bijzonderheden waren te melden? Waarop ik antwoorde met een twijfelachtig, “uhh nee, naar Jan kijkend op een manier of we wat te verbergen hadden. Ik vroeg aan welke eigenaar de partij toe behoorde, waar op de heer Been bekende dat zij deze voor hun eigen bedrijf hadden ingekocht om zo de meeste winst te kunnen pakken, maar hun avontuur was al mislukt door de schadebalen. Ze moesten 5 ton gezonde cacao meer kopen om de partij compleet te maken, aangezien ze de gok hadden genomen om de partij niet te verzekeren. Ik kon hem beloven om voor fl2,50 de kilo zijn 5000 kilo te leveren en dat deze dezelfde kwaliteit zou hebben als de rest. Met deze hebberd was de deal vlug gesloten en hij stapte zelfvoldaan in z’n grote jaguar. Hij opende nog wel even het raampje en vroeg voor de zekerheid nog even aan Jan of er echt niets aan de hand was met zijn partij bonen? “Ook geen prietie prietie “ vroeg hij nogmaals, waarop Jan een wegwuif gebaar maakt met de woorden “gelukkig niet”. Dhr.Been reed weg, ons gillend van het lachen achterlatend. De volgende morgen gingen we de loods in, toen we in de verte die 2 bazen horen praten. Ze stonden boven op de berg met ieder een cacaoboon aan het oor, waarop de een tegen de ander zegt ”bij deze boon hoor ik niks, hoor jij wat”? Waarop de ander antwoord dat bij zijn boon wel een ritselend geluid tevoorschijn komt als hij hem tussen zijn vingers draait. We lagen achter een klamp cacao helemaal in de vernieling van het lachen. De Snees is 2 weken voor ons aan het poetsen geweest en we hebben de 5 ton met de andere 20 ton gemixt en in balen geschept. Na het werk te hebben opgeleverd tot volle tevredenheid van beide heren namen wij afscheid. Eindelijk kwam bij mijnheer Been het hoge woord eruit. “Jongens willen jullie ons vertellen wat in godsnaam prietie-prietie is”? Waarop we antwoorden dat we een geintje hadden gemaakt en dat het niet bestond. Het bleek dat beide heren bij iedereen navraag hadden gedaan en elk boek over cacao erop hadden nageslagen, maar niets hadden kunnen vinden en bang waren dat alle partijen besmet waren. Na afscheid te hebben genomen zwaaiden ze ons lachend uit, waarop ik uit de auto schreeuw dat ze wel op moesten passen voor ritselbonen, waarop ze ons verbaasd nakeken........ ??? _________________ Old sailors never died |
|
Terug naar boven |
|
|
Willem Visser Site Admin
Geregistreerd op: 12 Mei 2022 Berichten: 4613 Woonplaats: Amsterdam
|
Geplaatst: 9 Mrt 2023 15:35:21 Onderwerp: |
|
|
In de Amsterdamse haven 8. ‘Het tolgeld wordt betaald’
Na verschillende verhalen te hebben opgeschreven over de mooie tijd die ik in de haven heb mee gemaakt, zullen de lezers onder u, die de hele story hebben gevolgd, wel in de gaten hebben gehad dat ik de thuis situatie van mijn gezin altijd maar probeer te omzeilen. Maar als je een compleet beeld wil vormen van jezelf door je levensverhaal verkort op papier te zetten zal ik daar nu een klein stukje over vertellen. Nadat mijn zoon Ronald in 1980 geboren was, voelde ik mij verantwoordelijk voor mijn vrouw en kind en zou er voor zorgen dat het hun aan niets zou ontbreken. Ik had zelf een jeugd zonder vader gehad, aangezien deze lekker op de vaart zat en zich niet zo bekommerde om zijn gezin. Mijn moeder heeft er met keihard werken voor gezorgd dat wij nooit wat te kort zijn gekomen en dat heb ik tot haar dood toe altijd laten weten hoe trots ik op haar ben geweest. Want het was in die tijd toch een hele opgave om met 2 schoolgaande kinderen de boel draaiende te houden. Ik denk dat juist om die reden, ik heel goed zou moeten zijn voor mijn vrouw en kind, de geschiedenis mocht zich niet herhalen. Tevens zorgde ik er ook voor dat ma niks te kort kwam, die ouwe pikant. Nadat ik eerst een woning op de Jacob Catskade had gekraakt, kreeg ik een woning toegewezen in de Bataviastraat, een oud hok, maar na een dure verbouwing hadden we er toch een leuk en gezellig huisje van gemaakt. Ik liet Marga haar rijbewijs halen, zodat ze niet afhankelijk was van mij en we kochten een mooi wagentje voor haar erbij. Aangezien ik altijd aan het werk was en tussen de bedrijven door nog wel eens met mijn collega’s een biertje ging doen, hadden we daar wel eens herrie over. In die tijd was mijn zoontje vaak bij m’n moeder, die stapelgek op die jongen was. Aangezien Marga zoveel vrije tijd had kon dit nooit goed aflopen. Kleren kopen vond ze prachtig en ook het meubilair moest minimaal 1 keer per jaar vervangen worden, aangezien de poen toch niet op kon, dacht ze zeker. Marga was een mooie meid (nu nog) en menige vent probeerde haar te versieren als we op stap waren. Het viel me wel op dat ze iedereen meestal kon, maar dat heb je als je de dochter bent van een kastelein.
