KROONVAARDERSKNSM

SCHEEPVAART KNSM

Ook een eigen gratis forum?

- Met je eigen logo
- Filmpjes mogelijk!


Klik hier om jouw forum te maken


VERHALEN VAN KROONVAARDERS
Ga naar pagina Vorige  1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10
 
Nieuw onderwerp plaatsen   Reageren    KROONVAARDERSKNSM Forumindex -> KROONVAARDERS-KNSMFORUM
Vorige onderwerp :: Volgende onderwerp  
Auteur Bericht
Willem Visser
Site Admin


Geregistreerd op: 12 Mei 2022
Berichten: 5517
Woonplaats: Amsterdam

BerichtGeplaatst: 11 Sep 2025 13:15:50    Onderwerp: Reageren met citaat

DE KLEINE WERELD VAN GERRIT BRUNT

Tekst: Jan Heemskerk - Foto's: Theo van Houts


Wie gaat er in dit supersnelle tijdperk nog per boot. Dat is gemakkelijk gezegd: mensen die het even rustig aan willen doen. Wij zaten op de Prins der Nederlanden, helemaal van Zuid-Amerika naar Nederland. Je wordt verwend en er gebeurt véél aan boord van zo'n schip, al was het maar veel onbelangrijks. Het verhaal van een aangeklede bootreis, met 'n koude knipoog naar de zomer.

Dekspelen op de Prins der Nederlanden
Op 26 november 1962, een maandagavond - hij zal het nooit vergeten, al wordt hij honderd - kwam Jaap de Gijt in Bangkok aan. Wat hij daar precies gedaan heeft, zullen we hier niet onthullen, maar een feit is dat alles op zo'n bevredigende manier voor elkaar kwam, dat hij later in Singapore meende die datum onuitwisbaar te moeten laten vastspijkeren op zijn arm. Die tatoeage, samen met die van mother op de andere arm en twee blauwe vogels op zijn brede borst, een uiterlijk sein van een lichtzinnig innerlijk, maakt Jaap in de ogen van onwetende landkrabben tot een zeeman bij uitstek. Zijn roekeloze lange stappen over de dekken, zijn met sexy littekens gesierd gezicht helpen mee om hem te doen beantwoorden aan het eeuwige - het onjuiste - beeld dat de landman van de zeeman heeft: een ruwe, doch sympathieke kerel, naar wie vrouwen en kasteleins met verlangen uitkijken, waar ter wereld hij zijn anker ook laat vieren.

Jaap de Gijt heeft het aan de wal geprobeerd als bouwvakker.
Nu is hij matroos: zonnetje, sjekkie, oceaantje, welke landrot heeft dat?

Het is goed dat Jaap er is, want meer nog dan de oceaan getuigt Jaaps zeemannelijke gestalte, dat de Prins der Nederlanden een schip is, en niet een of ander luxe hotel dat niet op zand, maar op water is gebouwd. De zee ligt er lummelig en levenloos bij, en het is dat de stuurman elke dag vertelt hoeveel mijl we elke dag afgelegd hebben, anders zou je nauwelijks in de gaten hebben dat we vooruitgaan. Water en wind gedragen zich keurig volgens het verlangen van de KNSM, die beoogt haar passagiers een luxueus, rustig en comfortabel verblijf aan boord te bieden, zó luxueus, rustig en comfortabel, dat er voldoende mensen door gelokt worden om de strijd tegen het snelle luchtvervoer vol te houden. Wat zijn dat nou voor mensen, die het zich kunnen permitteren op die manier te reizen, elke dag wat mijltjes verder, elke dag wat tintjes donkerder? Nou, kijk, bijvoorbeeld Frau Hoppenheit, die haar man met zijn zakelijke zorgen in Duitsland. heeft gelaten en een maand lang op spectaculaire wijze afleiding vindt. Ze trekt onophoudelijk ieders aandacht, niet in het minst door haar schetterende lach, die de vermicelli in de soep doet verstijven van schrik. Haar dagelijks programma bestaat uit tafeltennissen, sjoelen, shuffle-board, dobbelen aan de bar en dansen. Ze danst met hartstochtelijke ijver en in glorieuze stijl. Laat in de avond, of vroeg in de nacht, als de muziek naar huis is, is ze geroerd door de wunderschöne avond en gaat ze achter de piano iets heel gevoeligs spelen. Ze is een uitbundig persoon en slechts haar leeftijd belemmert het waarmaken der geruchten over erotiek op zee, want ze flirt op de manier die we zo gaarne aantreffen bij vrouwen op de helft van haar jaren.

Frau Hoppenheit shuffelt vol overgave, kapitein Brunt doet sociaal werk aan de railing

Ik word geen dominee.
In scherpe tegenstelling tot deze vrolijke passagiere beweegt zich dr. S.A. ten Bokkel-Huinink over het schip. Hij is een vooraanstaand internist in Rotterdam, afdelingshoofd in het Bergwegziekenhuis. Een erg aardige man, en zo rustig, dat het lijkt alsof alle jodium in de ons omringende oceaanlucht zich op zijn schildklier heeft gestort. De ware reden voor zijn kalme gedrag is dat niet natuurlijk. Hij is gewoon serieus en bezadigd door aard en opvoeding kortom, een vent die van wanten weet. Hij komt uit een geslacht van allemaal dominees. Hij vindt de reis, gestart in Amsterdam en via de Antillen, Trinidad, Suriname en Azoren weer terug, fantastisch. Hij vermaakt zich uitstekend, daar niet van, maar je ziet het niet aan hem. Op de dansavonden zit hij in een hoekje wat bevreemd te kijken naar het gespartel. Beide uitersten hebben het naar hun zin en iedereen die er tussenin leeft ook. De kapitein zegt: "Wij moeten ervoor zorgen dat het voor alle mensen leuk is. Een van de charmes van dit schip is dat het groot genoeg is om een zeker comfort te geven en klein genoeg om het intiem te laten. Ik maak er echt een punt van. Ik neem de passagierslijst en kijk rond. Binnen vier dagen weet ik wie wie is en weet ik zo'n beetje hoe de mensen zijn. Dat is belangrijk. Als je ziet dat mensen zich in groepen splitsen en soms vijandig tegenover elkaar gaan staan, dan moet je de kloof overbruggen. Je geniet niet als passagier als je voortdurend een ander zit op te sarren. Het is wel een aardig aspect van mijn taak, al heeft het geen bliksem met zeemanschap te maken." Gerrit Brunt is 44, vaart al 24 jaar, waarvan drie jaar als kapitein. Een moeilijk vak, kapitein, zeker op een passagiersschip. Hij is niet zo erg actief bij het varen betrokken, houdt alleen via grote lijnen voeling met het scheepsbedrijf en is verplicht zich veel sociaal met de passagiers op te houden, een gedoe dat lang niet iedere kapitein ligt. Nou is het met Gerrit Brunt uit Oudewater zo, dat hij eigenlijk meer een toevallige zeeman is dan een echt geroepene. Hij ging na de oorlog niet varen omdat hij zo dolgraag naar zee wou, maar meer om te ontsnappen aan de wal, en zijn mazzel was dat hij het beroep leuk ging vinden. Je zal Brunt nooit eens 's avonds of 's nachts of overdag aan de reling zien staan, starend naar die prachtige oneindigheid van de oceaan. "Er blijft dan van jezelf zo weinig over. Dat vind ik niet prettig. Het mag dan zo zijn dat een mens onbelangrijk is, maar als het me vrij staat een achtergrond te kiezen, dan heb ik er liever een waar als ik als mens beter tegen uitkom. Misschien is het hierom: je bent in je eigen omgeving belangrijk en die belangrijkheid doe je misschien afbreuk door tegen zo'n grote achtergrond te gaan staan. Ik doe mijn best door mezelf niet groter te maken dan ik ben, maar ik heb er ook geen behoefte aan me kleiner te maken dan ik ben." Hij heeft geen emotionele binding aan de zee, hoewel hij soms, na een zware storm doorstaan te hebben, wel eens met enig leedvermaak mompelt: "Je kan het me doen zeel." Daar is nu echter geen sprake van, de zee weet helemaal niet wat storm is; Brunt kan zich in alle rust inzetten voor het geestelijk en lichamelijk welzijn van de passagiers, hetgeen vooral overdag en in warme streken een feest voor het oog is, want op maatschappij voorschrift vertoont hij zich dan - evenals de andere officieren - in hotpants aan dek. Daar is het meestal een activiteit van belang. Je kan er bijvoorbeeld het edele spel shuffleboard beoefenen. Een tijdverdrijf waarmee men veel pret kan beleven, als men niet het ongeluk heeft in het vuur van het spel uit te glijden en zijn arm te breken, zoals de heer J. van den Berge overkwam. Deze gepensioneerde Shell-functionaris, op reis gegaan onder meer om de geest wat te verzetten na een tragische gebeurtenis in zijn persoonlijke leven, brak zijn arm al enkele dagen na vertrek uit Amsterdam en wel zo ingewikkeld, dat hij eerst een week later aan de wal geholpen kon worden. De röntgenfoto van zijn geblesseerde lichaamsdeel bewaart hij zorgvuldig in zijn hut, de verbonden arm draagt hij heldhaftig mee. Hoewel hij zich met pijnstillende middelen staande moet houden, blijft hij opgewekt. Zijn goede hand brengt in vlotte stijl het glas naar de mond en het is dan ook met ieders instemming dat hij tot sportman van het schip wordt benoemd., hoewel hij de verschillende sportonderdelen slechts als toeschouwer heeft begeleid. Bij shuffle-board heeft hij de eerste prijs zien behalen door mevrouw Van Riet, een kloeke dame die door haar inzet haar partner tot het uiterste opzweept en in haar ijver haar echtgenoot zelfs de volgende vermaning toevoegt: ,"Verdomme ga weg man, je kan er zelf geen moer van."

Koude lunch op het dek. Drie hoeraatjes voor de kok en pet af voor de mandie zorgde dat er aquavit voor de haringeters was.
Theo van Riet komt uit Curaçao, waar hij als Shell-man vanaf 1947 de langzame aftakeling van het blanke Shellrijk heeft beleefd. Een jaar of vijftien heeft het gezín in een gouden kooitje geleefd, met alle andere Shell-mensen in omheinde gemeenschappen wonend, met eigen winkels, zwembad, postbedrijf, telefoon, enzovoorts. Het is nu anders, de Shell-mensen zijn opgenomen in de gemeenschap. Het zijn er steeds minder, het werk wordt steeds doodser. Van Riet vindt het na al die jaren wel goed dat hij teruggaat naar Nederland. Hoewel, hij moet maar afwachten hoe lang hij er blijft, want de kans op heruitzending naar waar dan ook, zit erin en weigeren is er niet bij voor de ouwe getrouwe. "Dat doe je niet. Je hebt zoveel loyaliteit tegen je werkgever. Jij kan wel denken: die lui eten Shell en ze kakken Shell, maar zo is het toch. De meeste mensen met veel dienstjaren hebben dat. Daarom gaan we óók graag weg, want de nieuwelingen hebben een andere mentaliteit. Die zeggen al gauw: Stuur je zuster maar naar dat eiland. Nee, Curaçao is niet meer wat het geweest is, ook al door de toenemende Antillianisering van het Shellbedrijf, waardoor dingen gebeuren die de verstokte Shellers door de ziel snijden. De Antillianen zeggen tegen elkaar: Waarom loop je je rot voor die rotmakamba's? Die rot blanken betekent dat. De compagnie heeft geld zat." Van Riet, en ook die andere oude Shell-man (ex-voetballer) Henk Hering, maken niet de indruk juichend de opgang der Antillianen gade te slaan. Ze lopen te lang mee zeker. Een jongere zoals Piet van Kleef, denkt er anders over. Piet is iets in de dertig, heeft vijf jaar op het Curagaose kadaster gewerkt en vertelt dat hij bij de beruchte opstand van 30 mei 1969 met wat collega’s de arbeiders van de Dienst Openbare Werken heeft aangezet om ook te staken. "Wij dachten: als je een beetje grote arbeiderspartij hier krijgt, heb je kans dat het ooit wat wordt. Maar er is niets van terecht gekomen. De leiders werken alleen voor hun partij, hun familie en zichzelf." Enige spelleties van Ong Am Sing Van Kleef, Van Riet en Herwig trekken veel samen op, Curaçaoënaars onder elkaar. Als je 's avonds de lounge binnenkomt, vol spanning bij de gedachte wat voor enige spelletjes er nu weer op het programma van restaurateur Ong Am Sing staan, zit de Curaçaose ploeg altijd onmiddellijk om de hoek rechts. Blokvorming is onvermijdelijk. Schuin tegenover hen houden zich de families van den Ham en Witte meestal op. Van den Ham is een jaar of vijftien op de Antillen geweest, waarvan de meeste jaren op Sint Maarten als chef-adjudant van de politie. Niet zo'n erg dolle tijd, zegt hij, want vooral in het begin, toen er maar een paar duizend mensen op het eiland woonden was zijn taak makkelijk zat. "Je had twee asocialen. De een hete Danië|, de ander Zakkenboy. Als er iets gebeurd was, had een van die twee het gedaan, kon niet missen." Sint Maarten is half Frans en dat gaf soms vreemde situaties: "Een vent die bij ons wat uitgehaald had, was naar de Franse kant gevlucht. Ik ging naar mijn collega en zei: Zus en zo is 't gebeurd, die en die heeft het gedaan. Kijk, ik ga niet officieel om uitlevering vragen, dat moet dan via Den Haag en Parijs en duurt jaren. Onzin. Hij zegt op zekere dag: Als je morgenmiddag om een uur of twaalf bij de grens bent - nou ja, dat is dan een paaltje ergens op het land - dan valt er wat voor je uit m'n wagen. Zo deden we dat." Van den Ham zit urenlang in de lounge kruiswoordpuzzels op te lossen, waarschijnlijk een van zijn politietijd stammende gewoonte. Hij praat niet veel en wie weet, is dat de reden dat meneer P. Witte vaak bij hem aan tafel zit. Mevrouw Witte en de twee dochters zijn levensluchtig genoeg, de meisjes tafeltennissen vaak en een van de twee heeft een prijzenswaardige behendigheid in het ringwerpen. Ze zijn vrolijk, maar pa kijkt meestal nogal somber. Hij heeft jaren in Suriname gewoond, waar het gezin zich onderscheiden heeft door aan velerlei gedierte intense zorg te besteden. Tastbaar souvenir aan de Surinaamse tijd verblijft in het voorschip: een papegaai, die door de baas zorgvuldig op temperatuur wordt gehouden. Het hondje van de familie Dougle brengt daar ook zijn tijd door, eveneens zonder over gebrek aan belangstelling van de zijden der bazen te klagen hebben. De heer Dougle is donker, mevrouw Dougle is blank. Ze hebben het ouderschap over een schattige dochter gemeen en ook hun beroep. Ze zijn beide kinderarts en hun medische professie brengt hen danig in moeilijkheden met de scheepsarts, dat is de Amsterdamse huisarts Wigbold Poederbach, die volgens KNSM-systeem voor de symbolische gage van één gulden voor de duur van de rondreis is aangemonsterd. Hij levert zijn tijd en bekwaamheid en ontvangt als tegenprestatie voor zijn vrouw en zichzelf een leuke reis en de mogelijkheid tot scheepsvermaak. Hij schenkt beide aspecten van zijn verblijf aan boord zijn volle aandacht, maar desondanks ontvangt zijn beroepsmatige optreden bij de familie Dougle weinig bijval.

