|
KROONVAARDERSKNSM scheepvaart
|
Vorige onderwerp :: Volgende onderwerp |
Auteur |
Bericht |
Willem Visser Site Admin
Geregistreerd op: 12 Mei 2022 Berichten: 4599 Woonplaats: Amsterdam
|
Geplaatst: 14 Mei 2022 09:23:56 Onderwerp: MIJN EERSTE REIS |
|
|
Even iets over mijn eerste reis dat was als ketelbinkie op de Slamat van de Rottterdamsche Lloyd ik had nog nooit iets anders gezien als een boot hier in Tilburg op het kanaal en was in 1959 net 17 jaar toen ik thuis van iemand vertelde dat hij ging varen zei mijn vader dat zou jij zeker ook graag gaan doen?en zodoende met een briefje met toestemming naar Rotterdam eerst heb ik zowat een week in een gastgezin van de Rotterdamsche Lloyd te gast geweest ik dacht in de van der Palmstraat ook moest ik naar de tandarts en daar het ik voor de rest van mijn leven schrik voor een tandarts van overgehouden ik weet nog het was heel druk bij de tandarts maar de ass. zei je bent zo aan de beurt want het gaat snel ik dacht dat er 5 tanden geplombeerd moesten worden en met die 5 tanden heeft hij de boor zowat niet uit mijn mond gehad en de dokter zij niet kinderachtig doen je bent toch een flinke vent die zeeman wil worden toen ik voor het eerst op de Noordzee was weet ik nog dat ik zei moet je hier nou zeeziek van worden?maar toen we het kanaal door waren wist ik wel wat zeeziekte was en wilde wel naar huis zwemmen en van niemand medelijden maar gelukkig ben ik maar een keer zeeziek geweest wel na dagenlang slecht weer hoofdpijn maar denk dat dat wel meer voorkwam ook ben ik toen we in Calcutta lagen heel ziek geworden met hoge koorts bleek ik malaria te hebben verder heb ik een hele fijne tijd gehad wel hart werken maar kon gelukkig heel goed opschieten met iedereen in het achteruit en ben er van overtuigd als ze je niet mogen je geen leven hebt en bij een reis voor gezien houd het was zeker voor een eerste reis een hele mooie door het Suezkanaal heen en door het Panama kanaal terug mooie kust van Indonesische en Filepijnen {klein plaatsje Bugo vol geladen met blikken ananassap daar was geen haven en werden met bootjes geladen en dan de grote oversteek naar het Panama kanaal. Ik zou het voor geen goud het gemist willen hebben.
Wil van Halteren † |
|
Terug naar boven |
|
|
|
Geplaatst: 14 Mei 2022 09:23:56 Onderwerp: |
|
|
|
|
Terug naar boven |
|
|
Willem Visser Site Admin
Geregistreerd op: 12 Mei 2022 Berichten: 4599 Woonplaats: Amsterdam
|
Geplaatst: 14 Mei 2022 09:26:34 Onderwerp: |
|
|
Mijn eerste reis was met de KREON. Ik ben opgegroeid in de haven van Amsterdam. Ik woonde als kleine jongen op Kattenburg, dus had al veel zeeschepen gezien. Ik kreeg mijn monsterboekje op 9 september 1960 en eerste boot was op 21 november. Ik kwam bij de KNSM omdat mijn zwager wal timmerman was Bij de KNSM en die zei dat het daar goed was. Ik weet niet of ik de keus zelf mocht maken tussen olieman of matroos. Blij dat het matroos is geworden. Wat ik nog weet is dat ik tot aan de Azoren zeeziek ben geweest, zo erg dat het gal er allang uit was, maar daarna was het over. In het Kanaal, het stormde lekker, sloeg 's morgens om 04.00 uur denk men de stuurman leerling overboord. Die was net gewekt voor zijn wacht en niemand heeft hem daarna nog gezien. Er stond een artikeltje in de krant, meer niet. Toen ik thuis kwam na 7 weken vroeg mijn moeder of we hem nog hadden gevonden. Ik zei ja , hij wachtte op te terugreis op ons. Wist zij veel!!! Nee er is wel gezocht een paar uur lang maar daarna ging de reis verder. Mijn eerste haven was Paramaribo. Op school kon ik bij aardrijkskunde lekker wegdromen bij vreemde steden en had van deze stad een veel romantischer gedachte dan in het echt. Al werd het later met meer ervaring echt wel een mooie stad. Ik weet nog tijdens de zeeziekte, gewoon blijven bedienen, van 's morgens vroeg tot 's avonds laat. Wat moest je anders en maar droog brood met thee naar binnen werken. Ik denk dat ik best wel goed ben opgevangen door de matrozen. En ja als ik beneden klaar was met mijn taak meteen aan dek helpen en leren, zodoende was ik heel snel matroos onder gage en was ik van dit baantje verlost.