Ik stond in dat wereldje bekend als een ‘rare gozer’, die ze nooit konden peilen. Marga vond het heerlijk om in de belangstelling te staan, ze miste denk ik de aandacht die ik haar niet gaf, omdat ik er bijna nooit was. Als ik af en toe ‘s avonds thuis was, rinkelde de telefoon wel eens 1 keer en dan was het weer stil. Ik dacht dat er storing in de lijn zat ofzo,en schonk er geen aandacht aan. Ook gebeurde het wel vaak dat als ik de telefoon aannam de hoorn er opgelegd werd. Zo kreeg ik een vreemd voorgevoel dat er iets niet in de haak zat, maar je kent het spreekwoord. “zoals de waard is...............”, dus ik liet het maar zoals het was en storte me volop in het werk. Op een avond zit ik met Marga op de bank en die verteld dat haar vriendin naar een trouwerij ging van haar zuster die in Valkenburg woonde. Of ze soms niet mee mocht daar naar toe........ ??? Ze zou daar 2 dagen blijven want ook de vrijgezellenavond van de bruid zou daar uitbundig met vriendinnen gevierd worden. Ze had al geregeld dat mijn moeder zou oppassen op ons kind. Maar natuurlijk schat, zei ik tegen haar, want ik gunde haar alles en dit zou een leuk verzetje voor haar zijn. En aangezien er op dat moment een grote houtboot voor de kant lag, kon ik lekker m’n werk doen en zelfs nog een extra portie doen aangezien ik met Marga geen rekening hoefde te houden. Ik gaf haar 1000 gulden extra om wat mooie kleren voor die bruiloft te gaan kopen en zei dat ze met de Mercedes er naar toe kon gaan en ik haar auto wel zou nemen. met een lange zoen werd ik beloond en ze belde gelijk haar vriendin Anja op om te vertellen dat het goed was. Het viel me op hoe Marga zich op het feest verheugde en ik was wel blij voor haar. De volgende dag liet ze mij haar nieuwe kleren zien die ze voor voor het feest had gekocht, daarbij zat ook een sexy babydoll en ze vroeg mij of ze dat eigenlijk daar wel aan kon trekken voor de nacht. “Ach natuurlijk wel meid”, antwoorde ik. Toen de dag was aangebroken dat ze zou vertrekken kuste ik haar ‘s morgens om 5 uur toen ik naar m’n werk ging en wenste haar een fijn feest toe en zei dat ze de groeten moest doen aan haar vriendin Anja.
Na in de haven mijn eerste portie te hebben gedaan belde ik vanaf het havencafe Dino’s naar huis om te kijken of ze al vertrokken was. Marga antwoorde dat ze Anja over 5 minuten ging oppikken en dan zouden afreizen. Ik zei tegen Marga dat ze voor de zekerheid nog even 500 gulden mee moest nemen, want je wist maar nooit wat er kon gebeuren? Zij zou dit voor de zekerheid ook doen en zei me gedag en hing op. De afgelopen tijd had ik al steeds een raar gevoel in m’n buik en dacht dat het door het ongeregelde leven kwam wat bestond uit veel werken maar ook uit veel drinken. Sommige mensen waarschuwden me ook, dat ik roofbouw op m’n lichaam pleegde en dat ik dat wel eens duur kon bekopen. Ik lachte dit altijd weg met een wegwuif gebaar en zei dat het wel allemaal los zou lopen. De hele dag verder werd dat gevoel heel raar, iets van onzekerheid, iets van verdriet, iets van wat ik aan het kwijtraken was, iets wat me heel lief was. Onder het werk ging bij mij iets in mijn kop om, wat ik nooit eerder had gehad, 'wantrouwen’.............!! Ik voelde dat er iets helemaal niet goed was. Het was 9 uur ’s avonds en ik zei tegen m’ n collega’s dat ik even in het kantoor van ome Willem een telefoontje ging plegen. Ik belde m’n moeder om te vragen of alles goed was en deze antwoorde dat m’n zoontje Ronald lekker lag te slapen en vroeg wat er aan de hand was. “Nee niks Ma, loog ik, maar het knijpgevoel in m’n buik was niet meer te houden en ik zei gedag en zei dat ze me morgen wel zou zien. Na dit gesprek, waar ome Willem getuige van was, vroeg de ouwe baas wat er aan de hand was, want zo onrustig kon hij die Spijker niet zei hij. Ik zei met de tranen in m’n ogen dat ik niet wist wat me op dat moment bezielde, maar ik vroeg of ik naar huis mocht want ik moest een paar dingen regelen. Ome Willem zag in m’n ogen dat ik geen gein maakte en zei dat ik goed moest uitkijken onderweg met de auto. Hij voegde er aan toe dat als ik problemen had, hem dag en nacht mocht bellen.