Met handoplegging genezen
Het hondje wordt namelijk ziek, poept als een bezetene en kijkt de baasjes met treurige ogen aan, dat zij dat zij besluiten dat penicilline hier de zaak moet klaren Dokter Poederbach is een andere mening toegedaan, maar geeft tenslotte, na wat gebekvecht over en weer, toe. 's Nachts, als de arts en Dougle de vrolijkheid al lang de rug toegekeerd hebben, verklapt de arts Poederbach, terwijl hij gelijktijdig zijn stem en glas heft: "Mensen kwamen een keer met een kat bij me. Die had iets aan een klier. Die heb ik met handoplegging genezen. Het beest leek doodziek. Twee keer heb ik hem bekeken en twee keer heb. ik hem bestreken. Ik zei meteen: Die kat gaat niet dood. Die hond van Dougle gaat ook niet dood, tenzij ze hem zelf doodspuiten. Zij zijn kinderartsen, ze nemen zelf de verantwoording maar. Toen met die aap heb ik gespoten, niet voor die aap, want die was toch verloren, maar voor die arme man." Ja die aap, de enige dode aan boord, was Tammy, een klein doodskopaapje, meegenomen door Alexander Nagy, een 31-jarige Hongaar in Nederlandse dienst, ln 1956 uit Hongarije gevlucht en sindsdien een betrekkelijk eenzaam man. Hoewel hij Tammy niet hoogst persoonlijk uit een Surinaamse boom had geplukt, was hij toch zo aan het diertje gehecht, dat hij op een nacht met tranen in het oog de dokter uit zijn bed haalde. Deze liep zonder morren mee naar de hut van de brave Nagy en aarzelde niet lang met zijn penicillinespuit. Doch de volgende ochtend bleek de aap niet opgeknapt. Nagy legde het op een kussentje en onder een kussentje. Daar lag het zielig als een ziek aapje dood te gaan. Hij pakte het op en knuffelde het: "Ach, Tammy, wat is nou met jou? Wat jij hebben? Jij niet zeggen wat jij hebben? Jij zo lieve." Hij keek het ziekenbezoek aan en sprak vol emotie: "De eerste dag hij krabben, maar later hij springen op mijn arm en springen om mijn nek herum en wieder op de andere arm. En nu is hij zo ziek."

Alexander Nagy houdt zijn zieke aapje dicht tegen zich aan. Hij vermoedt een speodig zeemansgraf voor de kleine. 't Wordt bewaarheid.
Dezelfde middag nog kreeg Tammy een eerlijk zeemansgraf. De weinige belangstellenden konden Nagy horen snikken. "Ik heb die Affe zo lieb gehad.,, Misschien is het deze droevige geschiedenis, die het echtpaar Dougle door het hoofd speelt, als ze aan tafel over de betreurenswaardige toestand van hun huisdier praten. Tafelgenoot H.P. Sulman, de chef-radiodienst, die in zijn lange zeemansleven al veel vreugde heeft verspreid door uit zijn onuitputtelijke verzameling sterke stories te vertellen, probeert hun stemming wat op te vijzelen door te verhalen van die begrafenis van die ene stoker, jaren geleden, toen de schepen nog op kolen voeren: "Die stoker was dood en die moest dus overboord. Maar we hadden niks om de planken mee te verzwaren en ja, je kon dat lijk ook niet laten drijven, dus goede raad was duur. Gelukkig kwam iemand op het idee om wat grote blokken kolen op de planken te binden . Zo gezegd, zo gedaan. Het hele zaakje gleed keurig en plechtig de golven in. De aanwezigen liepen weg en toen hoorde ik een stoker tegen een andere zeggen: Dat we allemaal wel komen weet ik, maar dat we onze eigen kolen moeten meenemen is nieuw voor me." Hoe gloedvol ook verteld, de Dougles blijven er tobberig uitzien. Pas later, als het beestje aan de betere hand is, klaren hun gezichten op en besteden zij weer de gepaste aandacht aan de kostelijke maaltijden die op tafel verschijnen. Nota bene, zelfs de Poussins à la Guadeloupe zaten ze met lange tanden te eten. Hier dient enige kritiek te worden geuit op de behandeling die de passagiers op het overigens zo voortreffelijke schip ten deel valt. De hele reis door doet men een aanslag op de gezondheid der opvarenden door met haast fanatieke ijver 's middags en 's avonds uitgelezen warme happen te serveren. De heren officieren hebben zich al genoodzaakt gezien de lunches over te slaan en in hun hut een boterham met kaas te nemen, en restaurateur Ong is zo ver heen geweest - 124 kilo - dat hij via een messcherp dieet moet proberen zijn oude atletische gestalte terug te krijgen. Maar de passagiers zuchten nog volledig onder het lucullisch juk. Slechts weinige kunnen zich staande houden onder de dagelijkse kanonnade van bijzondere spijzen. Met ere kan hierbij genoemd worden de naam van Jan Zimmerman, een stevige Delftenaar, die zijn voorkeur voor komijnekaas niet onder stoelen of banken steekt. Hij heeft lange tijd voor Philips in Colombia gewerkt, waar de komijnekaas vrij schaars wordt verbouwd, en nu hij Nederlandse grond onder de voeten heeft, wil hij die schade inhalen. Aan zijn verlangens wordt ruimschoots tegemoet gekomen, zodat zijn tafelhumeur onveranderlijk goed is. Geen kwaad woord dus over Jan Zimmerman. Men vergeeft hem zelfs zijn stuitende lach tijdens het tafeltennissen als men eenmaal gezien heeft op welke goddelijke wijze hij over de dansvloer steigert, elegant als een Weense Lippizaner, en ongeveer even luidruchtig. Erg indrukwekkend. Jammer dat hij het zo weinig doet, want Jan stelt zich op die dansavonden onophoudelijk de vraag: waarom zou je daar gaan huppelen als je hier een glas koele rumcola hebt staan, en het antwoord valt meestal nadelig uit voor zijn mieterse Marie, die zo van dansen houdt.

Effect in zijn slagen
Er zijn meer van die mannen. Joop Koopman bijvoorbeeld, vriend van Jan Zimmerman, ook afkomstig uit Bogota, waar hij zich als macro-econoom voor een internationale ontwikkelingsorganisatie inzette. Koopman is van 1964 tot 1969 lid geweest van het partijbestuur van de PvdA, naast zijn werk als directie-secretaris van het Centraal Planbureau. Deze reis per boot is tegelijk vakantie, want Koopman (36) gaat vrijwel meteen na aankomst door naar Tanzania, om voor het groepje Tanzania, Kenia en Oeganda macro-economische plannen te verrichten. Zijn eigen economie loopt op de Prins der Nederlanden wat uit de hand, maar zegt hij: "Dat kan me geen zak schelen. We hebben hier echt het gevoel losgeslagen te zijn." Dat valt niet op. Joop gedraagt zich meestal keurig, rookt kalm zijn pijp, loopt zijn kindertjes trouw achterna als ze niet in de kinderkamer zijn en is lief voor zijn vrouw. Het enige bezwaar dat tegen hem is aan te voeren, is dat hij bij het tafeltennissen te veel effect in zijn slagen legt. Moet hij afleren, anders wint hij nooit wat. Bij het ringwerpen is zijn techniek ook niet je best, het mankeert aan een goede richtingbepaling. Sjoelen gaat iets beter, maar hij gooit ontactisch, precies zoals bij het shuffle-board. Zijn kikkeren mislukt door de te stijve rechterhand, bij de paardenrace ontbreekt het hem aan geluk en tenslotte is het gebrek aan goede planning dat hem bij de danswedstrijden telkens naast de prijzen doet grijpen. Ondanks deze sportieve tekortkomingen geniet Joop met volle teugen van het vermaak aan boord, en hoe zou hij niet, gezien de toewijding en inventiviteit die uit alle activiteiten blijkt. Neem nu alleen eens even de paardenrace. Zes houten knollen moeten in een door de dobbelstenengooier aangegeven tempo van start naar finish worden vervoerd door zes dames uit het publiek, de zogenaamde jockeys. Voor die echter beginnen, komt restaurateur Ong op, - verkleed als veearts met mombakkes en witte jas - en onderzoekt hen. Hij constateert bijvoorbeeld: "U moet een injectie hebben" en hanteert dan een fietspomp als injectiespuit. Een hofmeester staakt een ijselijke gil in een verdekt opgestelde microfoon, waarop Ong verontwaardig roept: "Mevrouwtje hij zit er nog niet eens in". Hahahahahaha. Paarden kunnen ook in het vakje 'dood' terechtkomen. Dan komen twee als begrafenisondernemers geklede bediendes binnen met een brancard, zingend: "Het peerd van ome Loek is dood". Dolle pret aan tachtig procent van de tafeltjes; wat de juistheid bewijst van kapitein Brunts stelling: "De spelletjes lijken vaak flauw, maar zolang de passagiers ze leuk vinden, ga je ermee door.” Nu moet wel even gezegd dat dit de paardenrace van de A- en B-dekpassagiers is. Er zijn drie races op het schip. De grootste poespas wordt bij de reeds beschreven methode gemaakt. Het meest openlijk wordt er gegokt op de bemanningsavond, een bijeenkomst van alle rangen en standen, waarbij ieder die iets leuks kan, mag proberen er de anderen mee te vermaken. De paardenrace wordt hier zuiver om de poen gereden. De paarden worden bij opbod verkocht. Een aantal bemanningsleden grijpt deze gelegenheid met beide handen aan om een kennelijke aversie tegen de officieren bloot te leggen elke gezamenlijke poging om een paard aan te kopen de grond in te boren. Als alle paarden ondergebracht zijn in bemanningsstallen valt aan verschillende kanten de tevreden constatering: "We hebben die driepijpers goed te grazen. Ze hebben geen paard!”

Scharminkelige race
Het is de eeuwige tegenstelling tussen de mindere en de meerdere, die misschien op een schip zwart-witter is dan elders. Een schip is een autoritair wereldje, met scherpe gezagsverhoudingen en voor veel jongens roept de gang van zaken te veel herinneringen op aan de militaire dienst. Er zijn veel controles, er wordt voortdurend op hen gelet. Ze mogen geen drank in de hut hebben. Een bediende (25) vertelt, dat de kapitein zelfs verboden had om platen aan de muur te hangen. Toch vallen de grieven erg mee, ze hebben het allemaal elders wel erger meegemaakt. De kapitein wordt er niet kwaad op aangekeken, alleen, bij zo'n paardenrace komt het even tevoorschijn. De derde paardenrace op de Prins vindt plaats in de eetzaal van het voordek, voor de passagiers van de 'groepsaccomodatie'. Daar wordt nauwelijks gegokt, de race wordt niet omgeven met spelletjes, de baan is wat versleten en de houten paarden zijn ook niet in topconditie. Het is een beetje 'n scharminkelige race, maar ja, de passagiers die in deze economy class reizen, betalen ook maar 17b dollar voor een enkele reis Paramaribo - Amsterdam en de andere passagiers tussen de 400 en 700 dollar. Er is minder luxe, meer mensen in een hut, minder gezelschapspelletjes, kleiner zonnedek, minder uitgebreid eten, hoewel het persé niet waar is, wat een paar soldaten na een reis met de Prins der Nederlanden zeiden, eenmaal in Paramaribo aangekomen: "Af en toe gaan de luiken open en dan gooien ze een hap rijst naar binnen". Kees Hulsebos trekt dat wel op zijn fatsoen. Het is dat zijn haren van zichzelf al als een borstel overeind staan, anders zouden ze dat van kwaadheid doen, na zo'n militaire opmerking. "Gelogen", briest hij. "ze krijgen dezelfde behandeling als de andere passagiers in deze klas. Ja, als die jongens om elf uur voor hun bed moeten staan om de luitenant in hun oren te laten kijken, hebben ze natuurlijk de pest in. Maar dat is niet de schuld van de KNSM."

Altijd rustig blijven
Kees (34) is al veertien jaar op deze boot, pardon: dit schip, en al die jaren zo'n beetje de baas van de groepsaccomodatie. Hij heeft een natuurlijke rust en een overwicht, dat het heel goed doet bij de mensen die van deze goedkopere reismogelijkheid gebruik maken: jongeren, studenten, militairen, Surinamers en Antillianen, die in Nederland het paradijs verwachten of juist terugkeren naar hun eigen land. "Het is hier prettiger dan boven, veel vrijer. Het zijn allemaal gewone mensen, je kan rustig een praatje maken, terwijl je je boven nauwelijks met de passagiers mag bemoeien." Er is één ding dat Kees inmiddels wel geleerd heeft na zijn langdurige omgang met zijn mensen: "Je moet bij deze lui nooit op je naad staan, nooit kwaad worden, altijd rustig blijven", maar het kost hem soms moeite. "De hele dag vragen ze, vragen, vragen, vragen. Om zeven uur 's ochtends willen ze al soep. En eten dat ze kunnen, vooral als we rijst met kousenbandjes hebben, dan is het prijsvreten. Grof gezegd is het zo: ze kunnen de hele dag vreten. 's Avonds zet ik een schaal sandwiches neer, er komen een paar grote klauwen aan en weg is de schaal." Kees is de grote man in het voorschip, hij heeft geen kind aan de zeventig groten en kleine die onder zijn hoede staan. Hup, daar huppelt hij alweer met een donkere schone op de dansvloer. Het is er klein en het dansen vergt wat techniek, om tussen de eettafels en de stoelen door te laveren, maar dat mag hem de buik niet rimpelen, de stemming is goed en de meisjes zijn mooi. Het is alleen jammer dat er maar zo weinig zijn. Tussen de vele Surinaamse jongens, vrolijke praters en kaarters, vallen ze op, twee danspoppen die om de beurt even door de jongens worden vastgehouden: Monique Theunisse, blonde Utrechtse studente, met een zachte stem en een kalme manier van bewegen, en Diana Pandy, donkere Surinaamse, die in haar gedrag heel wat uitbundiger is. Diana heeft haar eigen taal Bloem van een vrouw. Ze is Hindoestaanse en volgens eigen zeggen een heel modern meisje. Op het schip danst ze naar hartenlust met alle donkere jongens die het haar vragen.

Pillen tegen diarree
Al de donkere, voornamelijk jonge mannen op het voorschip maken er daar een kleuriger omgeving van dan de meer betalende passagiers boven doen. Op het voorschip zijn de blanken witte vlekken tussen het donkerbruin. Monique zit er mooi te zijn, bemanningsleden komen zich af en toe wat zonnestralen laten toedienen en verder zijn Bennie en Theo er. Bennie is de 23-jarige Bernard Julius Wewer, die zijn vakantie in Paramaribo voortijdig afbrak om twee redenen. Ten eerste scheen de zon te fel voor zijn tere huid en was het overigens zo gruwelijk heet, dat hij dag en nacht als een uitgeknepen spons water loosde. Ten tweede leed hij aan hardlijvigheid, van zichzelf al een meelijwekkende aandoening en voor Bennie dubbel erg, omdat hij alleen maar pillen bij zich had tegen diarree-aanvallen. Bennie vermaakt zich best aan boord en vindt het niet erg dat zijn vijf donkere hutgenoten hem af en toe in de maling nemen. "Zouden vijf blanke jongens ook doen als ze met een donkere jongen zaten," vindt hij. Theo Drieling is 22 jaar, heeft ooit een keer een reis als zeeman gemaakt, maar is daar meteen mee opgehouden na de teleurstellende ervaring dat het schip een uur voor Tokio lag en toen weer wegvoer zonder dat de bemanning de gelegenheid te hebben gegeven even te passagieren. Nu wil hij alleen nog maar een goede verstandhouding opbouwen met mensen. ln Suriname heeft hij een onduidelijke taak vervuld en wat vakantie gehouden, uit welke laatste tijdpassering hij het volgende jachtverhaal wel kwijt wil.