Okay genoeg.
Groet Ton Kompier † |
|
Terug naar boven |
|
|
Willem Visser Site Admin
Geregistreerd op: 12 Mei 2022 Berichten: 4599 Woonplaats: Amsterdam
|
Geplaatst: 14 Mei 2022 09:31:47 Onderwerp: |
|
|
Beste Ton,
Jij 5 jaar na mij gaan varen, toen was het een beetje de Nederlandse Christelijke Zeevaart geworden, in mijn tijd, toen ik ging varen, als je zeeziek was, kreeg een schop onder je hol met de boodschap, dat er gewerkt moest worden, man, je had geen tijd om zeeziek te wezen en ik ben het ook nooit geweest, al sprong het schip als een hit over de golven.Mijn toenmalige echtgenote stoomde mee rondvan A'dam naar R'dam, ze vond het machtig, maar zo gauw we pieren van IJmuiden uit waren werd zo zeeziek, als een hond, ze net warm eten gehad. Ze moest spugen, ik zei nog tegen haar spuug met de wind mee(het was een spiegelglad zeetje met een klein beetje wind),dan krijg je het niet in je gezicht, maar ze inmiddels al zo zeeziek, dat ze niet meer luisterde en toch aan de verkeerde kant ging staan spugen, ze zat helemaal onder, dus ik had weer wat schoon te maken, toen eindelijk schoongemaakt en niets meer had om spugen gingen te kooi(1 persoons),was een beetje krap maar bij elk bonk maakte ze me wakker, toen de loods aan boord bij de Nieuwe Waterweg, dacht ze, dat we gingen zinken, maar ik zei.niets aan de hand, het is de loods maar ze wou het niet geloven, ik heb haar met man en macht te kooi moeten houden, want ze wou in reddingsboot gaan zitten, zo zeeziek, maar toen op de Waterweg waren leek het we een salonbootje, zo stil lag die en haar zeeziekte was over en kreeg meteen weer praatjes.Maar ze nooit meer meegegaan met AS-boot, ze haar buik van vol.