Ik bedankte hem hiervoor en sjeesde met de auto van de Hemhaven in 5 minuten naar Amsterdam Oost, alwaar ook Anja woonde. Ik bel aan op dit adres, waarop Anja’s dochter (16) uit het raam komt kijken. “He Ron” zegt ze “wat is er”? Ik zeg dat ik haar moeder wil spreken, waarop ze antwoord, dat deze toch met Marga in Valkenburg zit? Ik zag aan de rooie kop van die meid dat ze mij voor zat te liegen en vroeg of ik even boven kon komen want ik wou het nummer van die zuster in Valkenburg hebben, want ik moest Marga wat belangrijks vertellen. Ik zie die meid half achterom kijken waar ik uit opmaakte dat er iemand in huis was. Nee ik heb m’n moeder beloofd dat ik voor niemand open zou doen en ik heb ook geen telefoonnummer, sorry. Op dat moment sloegen bij mij de stoppen door en trapte met een welgemikte schop de beneden deur open en stormde de trap op naar 1 hoog waar de toegangsdeur hetzelfde wachtte. Die meid stond te gillen dat ze de politie ging bellen. Ik ging op onderzoek uit in de woning. In een grote klerenkast zat Anja verscholen en smeekte mij om haar niet te slaan, want zij kon er niets aan doen. Het bleek dat Marga haar 250 piek had gegeven om voor een sluitend alibi te zorgen terwijl Marga met Harry een weekend naar Limburg was. Ik zakte in de grond en vroeg of ze wist waar precies, waarop ze met zweer gebaren ontkende. Ik heb nog zo tegen Marga gezegd dat jij zo’n goeie vent bent en wat ze nou eigenlijk aan het kapotmaken was gilde het secreet. Mijn hart was er op dat moment goed genoeg voor om haar een kopper te geven, maar alleen een moslim slaat vrouwen, maar ik niet. Ik ben weggegaan en dit moment was het begin van het einde!! _________________ Old sailors never died |
|
Terug naar boven |
|
|
Willem Visser Site Admin
Geregistreerd op: 12 Mei 2022 Berichten: 4613 Woonplaats: Amsterdam
|
Geplaatst: 10 Mrt 2023 15:50:27 Onderwerp: |
|
|
In de Amsterdamse haven 9 ‘Cecilia uit Valparaiso’
In de tijd dat ik voer bij de KNSM had iedere zeeman wel ‘verkering’ met een meissie op de kust. Vaak was het in elk stadje een ander schatje. Wij noemden het eigenlijk zo, dat wij op onze manier bezig waren met ontwikkelingshulp, aangezien wij de paar schamele dollars die we toen verdienden onder het vrouwvolk verdeelden. Toch was er een lieve meid die er met kop en schouders boven uit stak en waar ik echt verliefd op was. Cecilia uit Valparaiso, (Chili) die ik had leren kennen in de Yako-bar. De meeste varensgezellen onder u zullen deze tent ongetwijfeld kennen. Ik had een stuk of 10 reisjes gemaakt op de westkust van Zuid-Amerika en de band die ik met Cecilia had was perfect en groeide met de reis. Zij kon zichzelf goed verstaanbaar maken met de Engelse taal en had gestudeerd. Zij kwam uit een rijkere familie, maar was van huis weggelopen aangezien zij zich niet zo aan de huisregels wilde houden. Dit was zo’n beetje in de flower/power tijd, waar ik mijn haar nog droeg tot op m’n schouders en waarin menigeen in aanraking kwam met de marihuana sigaretjes, die in het achter gebeuren van menige kroeg gerookt werden. Ik vond het altijd een heerlijke tijd als ik in Valpo was en probeerde zoveel van mijn wachtdiensten te verkopen aan die Spanjaarden die toentertijd ook bij de KNSM voeren en voor geld alles deden. Cecilia nam mij overal mee naar toe, zoals naar ‘Vinja la Mar’ en naar de hoofdstad Santiago, alwaar we altijd een leuke tijd hadden en dachten dat dit nooit voorbij zou gaan.