Het is leven is mooi, het leven is prachtig

Het is een tijger, zei hij
"We voeren 's nachts om twee uur over de rivier in een korjaal naar het jachtgebied. Vroeg in de ochtend kwamen we bij Ïpiti, en het eerste wat ons opviel waren tien badende vrouwen. Die zie je niet elke dag, tien blote vrouwen. Maar we gingen de jungle in, gids erbij, rugzakken, geweren en zo. We volgden een pad, een kilometer of tien ver. Het bos werd steeds dichter. We moesten ons een weg hakken. Plotseling, hoorden we gebrul, de grond trilde. Enorm. De lndiaan zei dat we stil moesten zijn. Het is een tijger, zei hij. Ik liep in het midden, dus ik vond het wel mooi. Die gids ging alleen weg, kwam even later terug en we gingen verder. Plotseling hoorden we een licht gerucht achter ons, de gids draaide zich razendsnel om en schoot langs ons heen. We keken en op het pad achter ons lag een tijger te stuiptrekken. Een tijger met vlekken, weet je wel, een jaguar, daar zeggen ze daar tijger tegen. Nou, wij waren erg onder de indruk natuurlijk. We gingen terug, betaalden de indiaan en voeren weg. Het was een mooie tocht." Theo liegt dat hij barst. Hij geeft het toe en gaat ongeschokt verder met het karweitje waarmee hij voor z'n vertelling mee bezig was: het beschilderen van de armen van de eetzaalbediendes. Er is namelijk, in de eerste klas wel te verstaan, een piratendiner en alle jongens doen zoals gebruikelijk hun best zich in kleding en gedrag aan die gelegenheid aan te passen. Ze zien er dus piraterig uit, compleet met ooglap en houten been. De menukaart begint met cocktail Captain Blackbeard, bevat biefstuk à la Bounty en sluit met Muiterskaas. Ook deze avond slagen de boys er weer in hun rol te spelen met een frisheid die de indruk wekt dat het de eerste keer is dat ze dat geintje uithalen. Ongetwijfeld balen ze wel eens van alle clownerieën, die hun normale werk begeleiden, maar ze laten het nooit merken. Dat is een gouden stelregel, die vooral door een man als Paul de barkeeper onnavolgbaar in praktijk wordt gebracht. Paul Jensen (43) vaart al veertien jaar en keept de bar sinds 1964. Hij is Ajax-supporter en dus een goeie kerel. Hij heeft een heel eigen manier van staan: de armen gekruist voor de borst, of met de handen in elkaar op de rug, het hoofd wat schuin, de ogen een beetje dichtgeknepen. Je kan aan hem zien dat hij al naar heel wat geouwehoer heeft moeten luisteren zonder wat terug te kunnen zeggen. "Wij laten de mensen altijd praten," zegt Paul, "iedere passagier krijgt van ons gelijk. We denken hoogstens: over een paar dagen donder je toch op. Er zijn prettige mensen en rotzakken en tegen allemaal zijn we even aardig voor die paar weken. Je moet nou eenmaal uitkijken, want je hoeft maar één verkeerd woord te zeggen tegen één of andere kerel met tropenkolder en hij schrijft een brief naar de maatschappij. Je staat zó op de mat." Aan boord van de Prins is de klant koning.
_________________
Old sailors never died
Terug naar boven
Profiel bekijken Stuur privébericht E-mail versturen







Geplaatst: 11 Sep 2025 13:15:50    Onderwerp:

Terug naar boven
Willem Visser
Site Admin


Geregistreerd op: 12 Mei 2022
Berichten: 5517
Woonplaats: Amsterdam

BerichtGeplaatst: 12 Sep 2025 10:54:52    Onderwerp: Reageren met citaat

FOTOTOESTEL

Door: Gerard de Goede


Ook dit verhaal speelde zich af toen ik op de Archimedes mijn eerste westkustreis maakte en twee keer te laat kwam. Nadat het Panamakanaal was gepasseerd moesten we eerst nog naar Cartagena al voor we naar huis gingen. In Cartagena kreeg ik de gelegenheid om de wal op te gaan. Dat deed ik deze keer met de marconist. Ik had mijn fototoestel meegenomen om al het moois wat ik zou tegenkomen voor later vast te leggen. Toen wij enige tijd door het centrum hadden gelopen werden we aangesproken door een Colombiaanse man die vond dat ik wel een heel erg mooi fototoestel had. Hoewel ik dat zelf helemaal niet vond ging ik geestelijk wel in het defensief. “Wat moet die man van me?" vroeg ik mij af. Het antwoord kwam al snel. Hij vond dat het bij verkoop veel geld zou opbrengen. "Wilt u het kopen?', vroeg ik hem. ”Nee zei hij, ik kan het voor je verkopen, er zijn zat mensen die daar veel geld voor willen betalen." Met zijn steenkolenengels en mijn houtje-touwtje Spaans lukte het toch wel om elkaar te begrijpen. Net zo goed als de marconist snapte ik ook niet wie voor zo'n eenvoudig toestelletje geld wou neerleggen. Maar de man liet zich door onze scepsis niet uit het veld slaan en gebaarde ons hem te volgen. We gingen de eerste de beste winkel in waar hij begon met verkopen aan wachtende klanten. Er was echter geen belangstelling. Vervolgens gingen wij een aantal restaurants in en uit zonder het door hem beoogde resultaat. Allerminst teleurgesteld stelde hij voor om op zijn kosten een taxi te nemen en naar hotels buiten de stad te rijden. Wij gingen op zijn uitnodiging in en even later zaten wij aan een heerlijke cuba-libre (mijnheer betaalt) op een mooi hotelterras terwijl hij drukdoende was mijn fototoestel te verkopen. Zo deden we nog twee hotels waarbij de diverse drankjes ons uitstekend smaakten. Intussen maakte ik me wel zorgen voor als het spaak zou lopen en wij zo ver van het schip in problemen zouden raken. Ik stelde dus voor dat we naar de stad zouden gaan omdat daar de concentratie van klanten toch hoger zou liggen. Die logica zag hij ook in en liet ons terugrijden. Maar, tijdens die rit begon ook hij zich af te vragen of hij wel in de verkoop zou slagen en begon toch wel vervelend te doen tegen mij over betalingen. Ik stelde hem gerust met de mededeling dat we de kosten zouden delen. Dat vond hij goed. Ondertussen zei ik op conversatietoon tegen de marconist: “Als ik ja zeg, spring je onmiddellijk de taxi uit en rent met me mee naar de volgende”. Vervolgens keek ik uit naar de eerste de beste mogelijkheid. Die diende zich al gauw aan op een brug, vlak voor een verkeersknooppunt. We stonden stil en ik had gezien dat schuin links achter ons een lege taxi stond. Ik zei “Ja en de sparks ik vlogen de taxi uit en sprongen in die taxi die ik op het oog had. Ik riep “para el puerto, rapido", tegen de chauffeur. Hij reageerde gelijk. Toen wij achterom keken was onze verkoper ook uit de taxi gesprongen en stond als een door de duivel bezetene op de straat te dansen terwijl hij ons door het verkeer zag worden opgenomen.
_________________
Old sailors never died
Terug naar boven
Profiel bekijken Stuur privébericht E-mail versturen
Willem Visser
Site Admin


Geregistreerd op: 12 Mei 2022
Berichten: 5517
Woonplaats: Amsterdam

BerichtGeplaatst: 15 Sep 2025 15:59:13    Onderwerp: Reageren met citaat

DE COTTICA

Door: Jan Minderhout


Als zeelieden verhalen gaan vertellen dan concentreren deze verhalen zich al snel op één schip. Dat ene schip dat als een rode draad door onze herinneringen is gaan lopen. Bij mij zou de Delft deze prioriteit moeten hebben. Op dit schip heb ik een onvergetelijk jaar van mijn leven door gebracht. Drie mooie reizen naar Chili met sympathieke collega’s die ik me nog duidelijk voor ogen weet te halen met de namen erbij. Eén, Joop Rooth, werd een vriend tot aan zijn overlijden, een ander ontmoet ik nog regelmatig op reünies, de nu hoogbejaarde Nico Noordstrand, waarmee ik dat jaar de twaalf-vier wacht gelopen heb. De Cottica is een goede tweede maar dan als een schip dat in mijn herinnering verankerd blijft. De Cottica kwam in mijn leven toen ik 13 jaar oud was. De heer Joosse, mijn oom en toen chef van de werkplaatsen, logeerde bij ons in Antwerpen. Tijdens die periode deed de Cottica Antwerpen aan en lag gemeerd aan de Scheldekade. Aan boord bevond zich een goede bekende van hem, de tweede machinist, meester Mathies. (de vader van Bob Mathies, de latere hoofdwerktuigkundige). Hij besloot hem te gaan opzoeken en ik mocht met hem mee. Het werd een onvergetelijke belevenis voor mij om, voor de eerste maal van mijn leven, een zeeschip te bezoeken. Verder dan de machinistengang, de machinekamer en de stookplaat ben ik niet gekomen omdat mijn oom regelrecht naar een klein kamertje liep waar de tweede machinist Mathies woonde. Ter kennismaking werd mijn hand omvat door een grote machinistenhand terwijl meester Mathies in zijn andere hand een vreemd dotje van gekleurde draadjes hield. Veel later leerde ik dat dit poetskatoen was. De meester ging op een stoel voor een soort bureautje zitten nadat wij eerst plaats genomen hadden op een bankje onder een klein rond raampje. Mijn oom en zijn vriend begonnen over zaken te praten waar ik geen benut van had. Het ging over lagers, schuiven, zuigers... zodat mijn gedachten afdwaalden. De buurvrouw had wel eens bloedzuigers achter haar oren gehad toen ze flauwviel. Ik keek wat rond en vond het vreemd dat de machinist in zijn singlet in zijn stoel zat en geen overhemd aan had. lk vond het ook vreemd dat de boekenplankjes latjes hadden waarachter ordners stonden en een paar vettige boeken. Op de vloer lag een kokosmat die ik erg vuil vond. Het enige wat eigenlijk helder was in dit kamertje, wat een hut genoemd werd, was de witte sprei met groene versiering die het bed afdekte. De mannen gingen een borreltje drinken dat gebracht werd door een zwarte man, die bediende genoemd werd, in een wit jasje. Zelf kreeg ik een glaasje limonade maar ik weel niet meer of dit toen al Joy was, het latere huismerk van de ,’Company’. Later verscheen er een andere zwarte man in het deurgat die vriendschappelijk door mijn oom begroet werd nadat meester Mathies eérst opgestaan was en stijf tegen zijn bed, later leerde ik dat dit kooi heette, was gaan staan. Dit alles om ruimte voor de begroeting te maken. De man heette Roosenblad, en voer haast zíjn leven lang op de Cottica, zodat hij voor de oorlog al samen met mijn oom op dit schip gevaren had. Mijn oom vroeg of hij me de machinekamer wou laten zien. Ik volgde de kleine Curaçaoënaar die een alpinopetje droeg, een bloedblaar volgens het KNSM-jargon leerde ik later. We kwamen in de machinekamer, een enge ruimte waar van alles bewoog. Het ene apparaat kreunde, het andere siste en nog één liep als een naaimachientje volgens de olieman. Toen ik vroeg wat het was antwoordde hij "dit is een stroommachientje, wat dan weer op stoom liep. Ik raakte steeds meer in verwarring maar ik vond het wel interessant. Na een tijdje verlieten we de machinekamer om terug te keren naar de machinistengang waar het toch wel apart rook. Niet verwonderlijk, later leerde ik dat dit een mengsel is van de geur van groene zeep, teertouw, smeerolie en vetstoffen. Enkele jaren later overleed mijn vader en moesten we België verlaten omdat mijn moeder er geen werkvergunning had. Binnen drie weken werden we min of meer de grens overgezet en belandden mijn moeder en broertje in Middelburg en ik bij mijn oom in Haarlem. Deze zorgde, samen met zijn vrouw, erg goed voor me en door hem ging ik studeren aan de Machinistenschool op de Overtoom. Ik kwam terecht in dezelfde klas als de zoon van meester Mathies van de Cottica. De heer Kloet onderwees ons alles over lagers, schuiven en zuigers zodat de wereld van de techniek zich voor me opende. Ik was mijn oom dankbaar dat hij deze school voor me bedacht had. Weer later, tijdens mijn stagejaar in de werkplaats moest ík samen met een bankwerker uit de werkplaats, (ome Gerrit van Dongen) een afsluiter overhalen van één van de ketels van de Cottica. De eerste die we tegenkwamen was olieman Roosenblad die de donkeywacht had. Een mangat lag open en er zaten mannen van de ketelploeg in de ketel te werken. lk was stomverbaasd dat die mannen door een ovaal gaatje van 30 bij 40 cm de ketel ingekropen waren. Ik was erg nieuwsgierig om nu in werkelijkheid te zien wat ik vanuit mijn studieboeken kende en wurmde me de ketel in. Moeilijk was het eigenlijk niet nadat Roosenblad me verteld had hoe het moest. Het was een omgekeerde vorm van geboren worden. Met mijn voeten vooruit moest ik me eerst laten zakken, dan een arm langs mijn romp in het gat wurmen, waarna de rest 'vanzelf volgde! In de benauwde ruimte kon ík niet veel onderscheiden maar het was een goede oefening voor later, de periode die ik op de Bacchus voer, gebouwd in 1911. Een schip waarvan de ketels versleten waren zodat ik vele malen door de mangaten in en uit de ketels gekropen ben. Weer later voer ik samen met Bob Mathies op de Delft zo dat de cirkel gesloten leek te zijn, niet wetend dat er nog een later kwam. Dat later kwam toen ik in Vlissingen ging wonen om van mijn pensioen te genieten. Met mijn fietsje ging ik de stad verkennen. Op een gegeven moment zag ik, al fietsend, vanuit mijn ooghoeken een afbeelding van een KNSM-schip op een garagedeur. Ik sprong van mijn fiets en stond oog in oog met de Cottica. Op het naamplaatje, naast de voordeur stond D. Hondsmerk. Ik belde aan om te vragen hoe 'mijn' Cottica op die garagedeur terecht was gekomen. Helaas was er niemand thuis en dit bleef zo. Ik belde vele malen aan maar de voordeur ging niet open zodat de nieuwsgierigheid van mij, en misschien ook wel van u, niet bevredigd kon worden.

De garagedeur
_________________
Old sailors never died
Terug naar boven
Profiel bekijken Stuur privébericht E-mail versturen
Willem Visser
Site Admin


Geregistreerd op: 12 Mei 2022
Berichten: 5517
Woonplaats: Amsterdam

BerichtGeplaatst: 16 Sep 2025 17:11:17    Onderwerp: Reageren met citaat

GEHOORD VAN EEN EX.KNSM KAPITEIN

Het gaat over gevaren die dreigen op zee. Tïjdens mijn dienstverband met een uitzendbureau, werd ik eens gevraagd voor een containerscheepje dat in het droogdok in Rotterdam lag. De oorspronkelijke Duitse eigenaars hadden het schip verkocht aan Amerikanen, en die wilden er tijdelijk een Nederlandse kapitein op, om de latere Filipijnse kapitein in te werken. Zo kregen we ook een Nederlandse hwtk en een Nederlandse elektricien mee. De rest van de bemanning bestond uit Filippino's. Er waren eerst wat problemen met de scheepshandelaar, die een garantie wilde alvorens spullen te leveren. Tijdens de discussie daarover bemoeide iedereen zich er mee, want behalve proviand moet er ook veel materiaal geleverd worden. De elektricien vroeg mij zelfs of ik er aan wilde denken om tandenstokers te bestellen. Dat leek mij nogal onbelangrijk als je nog niet eens een aardappel aan boord hebt, maar gelukkig kwam de bankgarantie en konden we bestellen al wat nodig was. Kort daarop vertrokken we naar Amerika. We waren nog maar een half uurtje op zee, of de hwtk belde mij al of we even konden stoppen voor een lekkage. Ik vond het positief dat hij het zelf ging repareren want ik ken er ook die eerst over een noodhaven of terugkeren beginnen. We gingen voor anker op de Noordzee. Geen probleem, want het was mooi weer . Meteen ook een mooie oefening om de eerste stuurman met zijn 'flippen' aan het werk te zien met het anker. Later bleek wel dat de eerste stuurman best van begin af als kapitein had kunnen opstappen, want hij was intelligent en beter opgeleid dan je meestal bij Filippino’s tegenkomt. En een harde werker. Het euvel werd gefikst en de reis werd vervolgd en verliep voorspoedig; tot midden op de oceaan het drinkwater opeens weg was! De hwtk stelde mij gerust er was al een alarm geweest, zei hij, en hij dacht dat de elektricien het had opgelost, maar er was toch blijkbaar iets fout gegaan en hij beloofde dat hij de drinkwatermaker nog diezelfde dag aan de praat zou hebben. Inderdaad hadden we na een paar dagen alweer tonnen water reserve; een pak van mijn hart. Over de bemanning kon ik zeker niet klagen, er werd onder leiding van de eerste stuurman hard gewerkt om het schip tiptop te maken voor de hernieuwde doopplechtigheid in Amerika. Ook in de machinekamer werd alles aan het werk gezet en de elektricien kreeg, onder andere, opdracht om alle contacten aan dek te controleren voor het aansluiten van koel en vriescontainers. Hij werd bijgestaan door een Filipijnse elektricien, die hem als een hondje voortdurend volgde.