Groetjes Tina. †
Laatst aangepast door Willem Visser op 14 Mei 2022 09:39:34; in totaal 2 keer bewerkt |
|
Terug naar boven |
|
|
Willem Visser Site Admin
Geregistreerd op: 12 Mei 2022 Berichten: 4599 Woonplaats: Amsterdam
|
Geplaatst: 14 Mei 2022 09:38:29 Onderwerp: |
|
|
Ik was 14 en ik zat op de Binnenhaven ik mocht alleen niet de wal op, maar onder geleide van de bootsman, mocht het wel.Dus wij de wal op samen, het eerste wat hij deed was naar bordeel te gaan in Casablanca, dus ik moest mee. Hij zei: ik ga een biertje drinken en betaal voor jou een van die wezenloze tante's, die daar had rondlopen. En prompt ging hij naar zo een vrouw toe, en tegen mij: niet zeuren, we gaan een zeeman van je maken, want zo een hoopje ellende heb ik van me leven niet gezien. Dus naar boven met de juffrouw en wat ze van me wou, had in verste verte niet in de gaten, wist ik veel.(Bij mij thuis werd daar nooit over gesproken)We kwamen op die kamer van die juffrouw en dat mens ging daar staan stripteasen. Nou, was er niet veel te strippen want ze had alleen een BH en broekje aan. Ik had zo staan te bekijken en dacht: ik ga pleitte, want dat mens hijgde als een Verolme-MAN diesel op oliestook en daar moest ik niets van hebben. Ik naar beneden, waar de bootsman zijn biertje zat te drinken en ik ging bij hem zitten, maar toen kwam die dieselde juffrouw weer naar beneden en zei wat tegen de bootsman, wat ik niet verstond. Hij greep mij in 14-jarige kippen nekje en zei: GVD, (ik werd al rood bij woord)ben je nou nog niet ontmaagd, als de bliksem naar boven met die tante en doe wat. Toen ik weer in die kamer begon ze weer aan striptease nummertje, ik denk, ik neem de kuierlatten, maar ik stond te twijfelen (ik was als weer naar beneden ga, krijg ik oplawaai met die grote kolenschoppen van de bootsman) Opeens trok die tante me boven op haar en hoe zij mijn broek zo gauw uit kreeg is mij een raadsel. Ik begreep er niets van, wat nou de bedoeling was, ze zat maar aan me onder lichaam te graaien, maar ik zo bang van die amechtige diesel, dat het gevalletje niet stijf werd, ze werkte d"r eigen in het zweet en opeens
werd het dingetje stijf, dat had ik nog nooit mee gemaakt en douwde hem in een gat in haar lichaam, waar me de betekenis ervan helemaal ontgaan was. Toen begon ze wild te bewegen maar het was vergeefse moeite, het dingetje hing er weer bij als een slappe vaatdoek. Toen is zelf maar genokt, het had geen zin. Beneden tegen de bootsman had schijnbaar gezegd, dat het gelukt was. Hij zei tegen me zo kleine opdonder, nou ben toch ontmaagd, NEE,dus. Het is weer een lang verhaal geworden.
Groetjes Tina † |
|
Terug naar boven |
|
|
Willem Visser Site Admin
Geregistreerd op: 12 Mei 2022 Berichten: 4599 Woonplaats: Amsterdam
|
Geplaatst: 14 Mei 2022 09:43:33 Onderwerp: |
|
|
Hallo beste forumbezoekers.
Net zoals alle kroonvaarders heb ik ook eens een eerste reis gemaakt en daar wil ik jullie over vertellen. Na het behalen van mijn voorlopig diploma drie maanden in de werkplaats op de Surinamekade gewerkt. Begin november kreeg ik te horen dat ik voor "een jaar west" met de delft naar Curacao zou gaan als ass. machinist (zo heette dat toen nog). 