Ik was daar ook, toen in 1973 generaal Pinochet de macht overnam van president Allende, alwaar door twee straaljagers het koninklijk paleis in de fik werd geschoten en er in no-time door de militairen overal op de straten zandbalen in een cirkel werden gelegd, om zo de schuttersputten te creëren, alwaar ze de grote mitrailleurs op de driepoten installeerden en met een dreigend gebaar de omgeving aftasten. De tanks en pantserwagens reden met een rotgang door de straten en de militaire coup was een feit. President Allende en een groot deel van zijn aanhang werd de eerste dag al gedood en voor de bevolking werd er gelijk een avondklok ingesteld. Wie na 8 uur ‘s avonds nog op straat was speelde met zijn leven. De harde werkelijkheid was daar en ik begreep dat het leven niet alleen maar bestond uit rozengeur en maneschijn. In die tijd las je wel in de krant van Vietnam en over andere oorlogen, maar dat was zo ver van je bed en wist niet wat ik me daar bij voor moest stellen en op een mooie zomerdag zit je er zomaar midden in. Na deze gebeurtenissen de volgende dag weer veilig aan boord te zijn gekomen en daarna nog een paar reisjes naar Chili te hebben gemaakt (augustus 1975), werd de sfeer in dit land grimmiger, doordat de militaire junta mensen die verdacht werden, aanhanger te zijn van voormalig president Allende, opgesloten werden in het sportstadion in Santiago, waarvan de meeste mensen nooit zijn teruggekeerd. Ook de vader en moeder van Cecilia is dit leed overkomen en staan tot op heden als ‘vermist’ opgegeven. Door deze situatie voelde Cecilia zich ook niet meer echt veilig maar wat kon ik doen als jong knaapje zonder een cent op zak? De kaptein op de Ceres had wel in de gaten dat ik tot over mijn oren verliefd was en schatte het risico dat ik achter zou varen hoog in en dat leverde mij een walverbod op. Hij noemde het maar kalverliefde en dat zou van zelf wel over gaan. Ik was er kapot van. Ik wou dat ik toentertijd de lef had die ik nu bezit, dan had mijn leven verdomme heel anders gelopen, maar ik luisterde maar naar die ouwe en ben door deze situatie Cecilia uit m’n leven verloren. Brieven werden teruggestuurd met de vermelding dat Cecilia niet meer op dat adres woonde en of de duvel ermee speelde verhuisde mijn moeder ook en aangezien ik nog bij haar woonde, ik dus ook. Ik ben nog menigmaal bij die nieuwe huurders wezen informeren of er post voor mij was gekomen, maar de Turkse bewoners schudden altijd maar nee, aangezien deze geen Hollands konden en nu na 30 jaar waarschijnlijk nog niet.
Na nog een slingerreis op de Hercules te hebben gemaakt alwaar we eerst met het vliegtuig naar New York moesten vliegen om een ploeg daar af te lossen(oktober 1975/april1976 lees ook het verhaal ’Harry van der Bronk, ook op dit forum) was dit mijn laatste reis, maar in m’n gedachten was ik nog steeds Cecilia. Hoe zou het met haar gaan? Zou zij ook opgepakt zijn, of misschien zelfs wel vermoord door die dwazen? Ik wist het niet en voelde mij zelfs een beetje schuldig daar over misschien had ik toen toch dat walverbod van die ouwe moeten negeren. Maar ja, zoals met alles in het leven ‘gedane zaken nemen geen keer’. Ik heb verteld hoe ik aan de wal met ome Henk in aanraking was gekomen en daarbij mijn vaartijd definitief had afgesloten. Marga kwam in mijn leven en ik had haar ook de situatie over Cecilia verteld. Menigmaal als ik met Marga weer eens herrie had werd dit mij verweten, met de woorden “dan rot je toch lekker op naar die hoer in Zuid-Amerika. Deze woorden sneden dan door mijn hele ziel en zaligheid en dan dacht ik weer bij mezelf ‘Ron jongen, je hebt toentertijd de verkeerde beslissing gemaakt. Het gebeuren met Harry en Marga heb ik in het vorige verhaal verteld en wil niet tot in de kleinste details treden, want dat heeft voor het verhaal geen enkele waarde. En aangezien ik Marga op de hoogte heb gebracht over het feit dat ik mijn leven verkort op deze site aan het zetten ben, leest zij dit ook en hoef haar niet onnodig te kwetsen. Dus Marga was er met Harry de werkloze aap een avontuur begonnen en ik was alleen. Maar zoals ik de rest van mijn verdere leven verrast zou worden door toevalligheden die op mijn pad kwamen, begon bij Dino’s Ferry het eerste geval, dat mij deed bedenken dat er meer is tussen hemel en aarde dan ik kon vermoeden. Tussen de werkzaamheden door ontmoete ik een jongen van de koperen ploeg (bootjes die de trossen aanpakken van zeeschepen die aan/afmeren in Rotterdam heten deze mensen roeiers) die een kennis had die met een Chileense was getrouwd en daar werd ik uitgenodigd op de bbq.