De Nederlandse elektricien zag ik vaak gaan als hij met de installaties van de reddingsboten bezig was, of zelfs met de zender, omdat de marconist problemen had. Met zijn tropenhoedje scheef op zijn kop, een gordel met gereedschap om; een rustige vakman, gevolgd door de nogal zenuwachtige Filipijnse elektricien, die mij een keer, toen ik hem vroeg hoe het ging, hakkelend meedeelde dat hij 'zijn baas' niet begreep. Nou ja, daarom hebben we ook een Nederlandse elektricien, dacht ik. Maar toch kwamen er moeilijkheden; de hwtk vroeg mij om het kantoor om een andere elektricien te vragen . Zijn relaas: "Die vent heeft in drie weken nog geen enkele storing opgelost! En ik kan hem nooit vinden! Als ik hem aan dek zoek, is ie in de machinekamer en als ik beneden kom, is ie weer aan dek! Hij ontloopt mij gewoon!" Kort daarop kwam de elektricien bij me met de klacht dat hij met deze hwtk niet langer kon werken. "De stress werd hem te veel". Hij wilde maar het liefst een ticket naar Aruba, waar hij woonde. Nou, dat kwam goed uit want de hwtk wilde hem kwijt. Hij kreeg zijn ticket en een paar dagen later arriveerde de nieuwe elektricien al. Geen echte nieuwe; een wat oudere man al. Maar die kon juist heel goed met de hwtk opschieten. Probleem opgelost. Tijdens een praatje vroeg de nieuwe elektricien mij wie eigenlijk zijn voorganger was geweest. Ik noemde hem zijn naam; "George, en hij kwam van Aruba". "O, die ken ik wel", zei de elektricien "Ik heb hem al eens eerder afgelost”. Ik werd eens gevraagd voor een boot en kwam op de kade toen het schip juist, met twee sleepboten, bezig was af te meren. Het viel mij toen op dat er zoveel mensen op de kaai stonden te wachten. En geen bootwerkers, zoals normaal, maar allemaal voor de machinekamer. Op die boot lag letterlijk alles in de prak! En ik begreep ook wel hoe dat kwam. Het hele schakelbord beneden zat vol met tandenstokertjes. Zo loste George elke storing op, door tandenstokertjes in het relais te steken zodat het rode lampje uit ging! Later bleek dat George aangenomen was maar nooit zijn diploma's had kunnen tonen want die was hij vergeten, en om nou helemaal terug naar Aruba te vliegen? Ik prees me gelukkig dat de hwtk de boosdoener door scheen te hebben. Voor hoeveel ellende zijn we gespaard gebleven! En geen wonder dat de Filipijnse elektricien er zenuwachtig vanwerd en het niet begreep. Ik had zelf wel wat alerter kunnen zijn, maar zoiets zou toch niet kunnen bij de KNSM!? Toen ik dit 'mooie' verhaal later eens aan boord vertelde, riep de marconist: "O, maar dat kan ik me heel goed voorstellen. Ik werd eens gebeld voor een Griekse boot, en toen mij alles was verteld wat ik moest weten, werd er terloops nog even aan toegevoegd dat ik als kok zou monsteren. Ik zei: "Maar ik ben marconist". "Ja", zei de kantoorman, "dat weten we, maar je gaat als kok." Mogen we aan de vaste wal voor dergelijke gevaren gespaard blijven!
_________________
Old sailors never died
Terug naar boven
Profiel bekijken Stuur privébericht E-mail versturen
Willem Visser
Site Admin


Geregistreerd op: 12 Mei 2022
Berichten: 5517
Woonplaats: Amsterdam

BerichtGeplaatst: 18 Sep 2025 12:08:48    Onderwerp: Reageren met citaat

Memories are made fort this - Deel 1

Door: Peter de Jong tekeningen: Bennie Min

Mijmeringen van een purser in ruste

Een van de voordelen van het vervoer van passagiers is dat ze zelf de boot op- en aflopen, dit in tegenstelling tot vracht. Vracht gaat het ruim in, dat sluit je af en je opent het weer op de plaats van bestemming. Je hoeft er in de tussentijd niets aan te doen. Passagiers moet je verzorgen. Ondertussen weten we nu wel dat er op de wereld veel verschillende mensen zijn en aan boord zag je daar een afspiegeling van. Neem nu de Engelse passagier uit die tijd. Engelsen zijn intussen ook veranderd, maar destijds waren ze zonder te generaliseren zeer correct en gedisciplineerd, keurig oplijnend als ze ergens voor stonden te wachten. Ze hadden veel van de wereld gezien. Engelsen waren vooral geen windowdressers, nooit gingen ze prat op wat ze bezaten. Degenen die de rondreis maakten gaven vaak leiding aan familiebedrijven. Daar kwamen ze dan niet al te vaak en ze lieten er veel bij hetzelfde. Niet te veel veranderen, was hun motto. (Dat is hen de daarop volgende jaren wel opgebroken). In de havens zaten ze eerst rustig aan het ontbijt en op een comfortabele tijd namen ze deel aan een excursie. Nee, dan de Duitsers. (Ook zonder te generaliseren). Vooral toen waren dat, in tegenstelling tot de Engelsen, echte windowdressers. Ze lieten duidelijk zien wat ze allemaal hadden. Meestal wilden ze met andere Duitsers aan eén grote tafel. Ze waren in de minderheid en zochten daarom steun bij elkaar. Vaak halverwege de reis, als ze alles van elkaar wisten en er achter waren wie de rijkste was, kregen ze onenigheid. Daarna wilden ze allemaal weer aan aparte tafeltjes. In de havens gingen de Duitse dames, omhangen met veel schmuck, aan wal, ondanks waarschuwingen van ons. Als ze dan beroofd werden door mensen die bijna niets te eten hadden, ja, dan vroegen ze daar eigenlijk zelf om. Maar wij hadden dan toch een probleem. Duitse passagiers wilden in de havens zo vroeg en zo ver mogelijk op excursie om zoveel mogelijk exclusieve foto's te maken voor het thuisfront. In voorgaande stukjes heb ik al gezegd dat wij er alles aan deden om het iedereen naar de zin te maken. De Surinaamse Touroperator ging dan ook de dag vóór de excursie de tocht opleuken. Zo ging de boot een zijrivier op. Bomen en takken werden dan over de rivier getrokken. Als zo’n heel gezelschap daar dan aankwam, moest een aantal creolen het water in om zich met kapmessen een weg door het oerwoud te banen. Prachtige foto s werden er dan gemaakt! En wat te denken van hier en daar een pluchen aap hoog in de bomen! Het kon niet op! Wij maakten alle passagiers gelukkig en daar ging het uiteindelijk om. Ondanks alle verschillen. En over verschillen gesproken: dat brengt mij op de volgende anekdote.

Duitse passagiers op de Surinaamse tour


Arie -Bij mij gaat altijd alles anders
Bootsman Arie was echt groot. Bijna 2 meter lang. Armen en benen als laadmasten en een heel grote buik. Hij deed alles in het groot. Als Arie dronk, dan was dat veel. Heel veel. Als hij de wal opging bedreef hij de liefde in het groot. Tegenover groot staat klein. Arie had een klein hart. En zoals veel zeelui was hij diep in zijn hart gelovig. Hij geloofde in grote, Hogere Machten. Regelmatig brandde hij, bij een klein Mariabeeldje in de hut, een kaarsje. "Als het zover is, dan hoop ik dat ze me helpt", zei hij eens openhartig. Maar hij was ook een echte zeeman, een vrijbuiter. Maar binnenkort ging hij met pensioen en wat zag hij daartegenop. Over 'n goed jaar was het gedaan met zijn vrijheid! Dan moest hij in het huwelijkse korset. "Maar" zei Arie, "bij mij gaat alles anders." En dat was een voorspelling. Sommige mensen zijn jaren bezig om te sterven, anderen krijgen de 'ticket to heaven' om niet. Op zekere avond zat Arie zijn pilsje te drinken in zijn hut. Hele verhalen had hij, over zijn komende pensionering. Ja, daar was hij flink mee bezig. Hij dronk die avond wat meer dan gebruikelijk: méér dan één krat bier. Hij ging zijn kooi in, viel in slaap en werd niet meer wakker. Grote consternatie! Arie de Bootsman is vannacht in zijn slaap overleden I Razendsnel ging het over 't schip. De kapitein had overleg met het hoofdkantoor en dat vervolgens met het thuisfront van Arie. Zijn familie wilde geen zeemansgraf. Arie moest in Den Helder worden begraven. Hij kon aan boord blijven. Arie werd naar een vriescel gebracht. De stuurman gaf de timmerman opdracht een kist te maken. Dat moest discreet gebeuren, geen gesleep met een lijkkist door het schip. Zeelui hadden in die dagen misschien nog wel niets met de dood. Dat gaf alleen maar veel onrust. De timmerman nam de enorme maten op van Arie en zaagde alle onderdelen op maat in zijn werkplaats. Daarna ging hij de vriescel in en daar timmerde hij de kist in elkaar. Vervolgens legde hij Arie er in. Na 14 dagen kwam de boot in Amsterdam aan. Na het debarkeren van de passagiers kwam de lijkwagen de kade oprijden en een aantal volgauto's met de familie van Arie. Aan weerszijden van de gangway stonden alle officieren in uniform keurig opgelijnd. De kapitein gaf opdracht de kist naar boven te halen. Maar nu bleek er een groot probleem! Hoe men de kist ook draaide, hij ging niet door de deur van de vriescel. De kist was veel te groot. Tja, daar had de timmerman niet bij stil gestaan. Alle deskundigen kwamen kijken: maar nee, het ging niet. Iedereen werd zenuwachtig. De familie kwam de gangway al op. Er zat niets anders op: de mooie kist moest ter plekke worden gedemonteerd. Stijve Arie werd zo goed en zo kwaad als dat ging, door de deur de gang op geholpen en daar werd de kist weer in elkaar gezet. Men Iegde Arie er behoedzaam weer in. De KNSM vlag werd over de kist gedrapeerd en vol eerbied werd Arie van boord gedragen door al zijn collega 's. Op naar de wachtende lijkwagen om het gevaarte daar in te schuiven. Mooi niet. De kist was veel te groot. Wat nu gedaan? Er volgde druk overleg. Na veel passen en meten kwam men tot de conclusie dat er geen andere oplossing overbleef dan dat de kist boven op de lijkwagen werd vastgebonden. Dat lukte. 'n Beetje scheef, dat wel. En zo ging Arie naar zijn laatste rustplaats in Den Helder. Een beeld om nooit meer te vergeten.

"Bij mij gaat alles anders". De lijfspreuk van Arie. Wat heeft hij gelijk gekregen!
_________________
Old sailors never died
Terug naar boven
Profiel bekijken Stuur privébericht E-mail versturen
Willem Visser
Site Admin


Geregistreerd op: 12 Mei 2022
Berichten: 5517
Woonplaats: Amsterdam

BerichtGeplaatst: 20 Sep 2025 20:43:57    Onderwerp: Reageren met citaat

1960, MOTORSCHIP SOCRATES NIEUW UTTGEHAALD

EEN VAN DE VEERTIEN ZWANEN VAN DE KONINKLIJKE BOOT.

Door Gert W. Bruins


De Socrates was het tweede schip uit de 'Es-serie' dat bij de ADM gebouwd werd, de Ares ging haar voor, Ze was 122 meter lang en werd in 1970 op de werf van Bolnes met 9,75 meter verlengd. Beneden stond de bekende Stork Hotlo,7 cilínders met een vermogen van 4900 apk. In 1970 werd zij verkocht naar Griekenland. In 1980 werd zij uiteindelijk in Kaohsiung gesloopt. De Socrates was een schip uit de serie van veertien ES-boten, een schitterend product van het bouwbureau van de KNSM en de Nederlandse scheepsbouw. Gerenommeerde werven waren na de oorlog zo druk bezet, dat tussen 1950 en 1965 ook de Amsterdamse Droogdok Maatschappij onafgebroken nieuwbouw pleegde. Dit gebeurde door het prefabriceren van secties, die uiteindelijk in dok 2 tot een compleet schip werden geassembleerd. De Socrates was er één van. Het was juni 1960, toen de 1ste stuurman vanaf de brug meldde dat het zicht prachtig was en Lands End in zicht. Op de Telamon had de kanaalkoorts al toegeslagen, ik was dus ook al koffers aan het pakken. Mijn memoriaal zat erop, er stonden 400 zeedagen beschreven en de Hwtk had besloten dat daar een goede beurt mee te maken was in Den Haag, waar de examencommissie het moest goedkeuren. Ik had totaal zo'n negen maanden aan boord van dit stoomscheepje doorgebracht en zes dagen per week 'torntoe' gemaakt. Wat wil je met stoomwinchen aan dek en maar één assistent aan boord. Er stonden dus heel wat verlofdagen op mij te wachten en de 'verkering' zou al in IJmuiden staan zwaaien. Trouw had zij gezorgd dat er elke haven post voor mij lag te wachten. De kanaalkoorts nam nog enkele graden toe. Maar, zoals zo vaak, het zou anders lopen.

Hwtk in ruste die werkte
Nog geen tien dagen verlof gehad en daar was de telegrambesteller alweer. 'Melden op kantoor en dienstdoen op de Socrates bij de ADM’, was de tekst. Ik had in de 'Kroonvlag' al gelezen dat ze twee maanden geleden 'te water' gelaten was. Bij de ADM werd een schip in dok gebouwd en niet op een helling, zodat de tewaterlating betekende dat men het dok liet vollopen. En wat me nog nooit gebeurd was, de Hwtk stond me op te achten en hij noemde me nog 'meester' ook. Een spierwit ketelpak aan en met zijn pet op maakten we een rondgang over het splinternieuwe schip. Hij vertelde, dat hij al Gepensioneerd was en tot en met de proefvaart aan boord zou blijven. 'Meester, je kunt een hoop zien en leren', zo sprak hij, 'en ga je nu maar omkleden want we gaan aan de slag'.

Kruip door, sluip door.
'Je komt precies op tijd, alle tanks moeten gecontroleerd worden en daar ben ik niet lenig genoeg meer voor', zei mijn chef en er werd in de meeste tanks rondgekropen. Van voorpiek tot achterpiek en wat daar aan tanks tussen zat, inclusief de dubbele bodemtanks, ik heb ze allen van binnen gezien. Zelf stond hij altijd bij het geopende mangat, hield de wacht met een ruimlamp. De assistent kroop naar binnen met een reserve zaklamp om de nek en met een grotere lamp in de handen. 'Alles nalopen meester, en vooral letten op poetskatoen en andere rotzooi, want straks op zee kun je er niet meer bij'. Als mijn ogen iets zagen waarvan ik vond dat het 'vreemd' of los zat, dan haalde hij er een baas van ADM bij en nooit kreeg ik een verwijt van hem als er toch echt niets aan de hand was. Als het mangat dan 'dicht gebout' was, met de goede pakking ertussen, die hij hoogstpersoonlijk controleerde, werd er meestal een bakkie gedaan. Na enige dagen werd het me dan ook duidelijk dat hij een 'klim en klauter assistent aan kantoor had gevraagd, die ook de eerste grote reis mee kon. Maar laat het duidelijk zijn, er ontging hem niets aan boord en het was voor het eerst dat ik een Hwtk meemaakte, die de hele dag intensief aan het werk was. Tijdens de reizen die ik tot dan gemaakt had was bij mij het idee ontstaan dat zowel de kapitein als de Hwtk twee makkelijke stoelen hadden, één om in te zitten en één om in uit te rusten, tevens waren ze ook aan boord om de passagiers te vermaken.