5 November vertrokken we en alles ging goed tot we buiten de pieren kwamen, zo ziek als een hond, dat heeft geduurd tot Madeira waar we voor anker gingen. Als er een voetpad had gelegen tussen Madeira en Amsterdam was ik meteen naar huis gelopen! We kregen ongeveer veertig Madeira-nezen (schrijf je dat zo?) mee naar Curacao die gingen daar voor een jaar of langer werken. Nadat we weer vertrokken waren begon de ellende weer, toch maar proberen de opgedragen werkzaamheden uit te voeren. Ik moest een afsluiter uit elkaar halen om de klepzitting op te zuiveren, want die lekte. Ik had daarbij een bepaalde sleutel nodig, na enig zoeken vond ik die bij een hulpmotor, waar de tweede wtk de regulateur van uit elkaar had liggen. Heb de sleutel meegenomen, mijn karwei afgemaakt Toen ik de sleutel terug bracht brak de hel los. Wat was er gebeurd, de tweede wtk had de regulateur weer in elkaar gezet en dicht gemaakt. Hij ontdekte dat er een sleutel weg was en heeft de regulateur weer open gemaakt om te kijken of hij hem er in had achter gelaten en toen kwam ik aanzetten met dat ding. Ik heb wel zo verschrikkelijk op mijn donder gehad, dat ik even mijn zeeziekte vergat.Ik had mijn eerste les geleerd, haal nooit gereedschap bij iemand weg zonder het te melden.! De rest van de reis kon ik bij de man geen goed meer doen, dat kwam goed uit want door mijn zeeziekte was ook niet tot veel goeds in staat. Op 3 December kwamen we tegen de middag in Willemstad aan waar ik te horen kreeg dat ik om 5 uur op de kade moest staan want dan zou een bootje mij naar de Pygmalion brengen die in de Annabaai voor anker lag en om 8 uur savonds zou vertrekken richting New-Orleans. Aan boord gekomen zag ik de restanten ven een feestje, hwtk Veringa had zijn 60 jarig bestaan gevierd en zou in New-Orleans met pensioen gaan. Na met diverse personen kennis gemaakt te hebben mijn koffer uitgepakt en mij in mijn hut geinstalleerd. De tweede wtk heette Stevens, de derde v.d.klis en als ik me goed herinner was de kapitein v.d.Plaat en de eerst stuurman Blauw (ik bedoel natuurlijk dat hij zo heette). Ik moest van 8 tot 12 wacht lopen, dus netjes om kwart voor 8 naar beneden Daar trof ik een jongeman aan, een ras Curaçaoënaar, enkele jaren ouder dan ik, luisterend naar de naam Pappa, bleek de olieman te zijn. Wij kregen bericht dat we om 21 uur zouden vertrekken omdat er nog enkele bemanningsleden van huis gehaald moesten worden. Zo tegen negenen had ik verder nog niemand beneden gezien. Ik werd knap zenuwachtig omdat ik nog nooit een motor had zien starten, laat staan zelf aan de gang geholpen. Ik vroeg aan Pappa of er nog iemand zou komen en hij zei: vast niet, en toen ging de telegraaf op zeer langzaam vooruit en Pappa startte de motor.Toen ik dat gezien had, heb ik het verder zelf gedaan. Na twee dagen varen werd ik uit bed gehaald, de motor stond stil. De ketting van de spoelpomp was gebroken. ( 5 cylinder Stork H.O.T ) Verder geen bijzonderheden op dit schip.
Wordt vervolgd. Vr.Gr. Wim (S). |
|
Terug naar boven |
|
|
Willem Visser Site Admin
Geregistreerd op: 12 Mei 2022 Berichten: 4599 Woonplaats: Amsterdam
|
Geplaatst: 14 Mei 2022 09:48:18 Onderwerp: |
|
|
Vervolg (van Wim)
16 Maart 49 kwamen we met de Pygmalion in Houston Texas aan, hier kreeg ik een handvol trein en bus kaartjes, ik moest naar Mobile Alabama naar de Manto. Ik werd door de agent op de trein gezet richting New-Orleans. Daar midden in de nacht aangekomen moest ik met een bus naar een ander station voor de trein naar Mobile. In Mobile werd ik door de agent ter plaatse opgewacht en naar de Manto gebracht. Ik heb in 6 maanden met de Manto bijna alle havens in de Caribische zee, Golf van Mexico en de westkust van midden amerika aangedaan. Op 29 Sept.49 moest ik in Curacao over stappen op de Nero. De 6 maanden op de nero waren een kopie ven die van de Manto, heel rustig en heel gezellig. Ik heb op die o-boten mijn zeeziekte aardig overwonnen. Op 21 Maart 50 in Cristobal Panama over gestapt op de Agamemnon ( heel bijzondere motor, 5 cylinders en 10 zuigers). op een dag lagen we in Philadelphia achter een HAL schip en werd er een voetbalwedstrijd georganiseerd. Ergens aan de rand van de stad lag een veldje wat mocht worden gebruikt. daar ikzelf niet voetbalde maar toevallig wist wat buitenspel