We raakten in gesprek en aangezien deze man ook gevaren had, deelden wij onze ervaringen, waarbij ook mijn verhaal met Cecilia aan de orde kwam, hoewel dit al een jaar of 10 geleden was dat ik Cecilia voor het laatst gezien had. Op dat ogenblik had ik een foto van Cecilia bij me en liet deze aan zijn vrouw zien, waarbij ik een blije blik van herkenning in haar ogen zag. “Haar ken ik”, stamelde zij tegen mij. Cecilia bleek 2 jaar na onze laatste ontmoeting naar de USA te zijn gevlucht en daar met een Yank te zijn getrouwd om haar green card in bezit te krijgen. Na een jaar was zij gescheiden en leefde nu alleen in een mooi appartement in Chicago, alwaar zij werkzaam was als secretaresse op een kantoor van de Shell. Er schoot op dat moment een adrenalinestoot door m’n hele lichaam, toen ik hoorde dat Cecilia nog leefde en dat alles goed met haar was. Het was al jaren geleden dat deze vrouw iets van Cecilia had vernomen, maar ze beloofde mij dat ze haar best zou doen om het adres of telefoonnummer van Cecilia te achterhalen. Ik zei haar dat ze mocht bellen over de hele wereld wat maar nodig moest zijn en haar de kosten direkt zou vergoeden. Na deze avond afscheid genomen te hebben verliet ik de woning met gemengde gevoelens. Ik had de laatste weken mezelf zo klote gevoeld, ik miste m’n kind en m’n vrouw, waar ik echt veel van hield, maar op dat moment niet wist waar ze zaten. Maar toch had god heel andere plannen met de Spijker, bedacht ik mezelf moed insprekend. Hoe was het in godsnaam mogelijk dat in de tijden van diepe ellende en pijn in ene zo’n opsteker tevoorschijn komt? Ik had ome Willem op m’n werk over dit gebeuren verteld en die ouwe was blij voor me. Ik had hem weken terug al het voorval verteld met Marga en dat vond ie zwaar klote en raadde me aan om mezelf niet helemaal naar de verdommenis te gaan zuipen, aangezien dit toch niks op zou lossen. Hij had dit zelf ook vroeger meegemaakt en wist mij te vertellen dat die ex-vrouwen het prachtig vonden als je helemaal aan de tering ligt. Dan zeggen ze van “zie je wel balzak, als ik er niet ben”. ome Willem raadde me aan, om mij dit niet te laten overkomen en met opgeheven kop door het leven moest gaan, want moest ik me schuldig voelen?
Een paar dagen later kreeg ik een belletje van die Chileense vrouw waarop ze mij het adres van Cecilia in Chicago gaf, het telefoonnummer kon ze niet achterhalen. Ik bedankte haar vriendelijk en was zo blij als een kind. Ik ben direkt een brief gaan schrijven en heb deze gelijk per expresse verstuurd. De volgende morgen begon ik al om de brievenbus te openen, maar ik moest beter weten, aangezien ik de brief pas 12 uur eerder had verstuurd, maar dit tekende wel voor mijn ongeduld!! De akelige spanning in mijn lichaam had plaats gemaakt voor iets prettigs, iets tastbaars en dat was ook wel hoognodig na al die tijden van verdriet en onzekerheid. Na 3 dagen lag er een brief op de mat, met de Amerikaanse postzegels erop. Mijn hart bonsde in m’n lijf en maakte tweemaal zo veel slagen als normaal. Ik kon niet wachten met openmaken en las hem op het trapportaal. Cecilia vertelde me, dat ze heel erg blij was dat ik haar gevonden had en hoe ik wist waar ze woonde? Ze vertelde dat ze nog veel brieven naar mij had gestuurd, maar daar nooit geen reactie op had gehad en dat haar hart in die tijd gebroken was, terwijl ze dacht dat ik zo gek op haar was. Ze vermelde haar telefoonnummer van haar huis en van haar werk in de brief plus de tijden van wanneer ze waar was te bereiken. Ik was ‘s avonds bij ome Willem aan het werk, toen ik in een kantoortje aan de wal een telefoontje pleegde naar Chicago, m’n handen trilden toen ik het nummer draaide, de telefoon ging over, maar werd niet opgenomen. Net toen ik hem op de haak wilde leggen hoorde ik, “hello whit cecilia, can i help you”? Mijn stem weigerde van de zenuwen. “Hello who’s there” hoorde ik die lieve stem weer vragen, waarop ik antwoorde, “Hello with Ron from Holland. Het werd stil aan de lijn, maar toen vroeg ze op een half huilend en half lachende zenuwachtige manier, “Ron how are you”? We hebben denk ik twee uur met elkaar gebeld, maar we hadden elkaar zo verdomde veel te vertellen over wat er in die paar jaar was gebeurd. Met haar, met mij, met het verdomde Chili, ik getrouwd, zij getrouwd, als twee jonge kinderen belden wij elkaar dagelijks op.