De schrijver 'zelf' trots voor 'zijn' Socrates

Lunch in de bazenkantine en elke dag thuis
Elke dag, rond de klok van 12 uur, zocht de Hwtk me altijd op in de machinekamer waar ik meestal leidingschema's aan het nalopen was, als hij geen kruipklus voor me had. ln ons nette kloffie werd er dan geluncht in wat de bazenkantine genoemd werd. Je hoefde dus geen brood van huis mee te nemen. Het huis stond in Apeldoorn en hoewel de wekker 's morgens heel vroeg ratelde om de eerste trein richting Amsterdam te halen was de afbouw al in volle gang als ik aan boord stapte, nadat de pont me over het IJ gezet had. Maar voor mij was het toch maar een klein beetje werken en veel verlof. Ook dat had hij goed door, want rond vier uur 's middags waarschuwde hij me dat het handen wassen geblazen was, zodat ik met de trein van 17 uur weer richting Veluwe kon vertrekken.

Proefvaart en de grote reis op
Een schip moet varen en lading vervoeren. Er kwamen steeds meer wtk’s aan boord en ook zag ik enige stuurlieden het schip verkennen. Het aantal assistenten liep op tot drie en er verschenen nu ook een 4de, 3de en 2de wtk. De proefvaart verliep zeer voorspoedig en de 2de wtk, Jan Knip, een man stikvol met Amsterdamse humor, diep uit de Jordaan vandaan, had ons op het hart gedrukt overal met onze 'nieuwsgierige' handjes vanaf te blijven totdat het schip overgedragen was en weer voor de kant lag. Er werd door de Stork-technici nog heel wat gesleuteld, gemanoeuvreerd en ook nog diagrammen genomen. Ook zag ik flessen drank voorbij komen, die 'georganiseerd' werden genodigden aan dek het allemaal niet op krijgen. Maar eind juli gingen we dan toch naar de West, richting Barbados, en mocht ik wachtlopen met de 4de wtk. Wij hadden IJmuiden al een paar dagen achter ons en nog waren we niet 'over' op zware olie. Op de Oranje Nassau werd er na het afzetten van de loods en 'klaar manoeuvreren' direct overgeschakeld. Ik wist dus niet beter. En we bleven de gehele reis op dieselolie draaien om de hoofdmotor lekker' in' te laten lopen. Als je van een werkboot komt is zo'n prachtig nieuw schip een wonder. Geen smerige klussen, maar de 2de meester helpen de kisten met machineonderdelen te controleren, het gereedschap bord inrichten en op acht leidingschema’s nalopen. Wat een weelde en wat een schone machinekamer.

4e wtk Matenboer en de assistenten Tom Blauw en Piet Bollen aan dek van de Socrates

Van diesel op zware olie
Na een voorspoedige Caribische rondgang waren wij na twee maanden weer in Amsterdam, kustreis verlof, en weer richting de West en weer de 8-12 wacht. Toen we Het Kanaal uitvoeren werden alle wtk's, die goud op hun uniform droegen, wat zenuwachtig en begonnen in papieren te snuffelen, kijken in de machinekamer en dan weer neuzen in de papieren. De hut van de 2de wtk werd een vergaderplaats. De Hwtk, ook al met pensioen, maar van stal gehaald vanwege nijpend diplomatekort, zat vredig in zijn prachtige accommodatie samen met zijn vrouw te genieten van dit mooie vakantiereisje; hij bemoeide zich nergens mee. in de buurt van de Azoren werd ik 's morgens al rond 5 uur gepord en collega-assistent deelde mee, dat de 2de meester me in de machinekamer nodig had. Mij nodig? Verschrikt werd ik echt wakker en meldde me beneden. Ook de 3e en 4de meester waren beneden. 'As' begon hij, 'ik hoorde van Piet (zijn assistent) dat je al ervaring hebt met zware olie en geen van ons heeft ooit met zware olie gevaren. We krijgen geen zware olie in de dagtank en de trimpomp wordt loeiheet'. Hij streek met zijn hand over zijn al halfkale hoofd, keek ernstig en dat was ik helemaal niet van hem gewend. Toeval lijkt toch te bestaan. lk was net begonnen in het boek Hulpwerktuigen voor; het komende examen diploma A en het flitste door mij heen: 'Houttuinpomp, wormpomp, zelfaanzuigend maar de eerste keer wel vullen'. Aan de bovenzijde van de pomp zit daarvoor een vulopening. Voorzichtig wees ik op deze vulopening en zei: 'Als we deze prop eruit draaien en de pomp vullen met dieselolie dan doet hij het wel. Het is voor het eerst dat hij draait'. Ik zag het gezicht van de 2de veranderen en ik voegde er snel aan toe: 'Pas gelezen in het boek van hulpwerktuigen'. Toen kende ik hem weer, hij sloeg zich tegen zijn voorhoofd, lachte en zei. 'Hartstikke stom' en met zijn andere hand gaf hij me een duw. 'Komen de wijzen dan toch uit het Oosten?' En ik mocht blijven om mee te helpen de kar op zware olie te zetten; centrifuges bij om de schone zware olietank te vullen en tegen de middag was het zover. Dieselolietemperatuur naar 80'C brengen, brandstofpompen 'voelen', en overzetten op zware olie en de temperatuur verder opvoeren. De 'papieren' vertelden dat we de temperatuur op 117"C moesten houden. Heel langzaam zag je de uitlaatgassentemperaturen achter de cilinderkoppen oplopen. Op het bordes lopend, boven de cilinderkoppen, maakte ik de opmerking dat het echte assistentenwerk er nu echt wel aan zat te komen. Niet-begrijpend keek de 2de meester me aan. 'Wat bedoel je? ‘Nou’ zei ik, 'Kleppen trekken en schuren meester, zeker nu we op zware olie draaien. Bij het verlaten van de machinekamer riep de 2de me terug. Met opgestoken zwaaiende wijsvinger, en zei hij: 'As, denk er aan, je gaat niet naast je vetpantoffels lopen omdat je vandaag de slimste was'. 'Nee, absoluut niet meester, zei ik.

Promotie
Het telegram dat de derde reis aankondigde luidde: 'monsteren en dezelfde dag varen op de Socrates als 4de wtk'. Zou het een vergissing zijn? Met je VD-diploma 4de op een groot schip met 'grote boten' gage? Toch maar even bellen voor de zekerheid. En het was waar, het dunne streepje kon op de mouwen gemonteerd worden. Toen ik me weer op zee bij de 2de meester meldde voor de gebruikelijke torntoe-werkzaamheden, bladerde Jan Knip in het werkzaamhedenboekje dat hij altijd bij zich droeg. 'Werk voor de assistent', mompelde hij, al bladerend met een grijns op zijn gezicht, 'werk voor de assistent, dat is kleppen schuren en nog eens kleppen schuren. Oh sorry, vergissing, deze assistent heeft promotie gemaakt' en hij keek naar mijn voeten, die in de bekende vetpantoffels staken. 'Ze zitten er toch wel in meester', vroeg hij lachend, 'zo'n jong kereltje en dan al vierde', hoofdschuddend nam hij me mee richting werkplaats. ‘Ik ga jou leren hoe je verstuívers moet overhalen, dat is echt geen assistentenwerk’.
_________________
Old sailors never died
Terug naar boven
Profiel bekijken Stuur privébericht E-mail versturen
Willem Visser
Site Admin


Geregistreerd op: 12 Mei 2022
Berichten: 5517
Woonplaats: Amsterdam

BerichtGeplaatst: 20 Sep 2025 20:58:29    Onderwerp: Reageren met citaat

Hoofdingenieur bekent schuld in MSC-vluchtincident uit 2024 in Charleston

De hoofdingenieur die in juni 2024 aan de MSC Michigan VII werkte , toen het schip op de vlucht sloeg bij vertrek uit Charleston, South Carolina, sloot een schikkingsovereenkomst met het Openbaar Ministerie. Bij het indienen van de overeenkomst bij de rechtbank in South Carolina onthulde het Openbaar Ministerie een hele reeks problemen aan boord van het schip, waarmee de bemanning te kampen had voordat de gouverneur van de hoofdmotor op 5 juni uitviel. Hierdoor bereikte het schip snelheden tot 16 tot 17 knopen, meer dan twee keer de wettelijke limiet, in de haven van Charleston. Fernando San Diego San Juan, 61 jaar en Filipijns, was in april 2024 als hoofdwerktuigkundige aan boord gekomen. Volgens de voorwaarden van de overeenkomst stemt hij ermee in schuldig te pleiten aan de aanklacht dat hij bij aankomst van het schip in South Carolina een gevaarlijke situatie niet aan de Amerikaanse kustwacht heeft gemeld, en aan de tweede aanklacht dat hij het onderzoek na het incident heeft belemmerd door valse informatie te verstrekken aan de onderzoekers van de USCG en de National Transportation Safety Board, en door een andere werktuigkundige te instrueren de onderzoekers niets te vertellen over de handelingen aan boord van het schip die het incident hebben veroorzaakt. Verder melden ze dat de loods niet op de hoogte was gesteld van mechanische problemen met het schip.

De MSC Michigan VII werd gebouwd in 2000 en was ten tijde van het incident geregistreerd in Liberia. Databases tonen aan dat het schip in 2022 voor MSC in gebruik is genomen. Het schip is 998 voet (304 meter) lang en heeft een capaciteit van 6648 TEU. Volgens een gedetailleerde Stipulation of Facts ter ondersteuning van een schuldig pleidooi, ingediend bij de rechtbank, kreeg San Juan slechts een overdrachtsbriefing van vijf uur toen hij aan boord kwam, wat volgens hen "onvoldoende" was om hem een volledig beeld te geven van de status van de machinekamer en alle kritieke machines van het schip. Ze stellen dat hij ontdekte dat er "talrijke problemen met de apparatuur" in de machinekamer waren. Ze noemen olie- en luchtlekken uit de veiligheidsklep van het carter van de hoofdluchtcompressor voor de hoofdmotor, en de dag vóór het incident constateerde hij ook dat de tweede hoofdluchtcompressor niet naar behoren functioneerde. Deze kon slechts ongeveer 60 procent van zijn nominale capaciteit bereiken. San Juan noteerde de problemen en meldde ze aan de kapitein van het schip, die het kantoor aan de wal van de beheermaatschappij op de hoogte bracht. Andere problemen waren onder meer een verminderde capaciteit van de generatoren, waardoor de boegschroef vaak niet gebruikt kon worden tijdens het manoeuvreren. Ook het zoetwaterkoelsysteem van het schip zou een lek hebben gehad en er was een lek ontstaan in het koelwater van het smeeroliesysteem.

Al op 24 april was San Juan zich ervan bewust dat de door de brugtelegraaf voorgeschreven toerentallen niet altijd door de hoofdmotor werden gehaald. De enige manier om ze te halen was door de lengte van de verbindingsstang tussen de regulateur en het brandstofrek handmatig aan te passen. Ze melden dat dit deels te wijten was aan de slechte staat van de brandstofinjectiesystemen van de hoofdmotor en lekkages in de cilinders en plunjers bij gebruik van brandstof met een lagere viscositeit en een laag zwavelgehalte. De hoofdmotor had meer brandstof nodig om de voorgeschreven toerentallen te halen bij gebruik van brandstof met een lagere viscositeit. Ze beweren dat de gedaagde wist dat de handmatige aanpassingen gevaarlijk waren, omdat ze tot defecten van de verbindingsstang konden leiden. MSC Michigan VII vertrok op 5 juni 2024 om 12.00 uur uit Charleston . Nadat het vliegtuig een bocht had gemaakt en aan het vertrek was begonnen, realiseerde de derde machinist zich dat de hoofdmotor niet het voorgeschreven toerental haalde. Hij verliet de controlekamer om de regulateur bij te stellen, maar kort daarna raakte de verbindingsstang los van de regulateur. Volgens de processtukken probeerde de verdachte meerdere malen tevergeefs de verbindingsstang weer aan te sluiten. Terwijl een monteur bezig was de stang te repareren, raakte het schip op drift en kon de hoofdmotor niet meer worden afgeremd.

De autoriteiten gaven opdracht tot het sluiten van een belangrijke verkeersbrug over de haven, de Arthur Ravenel Jr. Bridge, en de ontruiming van de lokale stranden. Toen het schip de haven uit voer, werd het ervan beschuldigd meer dan $ 500.000 aan schade langs de kustlijn te hebben veroorzaakt. De bemanning had de motor al kunnen stilleggen toen het schip de haven verliet. Het anker ging voor anker en werd teruggebracht naar de haven, waar het 44 dagen door de USCG werd vastgehouden. De volgende dag schrijven ze in de processtukken dat de verdachte de onderzoekers heeft verteld dat de bemanning de stang nooit heeft bijgesteld en dat alleen een gekwalificeerde technicus de stang zou bijstellen. Verder vermelden de processtukken dat de verdachte de vierde machinist van het schip benaderde en hem verzocht de verklaring te herhalen dat ze de stang niet hadden bijgesteld. In de pleidooiovereenkomst wordt benadrukt dat de eerste aanklacht, het niet melden van de gevaarlijke situatie op het schip, kan leiden tot een maximale gevangenisstraf van zes jaar en/of een boete van $ 250.000, plus een voorwaardelijke invrijheidstelling van maximaal drie jaar. De aanklacht van het belemmeren van de procedure kan eveneens leiden tot een maximale gevangenisstraf van vijf jaar en/of een boete van $ 250.000, plus een voorwaardelijke invrijheidstelling van maximaal drie jaar. Er is geen datum bekendgemaakt voor de uitspraak.

_________________
Old sailors never died
Terug naar boven
Profiel bekijken Stuur privébericht E-mail versturen
Willem Visser
Site Admin


Geregistreerd op: 12 Mei 2022
Berichten: 5517
Woonplaats: Amsterdam

BerichtGeplaatst: 22 Sep 2025 15:10:34    Onderwerp: Reageren met citaat

KAAS OF WORST (DOCH NIET BEIDE

Door: Willem Content


Begin jaren 60 van de vorige eeuw voer de Pygmalion langs de Portugese kust, onderweg van Rotterdam naar Eregli in Turkije aan de Zwarte Zee. Het weer was prima, de zee was kalm en er stond zelfs geen Portugese Noord. Desondanks werd de 1e stuurman al om drie uur in de morgen gepord in plaats van om twintig voor vier. De kapitein bevond zich ook al op de brug. Het bleek dat de 2e stuurman in de kaartenkamer een radiopeiling wilde nemen en hij had de uitkijk, die op het schavotje stond, geïnstrueerd dat als hij 'opgepast' riep, de uitkijk naar het standaardkompas moest lopen en na het bevel 'stop' de koers op het kompas moest aflezen en deze via de spreekbuis moest door praaien naar de kaartenkamer. De stuurman draaide elke keer aan de richtingzoeker totdat hij een mooi minimum had in de ontvangst van een peiltoon uitgezonden door een radiopeilstation aan de wal. Echter elke keer kreeg hij, als hij 'stop' geroepen had, de meest uiteenlopende koersen uitgepraaid. Als hij dan snel in het stuurhuis op het stuurkompas ging kijken, lag het schip op koers. Hier begreep de tweede niets van en na diverse pogingen riep hij de kapitein naar de brug.