Ik bloeide weer helemaal op en leek helemaal niet meer die jongen die nog geen 2 maanden terug zijn hele woning vol met gas had laten lopen, met de bedoeling om er maar een einde aan te maken, aangezien ik toch alleen maar voor het ongeluk geboren leek te zijn. Gelukkig was ik daar te laf voor, gelukkig maar, anders had ik dit niet meer kunnen meemaken. Ik had mijn beste vriend Rein en ome Willem verteld van mijn telefoontjes van Cecilia en deze mensen waren heel blij voor me en vroegen me wat ik nu ging doen? Cecilia had daar een goeie job en een groot appartement. Ze had mij verteld dat er werk genoeg voor handen was en dat haar chef haar wel zou helpen om mij wel ergens te kunnen plaatsen. Rein zei me dat ik wel gek zou wezen om deze unieke kans te laten lopen. Ik zag het al helemaal voor me, die kleine Spijker in de States, in Chicago nog wel, waar Al Capone vroeger de straten onveilig maakte in de maffia periode.Ik dacht zo lachend bij mezelf, dat ze zo’n klein boefje als ik ook wel konden gebruiken, misschien hadden ze ook wel balen cacao en misschien ook wel een ‘Snees’? Toch hield de gedachte van Marga en mijn zoon Ronald, mij erg bezig, zelfs na wat ze mij geflikt had, voelde ik me er niet lekker bij om hen zomaar achter te laten, als ik naar de USA zou gaan. M’n moeder zei dat ik moest gaan en als die jongen groot zou zijn, hij mij toch wel op zou zoeken. Ome Willem stond ook helemaal achter me en ik besloot m’n tickets te gaan kopen om de week erop te gaan vertrekken. M’n woning en m’n auto mocht Rein gebruiken en als ik na een jaar niet terug zou zijn mocht hij deze op zijn naam nemen. Dagelijks belden Cecilia en ik met elkaar en de spanning van onze toekomstige ontmoeting was in onze stem te horen. De koffers waren gepakt en ik was bij diverse cafe’s mijn afscheid aan het vieren. Na van ome Willem afscheid te hebben genomen en met mijn collega’s een afscheidsborrel bij Dino’s te hebben gedronken besloot ik de laatste twee dagen lekker thuis te blijven en mezelf voor te bereiden op het grote avontuur wat me te wachten stond.
De volgende morgen werd ik om 6 uur uit mijn bed gebeld. Ik dacht nog bij mezelf, wie dat verdomme zo vroeg moest wezen, nu ik voor de eerste keer sinds jaren eens uit kon slapen? Ik doe open en tot grote ontsteltenis zie ik Marga met aan haar hand mijn kleine jongen staan. “Het spijt me zo erg wat ik jou heb aangedaan” huilde ze. M’n zoontje pakte me op dat moment aan m’n broekspijp en zei dat papa lief was. Ik pakte die kleine aap op en begreep weer wat ik zo gemist had. De tranen door de ontmoeting met die kleine schat wat me het liefste van de hele wereld was, werden vermengd met de haat voor Marga die dit allemaal op haar geweten had. Marga zag er verslonsd en afgeleefd uit, heel wat anders dan toen we samenwoonden, met haar dure kleren. Ik liet hen binnen en vroeg wat haar bedoeling was van het bezoek? Ze wou weer bij me terug komen en ik maakte de tweede grote fout in mijn leven, door te zeggen dat het goed was. Ik vertelde haar dat ik eigenlijk de volgende dag zou vertrekken naar Cecilia. Ik heb een paar weken op de bank geslapen want ik was ‘vies’ van haar en dat zei ik haar ook en dat kon ze wel begrijpen. Ondertussen heeft Cecilia mij natuurlijk op het vliegveld op staan wachten en heeft natuurlijk naar Holland gebeld. Ik had gelijk een ander telefoonnummer genomen, tickets verscheurd en elke brief die uit Amerika kwam ongeopend in de vuilnisbak gegooid. Wat een vuile viezerik ben ik geweest om die meid haar leven zo op z’n kop te zetten. Al haar vrienden en kennissen had ze verteld van mijn komst, tot haar directe chef aan toe. Wat heb ik die lieverd een pijn aangedaan, tot op heden de dag leef ik met dit schuldgevoel. Ondertussen had ik Marga weer netjes in de kleren gestopt en weer voorzien van een nieuwe wagen. Mijn collega’s, vrienden, ome Willem en mijn moeder, vonden mij de grootste stommeling die er in de rondte liep en zeiden dat ik er spijt van zou krijgen. Ik antwoorde dat ik heel veel van mijn gezin hield en dat sommige dingen in het leven vergeven moeten kunnen worden. Marga vertrok 6 weken later weer met een andere kerel. Hoeveel kansen krijgt een mens in zijn leven? Ik weet het niet, maar ik heb toen wel een kans verspeeld en heb dit duur moeten bekopen. _________________ Old sailors never died |
|
Terug naar boven |
|
|
Willem Visser Site Admin
Geregistreerd op: 12 Mei 2022 Berichten: 4613 Woonplaats: Amsterdam
|
Geplaatst: 11 Mrt 2023 23:01:20 Onderwerp: |
|
|
In de Amsterdamse haven. 10 ‘Jaren lang was jij mijn gabber’
Na Cecilia voor de tweede keer, door mijn eigen klote schuld verloren te hebben en Marga er ook weer van door was met een gozer genaamd Frans, wist ik van ellende niet meer of ik van voor of achter nog wel leefde. Ik zoop mezelf elke dag maar onder de tafel, zodat ik kon vergeten en mezelf in coma kon leggen. Aangezien als ik wakker was de beelden van Marga door mijn kop spookte. Mijn beste vriend Rein waar ik al jaren mee om ging, zei me ‘dat ik die pleuris hoer moest vergeten’. Ik zei hem dat hij niet zo moest praten over m’n vrouw, waarop hij zijn schouders ophaalde en met de woorden van dan moet je het zelf maar weten weg liep. Marga waarschuwde me altijd voor Rein, omdat zij vroeger als kind met hem was opgegroeid als buren, aangezien zij naast elkaar woonden. Rein was een vieze vreemdganger zei ze altijd en neukte alles wat los en vast zat. Dit klopte ook wel, want als we op stap waren was geen vrouw veilig voor hem. Maar het mooiste was, dat hij er weinig voor hoefde te doen, de wijven kwamen op hem af, i.p.v. andersom. Zo’n knappe snuiter was het helemaal niet, maar hij had iets wat niemand van onze ploeg begreep. Aangezien de relatie met Marga en mij steeds een gruwelijker vorm aan nam en ik de boel maar steeds probeerde te redden door maar te denken dat ik dit moest, omdat ik mijn zoontje een ‘normaal’ gezinsleven moest bieden. Hoeveel relaties Marga er op na hield weet ik niet meer, sommigen spoken soms nog door mijn kop en het waren allemaal van die werkeloze balzakken ook, die de hele dag in het café/koffiehuis in de rondte konden hangen, met hun sterke verhalen over hoe hard ze vroeger wel niet gewerkt hadden.
We hadden, Harry Neuk, Dirk, Kale Frans, Jan Dak, Guus Geluk en nog een paar van die balzakken. Toen mijn zoon Ronald was geboren, heeft zij zich gelijk laten steriliseren aangezien zij van mij geen kind meer wilde hebben. Ik had nog wel graag een kind erbij willen hebben, maar was later blij, dat dit niet het geval was. Rein was mijn beste vriend en ik vertelde hem alles wat mij dagelijks overkwam en hij raadde me aan om hetzelfde te doen als Marga deed, vreemdgaan! Nou, zo gezegd, zo gedaan. Ik was een meisje tegen gekomen die Lisette heette, een lekkere kleine opsodemieter waar ik wel goed mee op kon schieten. Na met die meid op stap te zijn geweest en een wip te hebben gemaakt, voelde ik mijzelf nog schuldig ook, waarop Rein me vraagt of ik wel goed bij m’n kop ben, aangezien mij dit dagelijks zelf geflikt werd??? Na een week met die meid te zijn omgegaan en ik haar thuis wilde afzetten, reed ik met haar door de Javastraat in Amsterdam Oost, waar ik Marga in tegemoet komende richting passeerde. Ik schrok me eigen helemaal wezenloos en vroeg me af of zij mij gezien zou hebben en zo ja, die meid soms ook? Ik had op dat moment een opvallende kleur Mercedes en ging maar uit van het ergste en gaf vol gas richting Wijtenbachstraat waar ik voor het stoplicht moest wachten. Aan de overkant van de straat zat ‘café Wampie’ die aan mijn schoonvader toebehoorde, die voor de deur een sigaretje stond te roken. Op dat moment ontdekte ik in mijn achteruitkijkspiegel een klein bruin stipje wat met een klere gang groter werd, het was de bruine Ford Taunus van Marga, die zonder te remmen mijn wagen vol gas aan de achterkant ramde.