Machinerieën aan dek de oorzaak
Nu stond er aan dek bij ruim 2 aan stuurboord een kist machinerieën met een gewicht van acht ton, in die tijd op dót schip een zwaar stuk, waarvoor, bij lossing, een dubbele reep moest worden opgetuigd. De kapitein die net als de 2e stuurman er niet in slaagde een radiopeiling te nemen door de kuren van het standaardkompas, dacht dat de oorzaak lag in het magnetische veld van het zware stuk aan dek en liet de 1e stuurman roepen. Hem werd gezegd dat het stuk aan dek naar voren moest worden 'vershift'. Omdat er op dit schip nog gestaagde masten waren, zou dit moeten gebeuren na het optuigen van twee laadbomen die nog in de mikken lagen, één bij ruim 1 en één bij ruim 2 aan stuurboord, beide met dubbele repen op elkaar gestoken. Het stuk zou dan buitenboord naar voren moeten worden gezwaaid, dus niet met een binnen- en buitentakel, maar meer een voor- en achtertakel of zoiets. Daar voelde de 1e stuurman niets voor, omdat hij bij het standaardkompas geen afwijking kon vinden en het toch niet kon bestaan dat plotseling het magnetisch veld was veranderd, terwijl van Rotterdam naar Portugal niets bijzonders was geconstateerd. Het was inmiddels vier uur geworden en de kapitein en 2e stuurman verlieten de brug, terwijl de roerganger en de uitkijk werden afgelost. De matroos, die op het schavotje 'uitkijk' was geweest kwam nog even het stuurhuis in om goede wacht te wensen en de stuurman vroeg: ‘Zeg Kees, jij bent toch niet radioactief'? Waarna Kees grinnikend naar zijn kooi ging.

Oorzaak gevonden en hulde aan Kees
Een kwartiertje later kwam Kees echter terug en zei: ‘Stuurman, u zei dat van radioactief, maar ik had een transistorradio in mijn binnenzak. Zou dat er iets mee te maken hebben’? ‘Haal die radio eens op en steek hem net zo in je binnenzak, dan zullen we eens kijken wat er gebeurt als je zo bij het kompas gaat staan, als bij het aflezen'. Zodra dat gedaan werd, draaide de roos direct van het kompas weg van de voorliggende koers, het euvel was gevonden. De kapitein meldde dit aan de Scheepvaartinspectie. Enige tijd later werd er ‘bericht’ in de, “Waarschuwingen voor de Scheepvaart “dat het werd ontraden om met transistorradio’s in de buurt van magnetische kompassen te komen. We kunnen eigenlijk rustig stellen, dat het aan Kees Bal uit Scheveningen te danken is geweest dat sinds die tijd het gebruik van gyrokompassen algemeen werd ingevoerd, zoals Hansje Brinkers wereldberoemd werd omdat hij een overstroming van Nederland had voorkomen, door een vinger in de dijk te steken. Zo heeft Kees Bal ongetwijfeld vele scheepsrampen voorkomen door het gevaar van transistorradio’ s te
demonstreren.

Ten anker voor Istanboel en visser aan boord
Na een rustige reis door de Middellandse Zee kwam het schip ‘s nachts aan in de Dardanellen. Bij Qanakkale moest worden ingeklaard. Er kwam een bootje met een ambtenaar langszij, waarna een ambtenaar aan boord stapte. De loods hield het schip gaande en de kapitein en 1e stuurman zorgden voor de sloffen sigaretten en de papieren. De stuurman overhandigde de grote vellen manifesten op hun kop aan de ambtenaar, die ze bekeek, gewichtig kijkend en knikkend met zijn hoofd; waarop de kapitein zich terugtrok wegens lachkrampen. Alles was in orde, sigaretten voldoende, zodat de ambtenaar vertrok en de reis kon worden vervolgd. Na de vaart door de Zee van Marmora werd er geankerd voor Istanboel. In de morgen kwam een visser aan boord die had gemerkt dat zijn net niet kon worden opgehaald doordat de ankerketting van het schip er overheen lag. Hij verzocht of we de ketting wat konden hieuwen zodat zijn net los kwam. Dat gebeurde en de visser kwam later, als dank, enige grote tonijnen aan boord brengen voor de bemanning. 's Avonds kon de reis door de Bosporus vervolgd worden en werd het anker gehieuwd. Toen dit boven water kwam, bleek er een ander net vol met tonijnen aan één van de vloeien van het anker vast te zitten. Met enige moeite werd dit net op de bak gehaald. Zoals bekend, weten Scheveningers alles van het schoonmaken van vis en omdat er enige bemanningsleden daar vandaan kwamen, werden die verzocht de tonijnen voor de kok schoon te maken. De hele bemanning heeft enige dagen gesmuld van de verse vis.

Weer de Middellandse Zee in
Na lossing te Eregli werd weer koers gezet naar de Middellandse Zee om diverse havens in Noord-Afrika aan te doen. Op een dag kregen we bij het ontbijt compote van gedroogde pruimen, die een nacht geweekt waren. De 1e stuurman vond op zijn bordje in de pruimen een wormpje en vond dat echt niet leuk. Daarom ging hij naar de kok, toonde hem dat wormpje en dat vond de kok op zijn beurt weer niet leuk. Hij zei, dat zoiets met gedroogde pruimen vaker voorkwam en hij liet blijken dat de stuurman niet moest zeuren. Dat vond de stuurman eigenlijk ook en hij probeerde om zich hieruit te redden: In het voeding reglement staat dat er bij het ontbijt kaas of worst kan worden verstrekt, doch niet beide, het geen waar was. 'En zo staat er ook in dat er wormen of kakkerlakken worden verstrekt, doch niet beide'. Hetgeen niet waar was, want buiten die worm liepen er ook een kakkerlakken in de messroom.

De poefs van de hofmeester
De hofmeester die zich altijd voorstelde als: 'Jan van Klaveren, hofmeester 3e klas, zonder vooruitzichten' en bij de Marine had gediend, bleek van handelaren, die in Algiers aan boord waren gekomen om allerlei spullen te verkopen, een stuk of tien ongevulde leren poefs gekochte hebben. De stuurman zag die dingen in de hut van de hofmeester liggen en vroeg wat hij met zoveel poefs van plan was. 'Dat zal ik u vertellen', zei de hofmeester, en pakte een poef die hij quasi achteloos op zijn kooi deponeerde: 'Als we in Amsterdam langs de kant liggen, komen er altijd van die walslurpen om koffie te drinken. Als ze dan in mijn hut staan, ligt er zo'n poef net zo op mijn kooi. Op een gegeven moment zien ze dan die poef en zeggen, wat een mooie poef is dat en dan zeg ik, dat ik die in Algiers op de kop kon tikken. En dan zeggen zij: kun je voor mij niet eens zo'n mooie poef meenemen'? De hofmeester vervolgde: 'Dan vertel ik ze, dat zo'n prima leren poef aardig wat kost en dat ik deze heb gekocht voor mijn dochter die gaat trouwen. Daarna vertel ik ze, dat die trouwerij pas over vijf maanden plaatsvindt en dat we de volgende reis toch weer Algiers aandoen en ik een nieuwe voor mijn dochter kan kopen. Dan verkoop ik die poef voor het dubbele van wat ik er voor betaald heb. En de volgende dag leg ik weer een andere op mijn kooi en dan krijgen we nog Bremen, Hamburg, Antwerpen en Rotterdam. Daar komen weer nieuwe 'poefbietsers' aan boord. Zo raak ik mijn poefs wel kwijt en heb weer een extra stapcentje'.

Poef verkoper in Algiers
_________________
Old sailors never died
Terug naar boven
Profiel bekijken Stuur privébericht E-mail versturen
Willem Visser
Site Admin


Geregistreerd op: 12 Mei 2022
Berichten: 5517
Woonplaats: Amsterdam

BerichtGeplaatst: 23 Sep 2025 14:37:10    Onderwerp: Reageren met citaat

GOUWE MARIE

Door: Gerard de Goede


Adellijke lading
Ladend voor Europa kwamen we met de Theron terecht in Georgetown, British Guyana. Daarna zouden we alleen Paramaribo nog aandoen en vervolgens, via Madeira, naar huis gaan. Bij aankomst kregen we van de agent te horen dat we een invloedrijke dame 'van stand' als passagier voor Amsterdam mee zouden krijgen. Ze zou behoren tot een Hindoestaanse adellijke familie. Nou, dat was een hele consternatie. Wat moesten we ons in dit gat van zo’n beschrijving voorstellen. We kregen twee dagen de tijd om erover na te denken. Op de dag van vertrek ontstond er na de lunch plotseling een wat zenuwachtige sfeer: 'Ze zou zo dadelijk komen'. En inderdaad,zo rond twee uur 's middags kwam er een hoop volk op de kade. En na nog enige tijd, ja hoor, daar was ze. Een overdadig in gala geklede dame verscheen, met in haar kielzog een heel stel bedienden en familieleden. Ze was geheel met gouden sierraden behangen, kettingen, broches, armbanden en een ring aan vrijwel elke vinger. Die bedienden brachten een flinke hoeveelheid koffers aan boord. Ons was opgedragen deze dame met de nodige egards, die bij haar stand behoorden, te bejegenen. Nou, dat deden we dus. De hele middag bleef het een flinke drukte met al dat volk aan boord. Zo tegen half vijf moesten de wegbrengers echt weg, want we maakten 'voor en achter' richting Paramaribo. Met veel bombarie vertrok die hele stoet en bleef onze 'edelvrouwe' alleen aan boord achter.

Ondeugende dame
Al heel kort na vertrek trok zij zich terug in haar hut om zich te verkleden. Niemand schonk verder aandacht aan haar, angstig om hare 'hoogheid' te storen, maar wie was nou plotseling dat grietje die in super minigala aan de railing op het passagiersdek stond? We konden onze ogen niet geloven. Onze adellijke dame bleek daar in een zo klein minirokje te staan dat er niets meer te raden overbleef en ook de blouse gaf ons ruim de gelegenheid om van dit tropische fruit in volle omvang te genieten. Onze al bestaande twijfel over haar adellijke afkomst begon aardig toe te nemen. 's Avonds bij het diner ging het gelijk al mis. Aan tafel zat zij tussen de 1e stuurman en de HWTK in en de kapitein zat tegenover haar. Al kort na aanvang van de maaltijd kregen de 1e stuurman en de HWTK allerlei vreemde krampachtige trekkingen in hun gezicht en raakten de concentratie over het gespreksonderwerp geheel kwijt. De kapitein was al lang blij dat hij tegenover haar zat, buiten haar bereik. Hij vertelde in de gaten te hebben dat zij onder tafel met haar knieën tegen die van de beide andere heren zat te rijen.

Striptease en trouwen in Hamburg
De volgende dag waren we in Paramaribo aan het laden en ikzelf stond die middag in ruim 2. Op gegeven moment gebeurde er ineens helemaal niets meer. De hele boel viel stil en de bootwerkers verdwenen. Nieuwsgierig naar de oorzaak klom ik het ruim uit en zag al die bootwerkers op het achterste dekhuis staan. Ja, geen wonder, want onze adellijke dame gaf, staande op een tafel in de salon, een striptease show. Daar werd door de 2e stuurman rap een eind aan gemaakt, want er moest toch geladen worden! Inmiddels waren we er achter gekomen dat zij zou gaan trouwen met een Duitser in Hamburg en dat die haar in Amsterdam zou komen ophalen. In Paramaribo kregen we nog twee passagiers, een echt beschaafde oudere dame van net in de zeventig en een jongere vrouw, beiden Nederlands. Met in totaal drie passagiers gingen we op weg naar Funchal op Madeira.

Niet aanraken
Al snel na vertrek werd er crisisberaad gehouden. Er werd afgesproken dat niemand haar zou aanraken want aan een zo hunkerende vrouw was op enige afstand meer gein te beleven, dan wanneer zij regelmatig kreeg wat zij zo vurig naar verlangde, hoewel niet een ieder het daar mee eens was. Iedereen hield zich echter keurig aan de afspraak en dat leidde ertoe dat het een keer voorkwam dat ze iemand door de gangen achterna zat op het passagiersdek. Ze was het gesprek van de dag, eindeloos konden we over haar praten. Vanwege de enorme hoeveelheid goud wat ze altijd op zich droeg, hadden we haar, Gouwe Marie' gedoopt. In Funchal aangekomen ging zij met de beide andere dames met een taxi de wal op om toeristisch Madeira te ontdekken. In het begin van de avond kwamen de beide Hollandse dames terug. Zij vertelden ons dat Gouwe Marie tijdens die tocht kennis had gemaakt met een paar Portugese marine jongens en besloten had om met hen het eiland verder te ontdekken. Een paar uur later kwam ook zij, geheel verfomfaaid terug aan boord. Een dag later vervolgden we onze reis naar Amsterdam. Bij het afmeren stond zij verlangend uit te kijken naar haar Duitse prins die niet de moeite had genomen om helemaal naar Amsterdam te komen. Zij vertrok met een taxi, waarheen? Naar haar Duitse prins? We zulten het nooit weten. Als ik me het goed herinner was de kapitein J. Brevet en de HWTK J. Braks. De naam van de 1e stuurman herinner ik me helaas niet meer.
_________________
Old sailors never died
Terug naar boven
Profiel bekijken Stuur privébericht E-mail versturen
Willem Visser
Site Admin


Geregistreerd op: 12 Mei 2022
Berichten: 5517
Woonplaats: Amsterdam

BerichtGeplaatst: 26 Sep 2025 12:58:13    Onderwerp: Reageren met citaat

GORGEOUS LITTLE BIRDS - KAPITEIN NOORDVELD

Door: Marc van Meerwijk


Was in een vorig verslag van de op dubieuze wijze geloste verstekeling prudentie het uitgangspunt, zodat ik toen de cruciale gegevens van scheepsnaam, rederij, estemming en ook het jaartal vaag hield, in het nu volgende verhaal over een variatie op Hitchcock's film 'The Birds' is er misschien meer sprake van een ontluikende vergeetachtigheid, want nu weet ik echt niet meer zeker aan boord van welk schip ik toen zat. Het bijgehouden dagboek uit mijn zeemanstijd, pas bij het ingaan van het pensioen teruggevonden, achteraf helaas niet groter blijkend dan mijn handpalm en dus slechts summiere informatie bevattend, vermeldt deze episode niet. En toch staat het beeld me nog helder op het netvlies, lijken de herinneringen vers. Met gerust geweten het waarheidsgehalte dus toch maar op 75% gesteld.

De feiten: zomer 1961 of 1962, derde stuurman bij de KNSM, want de 8-12 wacht. Haven van vertrek San Juan de Puerto Rico, bestemming één van de ABC-eilanden van de Nederlandse Antillen of Venezuela, want de koers was zuidelijk. Dit alles gestaafd door een orkaanwaarschuwing (de eerste, een heel vroege van het seizoen, centrum ergens Oost van Guadeloupe), én het verhaal speelt zich af in het donker, de eerste wacht dus. Het waait vreselijk hard van achteren in en er staat geen hoge deining omdat het eiland nog maar net in het kielzog en de regen verdwenen is. Een goede gok uit het minidagboek wijst in de richting van de Agamemnon, een klein schip, als één van de eerste na de oorlog in Schotland gebouwde stoom-motor-schepen. Deze gegevens heb ik gehaald uit (oud KNSM gezagvoerder) H.J. Korver 'Varen op de West', een 216 pagina's tellend boek, voor het geval dat de lezer twijfelt aan mijn inspanningen het geheugen op te kalfateren. Bruto 2415 ton groot, of klein, zo u wilt. Kan me trouwens niet voorstelen dat u écht meer wilt weten over dit vaartuig of over de maatschappij. Want in vergelijking met de ZIM, een van mijn latere werkgevers, is het aan boord van een KNSM-schip soms toch echt wel behelpen. Niet de sfeer of zo, want die is meestal best gemoedelijk: één grote familie van lotgenoten in het-zelfde-schuitje varend, zullen we maar zeggen. Nou, vooruit dan, eventjes maar wat registers opentrekken. Het 'stresserige’, gejakker langs Venezolaans West-Indische haventjes, soms drie keer op een dag alle hens aan dek voor het ‘voor-en-achter', om ergens aan de rand van een woestijn zes tinplaten af te leveren, een uur verderop even een klapje achteruit voor honderd zakken kunstmest op een lichter en bij het vallen van de nacht in een derde negorij wat kartonnetjes gecondenseerde melk voor de plaatselijke kleuterschool te lossen. "Stappen?" "Nou, nee!" En dan het verplichte toezicht in de oven-hete ruimen door alle dek-officieren van het lagere echelon, met een talley-boekje in de ene hand en een zuinig stompje potlood in de andere, vodde(n)balen - de nieuwe Nederlandse spelling is mij nog duister - tellen of andere soort verscheepte droefenis. Er wordt wat heen en weer versjouwd op onze aardbol! En al die talley-boekjes tot soms 40 pagina's dik door ons zelf aan boord getypt met wetenswaardigheden als merk, nummer, inhoud, aantal, soort, gewícht en uiteindelijk met een vloeistofstencilmachine afgedraaid, gebundeld en geniet tussen het ontmeren en meren door. De accommodatie aan boord van de 'Roggebrood', de Spartaanse inrichting, zelfs voor die tijd. En dan de voeding: bedenkelijk natuurlijk, dit soort klachten en vast ook goedkoop. Hoe kom je op zo'n woord in deze context? Al deze dingen en nog meer onderwerp van regelmatig onbehagen. Leefbaar gemaakt, ja heus, met grollen en grappen over de datum die je aan boord aan de hand van het menu op één weekdag nauwkeurig kan bepalen. Want wie herinnert zich niet de bruine bonen met spek op dag één van de week, met vette uien jus en kaantjes in de Golf van Maracaïbo of vergelijkbare 'hot spot, op aarde? Met een buitentemperatuur van boven de 30 graden, een binnentemperatuur van rond de 40, vochtigheid 85%, windstil en airconditioning een vierletter schuttingwoord? Of, mijn hut is slechts 8 passen lang en vijf breed, een spreuk op een Scheveningse (cel)muur in bezet Nederland in 1944 parafraserend. En hoewel die ‘zuinige’ kruideniersmentaliteit het langer heeft uitgehouden dan het bravoure van de grotere broers in de 'shipping-trade', tenslotte toch ondergegaan in die megafusie begin jaren tachtig van de twintigste eeuw, resulterend rond de eeuwwisseling in P&O-Nedlloyd, één van de grotere scheepvaartmaatschappijen van de wereld! Wel, een mens moet soms wel eens wat van zich afschrijven om het verleden te verwerken. Niet waar? Bij deze dus. 'No hard feelings... . Sort of....

We pakken de draad van het verhaal weer op en schrijven 16 juli 1961. Twee dagen eerder om 7 uur 's ochtends aangekomen in San Juan, rollen telefoonkabels uit Santander (Spanje) en 'plywood' van Bruynzeel gelost. Om 20.00 uur lokale tijd, het begin van mijn wacht in de stromende regen en stormwind uitgevaren. De bij aankomst opgelopen motorschade blijkt dus reparabel geweest te zijn, wat iets zegt over de bekwaamheid van het machinekamerpersoneel in die tijd. Het weer wordt er om de zuid niet beter op. Het hemelwater komt bij bakken, haast horizontaal, uit de voortjagende wolken. Luik I is niet te zien, op de radar een vette dot 'clutter'. Het schip maakt lange, rustige halen, masten en tuigage trillen en zingen, de lucht als een warme deken om je heengeslagen. Welke (oud)zeevarende (m/v) voelt deze herinnering niet af en toe uit alle poriën opwellen? De Arkas stuurautomaat kan het gíeren niet meer volgen, de jonge roerganger heeft er schik in de uitbreekbewegingen van het achterschip te anticiperen en het schip zo beheerst mogelijk met de zee te laten mee surfen. De deining stelt in de lij van het eiland nog niet zoveel voor, de wind des te meer want bij de enkele uitbraakpogingen naar de brugvleugel waai je als mens zo wat, uit de lijken en wordt de lucht je uit de longen gezogen. Gauw dus maar weer de schuifdeur dicht. Uitkijk voor de draairuit aan bakboord, met zicht op luik II, roerganger aan het wiel, bezweet nu, stuurman aan de radar. Kapitein Noordveld een dek lager, ongetwijfeld oude kaarten en zeilaanwijzingen van de Hondurese westkust bestuderend, of zoiets. Omdat hij later op deze ieis een 7_daagse 'oploding' van Amapala en omstreken zat uitvoeren. Voor welk doel de motorreddingboot gebruikt zal worden, uitgerust met een elektrisch, op accu werkend echolood en een nieuw gekalibreerd magnetisch kompas, gedeeltelijk overkapt door de timmerman om de moderne cartograaf tegen de zon en de uitdroging te beschermen. Het doel is om te bepalen of schepen met 18 voet diepgang de San Lorenzo rivier op kunnen varen tot de haven van diezelfde naam. Ja, die gezagvoerder dus, die nu in Honduras met zijn naam verbonden aan een kaap in de buurt (Punta Noordveld) vereeuwigd is. Terug naar het verhaal. Net als in Hitchcock's film begint het om elf uur in de avond. Daar verandert een abnormale speling van de natuur en het weer de zachtmoedíge (zang)vogels als merels, lijsters, roodborstjes en mezen (blue tits), in een later stadium de eksters, kraaien, roeken en meeuwen en tenslotte ganzen, zwanen en arenden ín pure kamikazepiloten, geflipt en volledig door het lint huis en haard aanvallend, zich te pletter stortend op daken, tegen ruiten, er dwars doorheen brekend. En ook duikend op mensen die onbeschermd buiten zich niet kunnen verweren tegen het geweld van zoveel snavels, fladderende vleugels, kilo’s opgekropte razernij en haat als levende projectielen de eindaanval op het tirannieke mensdom inzetten. Zo ook hier, in de Caraïbische Zee, zo lijkt het. Eerst enkele doffe ploffen tegen de loefdeur van het stuurhuis. Het geluid van natte sneeuwballen, nog van een beschaafd kaliber, zoals wij 's winters wel eens ervaren als de lieve jeugd onze auto bij het passeren van een school in pauzetíjd onthaalt op een regen van kletsnatte projectielen. Daarna een staccato van deze geluiden tegen masten, zwiepend tuigage. Flitsende donkere voorwerpen horizontaal voor de ruiten langs tegen het dek en de luiken. ... En staat kapiteín Noordveld naast me. “Ga eerst maar eens aan lijzijde op de brugvleugel kijken, stuurman.” Macabet de houten vlonders liggen bezaaid met doorweekte, 'gorgeous little birds, van een uitbundige kleurenpracht, maar ook platgedrukt hangend en fladderend aan allerlei bruguitsteeksels, tussen reddingboei en 'Holmes, licht, tussen fluithandel en windkering. Na ontsteking van een schijnwerper ook op voor en achterschip een tapíjt van zielige hoopjes vogellijven te midden van een banket van aan boord gewaaide vliegende vissen. De eerstgenoemde regelrecht uit de bomen van de dichte bossen op Puerto Rico gesleurd en kansloos voort gezwiept, half fladderend of anderszins uitgeput neergeploft, in zee natuurlijk, de meeste, maar ook aan boord van onze ark. Heel erg dood, lijken ze. Maar nu ook tegen mij aan dreunend, alles behalve dood, voelt het. Tegen de regenkleding, de nek, het gezicht met harde, vlijmscherpe snaveltjes. In de gauwigheid een gekleurd vogeltje dat nog levenstekens vertoont uit de goot gevist en indachtig het filmscenario naar binnen gevlucht en díe vormeloze exponent van de nieuwe vijand zo lang op de vlaggenkast binnen bij zinnen en/of op adem laten komen. Na de wacht het vogeltje meegenomen naar de hut. Het leeft nog, denk ik. Of is dat alleen maar 'wishful thinking' van mijn kant en strategie achter die zwarte kraaloogjes? Nee, dus, blijkt ‘s Ochtens. Ik leg het heel dood tussen de andere uitgestreken lotgenoten aan dek en sta een tijdje toe te kijken hoe de harde wind de veren van al die hoopjes ellende oplicht en een wuivend veld van alle kleuren van de regenboog aan dek tovert. Daarna zie ik toe hoe de bootsman met het voltallige korps matrozen en extra hulpploegen het schip met krachtige waterstralen schoonspuiten. Tot grote opwinding van de Caraïbische meeuw die in zwermen boven en naast het schip heen en weer flitsend zich in duikvluchten naar beneden stortend te goed doen aan..., voor de zekerheid toch maar van achter een patrijspoort verder kijkend..., hun gevederde en geschubde soortgenoten.

Het verhaal is nog niet uit, heeft zo gezegd een staart. Want de arend in de film is nog niet opgetreden om met tomeloze energie en enorme snavel de laatste resten humane weerstand aan flarden te rijten. En dus verschijnt die alsnog, vier dagen later, op het toneel als apocalyptische apotheose van het eerste bedrijf bij Puerto Rico. Na Willemstad, waar we alleen olie bunkeren en een tubetje tandpasta in het zeemanshuis op zichtafstand van de kade aanschaffen. Toch echt één uur gepassagierd! Daarna op weg naar Cristobal, des avonds om negen uur, een Tropische Ontlading van Bliksem, Donder en Hoosbuien, praktisch Wíndstil, die zonder oponthoud tot zeven uur de volgende ochtend aanhoudt. ,Group Flashes'van een uitzonderlijke intensiteit door het ganse zwerk, niks ‘Occulting’. De lucht, de waterdamp, het schip, de zee, de mens bezwangerend met elektriciteit als van het soort dat in lang vervlogen tijden als katalysator de oersoep tot leven geflitst heeft. Om half elf 's avonds gaat het licht aan, de masten beginnen als tl-buizen te gloeien, een geelgroene, vette glans, lekkend langs stengen, stagen en want, breder wordend golvend om spier, laadbomen en luchtkokers. Elmsvuur, natuurlijk, maar de haren rijzen te berge, staan recht omhoog op hoofd van gezagvoerder, stuurman en twee uitkijken. "Real punk, man. Allen met zonnebril op en plukken medicinale watten uit de oren stekend, ín het holst van de helverlichte nacht. "Very cool, too!" En op de steng van de voormast, met de rug in de vaarrichting, zit daar plotseling een enorme visarend, bewegingloos, wit van kleur, ons met grote glazen ogen te fixeren, te loeren, zijn kans afwachtend? Rationeel gezien natuurlijk de kluts kwijt, gedesoriënteerd, drijfnat. Allemaal mooi en wel, maar in de film is dat ook maar het voorspel geweest. We staan weliswaar binnen achter gepantserd glas, maar toch... Een boeiend schouwspel, primitieve angst en ontzag oproepend, opwindend en zinderend van teven. Maar ook schele hoofdpijn na afloop van de wacht, te kooi. De vlammende Engel op de voorsteng, de zeearend dus, heeft daar nog uren gezeten. De hele hondenwacht door en is pas om vijf uur' s ochtens na het inslaan van de bliksem als het ware in rook opgegaan. Zo rapporteren tweede en eerste stuurman na afloop. Om acht uur in de morgen is de storm voorbij, de zee grijs, windstil. De wolken hier en daar met een zilver randje. Het einde der tijden nog even uitgesteld, dus. Gelukkig!
_________________
Old sailors never died
Terug naar boven
Profiel bekijken Stuur privébericht E-mail versturen
Willem Visser
Site Admin


Geregistreerd op: 12 Mei 2022
Berichten: 5517
Woonplaats: Amsterdam

BerichtGeplaatst: 30 Sep 2025 11:35:03    Onderwerp: Reageren met citaat

MIJN LAATSTE REIS OP DE BAARN

Door: Wim Bruins


Op 1 september 1961 was het eindelijk zover. Tussen de heideplag amper 18 jaar oud en dan naar zee! Het enige schip dat ik ooit had gen vandaan, gezien was de Maasdam van de HAL. Dat was met een excursie van mijn School voor Scheepswerktuigkundigen (SvS) in Apeldoorn. Nu aangemonsterd als ass. wtk op de Baarn, een stoomschip en toen één van de grootste van de KNSM. Heel wat jaren later besef je pas hoe belangrijk het is hoe je wordt opgevangen en begeleid aan het begin van je carrière. Met de collega's op de Baarn mocht ik, achteraf gezien, mijn handen dicht knijpen. De hwtk was de heer Schoenmaker. Elke zaterdagmiddag moest ik bij hem en zijn vrouw, een schat van een mens, een kop thee komen drinken. Dan werd alles van de afgelopen en komende week voor mijn Memoriaal doorgenomen. Elke 14 dagen moest daarin ook een leidingschema worden getekend en beschreven, zoals voor stookolie, verse/afgewerkte stoom, smeerolie, lucht, glandstoom enz. enz. Om te weten hoe alle leidingen liepen, bracht ik soms meer tijd door onder dan boven de plaat. Buiten dat je daar ontzettend smerig van werd, kwam je er ook achter dat niet elke stoomleíding geïsoleerd was, gelukkig was er genoeg brandzalf aan boord. De 2e wtk was de heer Nieuwpoort. Het enige wat ik me van hem herinner was dat hij een ontzettend ochtendhumeur had. En dat twee keer op een dag, want hij liep de 4-8 wacht. Mijn grote voorbeeld en leermeester werd Joop Wielage, de 3e wtk. Wat een geduld had die man met zo'n groentje en wat kon hij alles goed uitleggen. De elektricien Jaap Wesseling heb ik vaak geholpen met de winches. Ook heeft hij me alles duidelíjk gemaakt hoe het Dobrowolski-systeem (hoe verzint men het) van de beide generatoren werkte. Hij werd ook mijn vaste klaverjasmaatje. De 4e, Piet Ent, was een joviale Westfries. De er onder dan boven de plaat. De oudste assistent Jan Raspe was al een reis aan boord. Hij kon mij inwijden in de geheimen hoe je je ketelpakken weer schoon kreeg, hoe en hoeveel biertjes je kon krijgen, wat de bediende wel en niet voor je deed, tafeltijden, zaterdagse werkzaamheden enz. enz. Het is nu bijna niet meer voor te stellen dat je toen nog niets wist over het leven aan boord. Het is dan ook niet verwonderlijk dat ik met zo'n fijne ploeg niet van dit schip was af te slaan! Genoeg geschreven over mijn eerste reis.

Elektricien Jaap Wessseling

Een jaar later
Een jaar later, vier Chili-reizen en de nodige kustreizen verder, zou de Baarn de hele maand september 1962 dokken bij de NDSM. Het stoombedrijf had bijna geen geheimen meer voor me. Ik kreeg het advies om nu bij personeelszaken om een motorschip te vragen . Zo gezegd, zo gedaan. Toen ik havenwacht had aan de Surinamekade, een dag voordat de Baarn verhaald zou worden naar de NDSM, moest ik opdraven bij de heer Kers, chef technische dienst. Voor mij was de heer Kers een soort godheid, waar je alleen kwam als je hwtk was. Zelf regelde ik altijd alles met de heer De Haas van personeelszaken. Behoorlijk zenuwachtig meldde ik me bij hem en het was een kort éénzijdig gesprek. Mij werd verteld dat ik nog geen motorboot kreeg, maar dat ik bij de dokbeurt van de Baarn zou blijven. Daarna zou ik ook met de kustreis en grote reis meegaan. Na veel gestamel "Ja meneer, nee meneer, natuurlijk meneer", was ik allang blij dat ik weer weg kon! Samen met 1e meester De Groot, die ik al van twee reizen kende, zou ik dus de komende weken bij de NDSM doorbrengen. Ook hij, niet ver van zijn pensioen, zou de kustreis en grote reis meegaan. Over de tijd in dok zal ik niet uitweiden, dat wordt een te lang en technisch verhaal. Maar op vrijdag 28 september 1962 kon vier uur lang proefgedraaid worden op de palen bij de NDSM en werd de Baarn daarna verhaald naar de Surinamekade. Een paar dagen verlof en op dinsdag 2 oktober monsteren en varen naar Hamburg. Het werd voor mij een reis om nooit te vergeten. Die dag vroeg aan boord. Eerst maar de grote troep, die bij het dokken was gemaakt, opruimen en al het gereedschap, dat die tijd veilig was opgeborgen, weer op de borden hangen. Tegen het middaguur was de ploeg compleet. Buiten de 1e meester en ik had nog niemand met stoom gevaren. Dat kon leuk worden! Gelukkig waren de olielieden en stokers wel oude bekenden. Zij hadden gewoon een maand verlof opgenomen. Ik kreeg de 0-4 wacht, met de 3e wtk, die net van studieverlof kwam en zijn A had gehaald. Tot 16.00 uur werd iedereen rondgeleid in de machinekamer. Ik kreeg veel vragen en zag alleen verbaasde gezichten. Ik moest het zeebedrijf gaan bijzetten want we zouden om 18.00 uur vertrekken. Bij alles wat ik deed werden het hoe en waarom aan de 2e en zijn assistent uitgelegd. Met meester De Groot werd afgesproken dat ik het schip naar buiten zou brengen. Hijzelf was natuurlijk altíjd in de buurt van de manoeuvreerstand. Ketel(s) opstoken en combineren, torn uit, turbines voorverwarmen, fluit aftappen, ankerspil, kaapstander en stuurmachine bijzetten en we waren er klaar voor. Gelukkig ging het op de stookplaats als vanouds.