Mijn achterbank zat bijna om mijn nek gevouwen en Lisette klaagde over haar nek. Marga stapte de auto uit en krabde eerst mijn ogen bijna uit m’n kop en brak toen mijn contactsleuteltje af in het contactslot. Ze schreeuwde tegen Lisette, er uit rotzieke hoer, zoek zelf een kerel en blijf van de mijne af verdomme. Lisette wist niet hoe snel ze weg moest komen en Marga gilde tegen mij dat ze weg zou gaan en nooit meer terug zou komen. Marga pakte haar tas uit haar auto en verdween lopend, aangezien de twee auto’s total loss op de weg stonden. Haar vader Willem had het hele voorval zwijgend staan observeren en schudde met z’n hoofd naar me en riep “het is bah precies haar ouwe moer” en liep nog nee schuddend naar binnen. Ja, ik wist dat Willem het ook niet makkelijk had gehad bij m’n schoonmoer, terwijl hij ook altijd goed voor haar en haar kind (waar hij niet eens de vader van was) had gezorgd. Ondertussen was er een motoragent gestopt bij het ongeluk en vroeg mij van wie de Ford was? “Die is van mij” zei ik en “van wie is dan de Mercedes” vroeg ie? “Die is ook van mij” was het antwoord. De agent keek mij verbaasd aan en vroeg om uitleg. Ik vertelde het gebeuren en hij antwoorde dat deze dame ‘geen katje was om zonder handschoenen aan te pakken’ daarmee wijzend op de krabben in mijn gezicht. Er werden twee sleepwagens besteld om de twee wrakken af te voeren. De wagens werden uit elkaar getrokken, toen er plots de kentekenplaat van de voorkant van de Ford eraf viel en er een andere plaat onder bleek te zitten, met een geheel ander nummer. Ik schrok me de tering en aangezien ik deze auto had gekocht op de Utrechtse automarkt had ik geen aankoop bewijs hiervan. De motoragent zei dat ik mee moest komen naar het politiebureau, alwaar dit onderzocht moest worden. ik vroeg hem of hij dan wel een helm voor mij had, als ik achterop moest bij hem? Hij zei mij dat ik niet zo grappig moest doen, aangezien dit een ernstige situatie was. Een politiebusje werd geregeld alwaar ik in werd afgevoerd, gevolgd door de twee takelwagens met de wrakken en de motoragent sloot de bonte stoet, nagestaard door een nog steeds nee schuddende schoonvader.
Gelukkig was het geval van het nummerbord alleen maar gekomen doordat de wagen ooit herkeurd was geweest en een ander kenteken had gehad. Ik had Rein gebeld en deze haalde mij op bij bureau IJtunnel. Hij keek naar m’n bloedend gezicht en vroeg of ik er nou nog niet genoeg van had geleerd? Hij zei dat Marga nou eenmaal zo in elkaar zat en ik dat er nooit uit zou krijgen. Ik heb later besloten om te gaan scheiden. Ik heb Marga nog geholpen om haar huis in Amsterdam Noord te gaan verbouwen en in te richten. Zo eindelijk rust in de gelederen dacht ik nog bij mezelf. Rein vroeg mij of ik er nu eindelijk mee klaar was? Ik hield mij groot door te zeggen dat het zo was, maar diep in mijn hart hield ik nog van haar. (ik begrijp heden te dage nog niet hoe dat zo kan zijn, iemand die je zo’n pijn en verdriet heeft aangedaan, jaren lang...........) Ik was nog steeds werkzaam in de haven met Jan Rems als zelfstandig ondernemer en verdiende lekker, waarvan ik Marga ook mee liet genieten. Op een zaterdagmorgen wilde ik mijn zoon Ronald ophalen om naar Artis te gaan en belde bij Marga aan. Tot mijn grote schrik en verbazing wordt er opengedaan door mijn beste vriend Rein in de badjas die ik voor de kerst van Marga had gehad. Wat doe jij hier vroeg ik hem perplex? Hij lachte me toe en zei op een vrolijke toon, “ik vroeg je een tijdje terug toch of je klaar was met de relatie met Marga”? “Nou, toen jij ja antwoordde, dacht ik dat ik maar eens langs moest gaan en je ziet wat ervan komt”. Ik heb me omgedraaid en ben in mijn auto weg gereden en ik weet niet meer wat er in mijn gedachten in de rondte spookte. Ik heb ze alle twee vervloekt, niet wetende dat mijn vloeken later de uitwerkingen zouden krijgen die ik op dat moment zo vurig wenste. Er is echt meer tussen hemel en aarde dat wij als gewone stervelingen maar kunnen dromen.
...........EN LET OP DEGENE DIE JOU ‘VRIEND’, NOEMT. _________________ Old sailors never died |
|
Terug naar boven |
|
|
|
Geplaatst: 11 Mrt 2023 23:01:20 Onderwerp: |
|
|
|
|
Terug naar boven |
|
|
|
|
Je mag geen nieuwe onderwerpen plaatsen in dit subforum Je mag geen reacties plaatsen in dit subforum Je mag je berichten niet bewerken in dit subforum Je mag je berichten niet verwijderen in dit subforum Je mag niet stemmen in polls in dit subforum
|
|