Meer onder de plaat, dan boven de plaat.

Naar buiten
Te laat gingen we, begeleid door de Albatros, richting IJmuiden. Pas om 3 uur 's nachts waren we buiten en konden we eindelijk volle kracht gaan varen. Dat was na de dokbeurt voor het eerst. Want bij het proefdraaien bíj de NDSM was het maximum 'halve kracht'. Overleg met de olieman welke brandplaatjes, generator 2 afzetten, bilges leegpompen (dat mocht toen nog) en de degaussing bijzetten, want de vaarroute was nog niet helemaal mijnenvrij. Het was voor de 1e meester en mijzelf een erg lange dag. Om half vijf gingen we naar boven en dronken we nog iets in zijn hut. Hij gaf me het advies om lekker lang te pitten, want als we bij de Elbe-loods aankwamen had hij me toch wel weer graag beneden. Ik lag amper in mijn kooí toen mij werd gevraagd naar beneden te komen, want het vacuüm bleef zakken. De grote condensor was erg warm en de smeerolietemperatuur liep ook op. Meteen ook de hwtk laten porren en de brug gewaarschuwd dat we op halve kracht zouden gaan varen: dat hielp wel wat. De grote circulatiepomp liep goed. Dus dat was het niet. Inlaat verstopt? Eerst de filters maar eens bekijken. En ja hoor: we hadden gedokt, vol met shit, poetsdoeken enz. Einde probleem en we konden weer volle kracht vooruit. Ik ben er toch maar even bij gebleven. Toen ik om 6 uur weer naar boven wílde gaan, stond de kok scheldend in de machinekamer. Hij had geen gasolie meer voor z'n fornuis! Terwijl ik dat regelde, belde de brug voor stroom aan dek en kon ik de tweede turbo-generator gaan aanzetten. En steeds maar weer uitleggen wat en waarom je iets deed. Daarna ging ik iets eten in mijn hut, waar de hwtk ook nog even langskwam. Ook hij was al die tijd stand-by geweest en ook behoorlijk aan de lat. Ik stond inmiddels 26 uur op m'n pootjes. Hij zou met de2e overleggen dat ik dagdienst zou doen, zodat ik iedereen de kneepjes van het bedrijf kon bijbrengen. Hij gaf mij opnieuw het advies nog snel wat slaap te pikken, want over een paar uur kwam de Elbe-loods aan boord en waren we allebei weer de klos. Gelukkig konden de olielieden allerlei dagelijkse zaken regelen, want anders had ik helemaal niet kunnen slapen. Na Hamburg terug naar Amsterdam. Het werd een herhaling van de heenreis maar dan in omgekeerde volgorde: bek af!

Joop Wielage, de 3e wtk tijdens mijn eerste reis

De oversteek
Op 13 oktober begonnen we aan de oversteek naar Curaçao. Ik zat in de dagdienst. Je moest steeds bij alle drie wachten hetzelfde riedeltje afdraaien. Over de oude de oude Sharples-centrifuge, voor het reinigen van de smeerolie, de verdamper, de Dc Heater, Nalco- en roetblazen, ketelwateronderzoek enz. Toch werd ik er 's avonds en 's nachts nog steeds bijgehaald, al werd het minder. Je bent gespitst op elke verandering van geluid vanuit de machinekamer. Zo ook halverwege de oversteek. Pikheet bij ruim 4, vlakbij de íngang van de machinekamer. Ik hoorde dat een roetblazer bleef hangen en dat kan rampzalige gevolgen hebben. Allerlei regelateurs werken niet meer als het luchtvat leeg raakt en dan worden o.a. de ketels ongecontroleerd vol met condensaat gepompt. Als er dan water bij de hoofdturbine komt kun je beter de sleepboten bestellen. Ik was nog nooit zo snel beneden en iedereen kwam geschrokken achter mij aan. Ik schreeuwde achtereenvolgens: "Vuren uit, luchtvat dicht, brug bellen dat we stoppen en 1e meester waarschuwen!" Meteen de telegraaf op stop geslingerd en de stoomtoevoer naar de turbine dichtgedraaid. De veiligheden op de ketels gingen toen natuurlijk wel blazen. Opgelucht haalde ik adem. Als dit ’s nachts was gebeurd, terwijl ik sliep, waren de gevolgen niet te overzien geweest. Ik was de enige die dit al een paar keer had meegemaakt. De schuldige roetblazer werd afgesloten en daarna werd alles weer in werking gezet en bijgeregeld. Het hele avontuur had nog geen tien minuten geduurd. We konden weer verder! Ook een paar keer de schorre toeter van de Salinometer. Het voedingwater voor de ketels te zout. Weer naar beneden en eerst maar zaagsel pompen via het koelwater naar de condensor, in de hoop dat het zaagsel door het vacuüm bij het lek zou komen en afdichten. Vaak helpt dat. Gelukkig nu ook.

De schrijver op de manoeuvreerstand

Panamakanaal
Na Curaçao kwam het Panamakanaal. Een lange zit, want de hwtk wilde mij er voor de zekerheid bij hebben. Door de vele havens richting Chili kreeg iedereen het bedrijf behoorlijk in de vingers. In Valparaiso, deze reis onze zuidelijkste haven, ging ik weer normaal wachtlopen en ik werd nog maar sporadisch voor een probleem gepord. Op 6 februari 1963 kwamen we terug in Amsterdam. Ik heb op geen enkele reis zoveel overuren gemaakt! Bij mijn afscheid op de Baarn kreeg ik vele veren in m'n achterste. Maar die was ik snel kwijt toen ik negen dagen later eindelijk mijn eerste motorschip kreeg, de Doris. Maar dat is een heel ander verhaal.
_________________
Old sailors never died
Terug naar boven
Profiel bekijken Stuur privébericht E-mail versturen
Willem Visser
Site Admin


Geregistreerd op: 12 Mei 2022
Berichten: 5517
Woonplaats: Amsterdam

BerichtGeplaatst: 15 Okt 2025 16:12:07    Onderwerp: Reageren met citaat

HET PROEFSCHRIFT, DE WATERPOMPTANG EN ONWILLIGE KOEIEN.

Door: Willem Content


Een afgestudeerde arts die vroeger gevaren had als stuurman, was bezig met het schrijven van een proefschrift dat zou gaan over de medische zorg aan boord van koopvaardijschepen. Hij vroeg de maatschappij-arts van de KNSM, dokter Oosterbaan, of enige eerste stuurlieden gedurende een bepaalde periode een rapport konden bijhouden van de medische handelingen die aan boord verricht waren. Op het ss Bennekom, een Victory-schip onder het gezag van kapitein P.J. Boonstra, kreeg ik in1964 het verzoek om een dergelijk rapport bij te houden, buiten het medisch journaal om dat normaal op alle KNSM schepen werd bijgehouden voor de Medische Díenst. Kapitein Boonstra had mooie grote voortanden maar op de uitreis naar West Indië klaagde hij dat er een tand los zat en dat hij daar last van had. Daar had ik geen remedie voor. Echter, de kapitein zei op een dag dat die tand eruit moest want hij had er genoeg van, dat gewiebel in zijn mond moest afgelopen zijn. Nu was er op KNSM schepen geen gereedschap om tanden of kiezen te trekken, dat was verwijderd omdat er wel eens onnodig getrokken was door eerste stuurlieden die 'Tooth happy' waren. Het enige dat ik kon bedenken was het gebruik van een waterpomptang en daar maakte de kapitein geen bezwaar tegen. Zo werd op een dag, tegen de middag en na het nuttigen van een paar borrels, in de hut van de kapitein de tand getrokken. Dat was geen zware klus want die tand zat behoorlijk los. De kapitein gaf echter op het moment van trekken, heel theatraal, een vervaarlijke brul. De leerling stuurman, die net met het bestekbriefje voor de kapitein op de gang liep, schrok daar zo van dat hij rechtsomkeert maakte, terug naar de brug rende en door de tweede stuurman gekalmeerd moest worden. Het trekken van die tand met een waterpomptang werd wel vermeld in het rapport voor de Medische Dienst maar niet in dat voor het proefschrift omdat dit gebeuren plaats vond één dag na het einde van de periode waarin gerapporteerd moest worden. Na het einde van de reis werden de beide rapporten ingeleverd bij dokter Oosterbaan die wilde weten waarom ik het waterpomp gebeuren niet in het proefschrift-rapport vermeld had. Toen ik hem de reden verteld had zei hij: "Dan verander je de datum maar". En zo gebeurde. Een gedrukt proefschrift heb ik echter nooit ontvangen. Als de promovendus van toen dit mocht lezen dan zou hij die omissie nu nog kunnen goedmaken! Onwillige koeien Kapitein Boonstra was een Fries en kon goed vertellen. Hij had een verhaal over een transport Friese koeien naar een van de kleine Antillen, ik geloof Grenada, daar moesten de dieren via een loopplank van boord lopen maar dat weigerden ze, ondanks urenlang getrek en geduw van de ontvangers. Toen iedereen ten einde raad was is Boonstra naar de voorste koe gegaan en had haar in het Fries toegesproken met de woorden die voor mij klonken als: toe bek nou of zoiets en toen waren de dieren allemaal heel gewillig de wal op gegaan! Hoewel bekend is dat Friese koeien soms net zo koppig kunnen zijn als de Friezen zelf , heb ik nooit gehoord dat de integratie van de dieren op Grenada mislukt is.

Kapitein P.J. Boonstra
_________________
Old sailors never died
Terug naar boven
Profiel bekijken Stuur privébericht E-mail versturen
Willem Visser
Site Admin


Geregistreerd op: 12 Mei 2022
Berichten: 5517
Woonplaats: Amsterdam

BerichtGeplaatst: 21 Okt 2025 11:56:23    Onderwerp: Reageren met citaat

EEN REIS MET HET DE CHIRON

Door: Jack Oldenburg


We vertrokken van Amsterdam 29-08-1970 en werden 04-02-1971 afgelost te New York en gingen met het vliegtuig terug naar Amsterdam. Tijdens deze reis was de bootsman Flip van Ellten werkelijk een prachtfiguur en stapelgek. Flip woonde in Katwijk en naar wat ik heb vernomen is hij helaas overleden. Onze hofmeester Van der Putten kwam uit Den Haag en met die twee klikte het meteen. Als we dan bij de bar zaten in de dienstgang en de hofmeester kwam langs dan kreeg deze de nodige opmerkingen naar zijn hoofd geslingerd zoals houten ham hoe is het met je autostep, of thuis heb je zeker ook een tv-antenne. Ook de kok en koksmaat bleven niet bij hem ongemoeid. Als 's morgens de koksmaat zijn broden en stokbroden lagen te rijssen onder een werkdoek en hij dan even weg was om een bak koffie te halen in de pantry maakte hij vlug een knoop in de stokbroden. Daar kon je dan op wachten en dan hoorde je dan de koksmaat schelden en had het kind zijn zin weer. Als we tussen de middag aan de bar zaten en de kok was even naar boven bij de hofmeester zette hij vlug de kerrie-emmer op de kachel en dan in afwachting als hij naar beneden kwam. Zo vingen wij hem dan op en hielden hem aan de praat met een potje bier en natuurlijk ook zijn maatje, dan was het even wachten. Maar dan al vrij snel kwam hem een onbekende en nare lucht tegemoet die hij niet goed kon thuisbrengen, en stoof hij naar de keuken waar de kerrie emmer het kookpunt had bereikt, dan hadden we weer lol. Wat het ook altijd goed deed was peper en suiker op de hete kachelplaat strooien dit gaf een berg rook en het sloeg op je ogen en je keel. Dit gaf de nodige commotie omdat de afzuiger van de keuken uitkwam op het sloependek en trok zo door over het passagiersdek. Nadat we de West naderde en de hofmeester in zijn witte korte broek naar de keuken kwam en wij weer eens bij de bar zaten moest hij het helaas weer eens ontgelden. Hij was nogal gezet en de bootsman gaf hem de complimenten over zijn korte broek dat deze als gegoten zat en dat het wel op een waszak leek van 50 kilo. Al scheldend ging hij dan richting de kombuis en kwam niet meer door de dienstgang terug. Wij van dekdienst ontkwamen ook niet aan zijn grappen. Tussen de middag als wij onze handen hadden schoongemaakt met een dot twist en terpentine, kwam hij achter je staan en stak deze dan met een aansteker in de brand. Dit begon dan te smeulen en als je dat dan doorkreeg was het rare bewegingen maken met beide handen naar je kontzak en op je rug slaan om die stink rommel uit je zak te halen. Vlak voor het aflossen in New York moest er beneden in het magazijn worden geschilderd. Dit gebeurde in de avonduren voor een paar dozen bier. De vloer en de trap plus de leuning moesten dan worden gedaan. Natuurlijk als eerste de leuning en iedereen die naar beneden kwam om te komen kijken hoe gezellig het er allemaal aan toe ging daar beneden greep dan gelijk in de zwarte verf en dan maar weer mopperen. Na het aflossen moesten we met onze bagage over de pier naar de bus, maar hier werden we gecontroleerd door de douane. Een van de matrozen had in 'de Golf' mooie laarzen en een grote cowboyhoed gekocht en zag er behoorlijk opvallend uit. Iedereen kon doorlopen maar bij hem ging alles overhoop en helaas ook op Kennedy Airport. Bij aankomst op Schiphol was hij weer aan de beurt en moest alles weer over de balie. Nadat we van elkaar afscheid hadden genomen ging iedereen zijn kant op en konden we terugkijken op een leuke en gezellige reis van een halfjaar.

_________________
Old sailors never died
Terug naar boven
Profiel bekijken Stuur privébericht E-mail versturen
Berichten van afgelopen:   
Nieuw onderwerp plaatsen   Reageren    KROONVAARDERSKNSM Forumindex -> KROONVAARDERS-KNSMFORUM Tijden zijn in GMT + 1 uur
Ga naar pagina Vorige  1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10
Pagina 10 van 10

 
Ga naar:  
Je mag geen nieuwe onderwerpen plaatsen in dit subforum
Je mag geen reacties plaatsen in dit subforum
Je mag je berichten niet bewerken in dit subforum
Je mag je berichten niet verwijderen in dit subforum
Je mag niet stemmen in polls in dit subforum


Wil je ook een eigen gratis forum?

- Direct online
- Gratis je eigen logo
- Filmpjes en video mogelijk!


Klik hier om onmiddellijk jouw eigen forum aan te maken









Powered by phpBB © 2001, 2005 phpBB Group
Vertaling door Lennart Goosens.
RedSilver 1.03 Theme was programmed by DEVPPL JavaScript Forum
Images were made by DEVPPL Flash Games