was moest ik grensrechter spelen. Toen de wedstrijd was gespeeld gingen de niet voetballers alvast naar de bushalte. Dat waren de eerste stuurman de leerling stuurman twee matrozen een olieman en ikzelf. Bij de bushalte op de hoek stond een rode zuil met een rode knop achter een glaasje. Vraagt de leerling waar is dat voor?, zegt een van de matrozen: als je een sigaret op wil steken en je hebt geen vuur dan kan je op die knop drukken en krijg je een vuurtje.Voordat we het konden voorkomen had hij met het hamertje dat erbij hing het glaasje ingetikt en op de knop gedrukt.Zoals te verwachten was kreeg hij geen vuurtje maar begon een rood licht te knipperen. Zegt de eerste stuurman komop we gaan naar de volgende bushalte, die konden we een paar honderd meter verderop zien. Daar aangekomen zagen we de voetballers bij de eerste bushalte arriveren en in de verte hoorden wij de brandweer aankomen.Een rode personenwagen en twee echte brandweerwagens, de personenauto stopte bij de voetballers en de commandant begint een gesprek met de voetballers waarbij veel naar ons gewezen werd. De commandant komt in zijn rode auto naar ons toe, de eerste stuurman vertelt wat er gebeurd is. Ondertussen komt de bus, alle voetballers er in en de bus komt naar ons. Omdat de commandant met ons nog niet klaar was stuurde hij de bus door onder grote hilariteit van de buspassagiers De brandweerman was toch de beroerdste niet, de stuurman moest beloven dat de leerling aan boord disciplinair gestraft zou worden dan zou hij het voorval als een goede oefening beschouwen. Na hem een pluim te hebben gegeven voor zijn snelle komen, vertrok de rode karavaan richting kazerne en moesten wij een half uur wachten op de volgende bus.
23 Juni werd ik in Curacao afgelost en zouden we (er waren 10 man die naar huis gingen) de volgende dag per vliegtuig naar huis vliegen. Ik had toen nog nooit gevlogen en zei dat ik dat niet durfde, nou dan moet je maar wachten op een schip werd me verteld. Ik heb toen 10 dagen in het zeemanshuis gelogeerd wat mij heel goed beviel. Inmiddels was de Bennekom binnen gelopen en moest ik daarmee naar huis. Twaalf dagen later waren we in Amsterdam en zat mijn eerste reis erop.Nu zullen jullie je afvragen waarom een jaar west bij mij anderhalf jaar duurde, nou dat was op eigen verzoek. Ik had in de twaalf maanden mijn hele gage uitgegeven aan diverse activiteiten in de verschillende havens, dus wilde ik nog een paar maanden de gelegenheid hebben om wat te sparen om mijn verlof straks fatsoenlijk door te kunnen komen.Achteraf gezien ben ik op mijn eerste reis in het diepe gegooid, maar ben toch redelijk goed blijven drijven.
Iedereen die dit gelezen heeft de vriendelijke groeten. Wim (S). |
|
Terug naar boven |
|
|
Willem Visser Site Admin
Geregistreerd op: 12 Mei 2022 Berichten: 4599 Woonplaats: Amsterdam
|
Geplaatst: 14 Mei 2022 09:49:28 Onderwerp: |
|
|
Het was op mijn eerste of tweede reis met de Achilles omstreeks maart 1964. Ik kwam rechtstreeks van de zeevaartschool in Amsterdam, maar hij zal zich mij niet uiteraard meer herinneren. Ik was 18 jaar en ome Cor was naar mijn mening toen toch al rond de 40 jaar. Het was mijn tweede reis bij de KNSM en tevens mijn laatste. Ik heb daarna de KNSM verruild voor de KHL aan de overkant van de Javakade naar de Oostelijke Handelskade. Maar dat had zijn redenen. Op mijn tweede reis met de Achilles kreeg ik een hele nare ontsteking aan mijn linker knie. Dat begon bij vertrek Curacao op weg naar Le Havre. Die werd dermate hevig, dat ik bijna niet meer kon lopen en uiteindelijk zei 2e wtk. Schijns tegen me, dat ik maar op het bankje voor de manouvreerstand in de MK moest gaan zitten. Mijn been werd steeds dikker (hij leek wel 2 x zo dik tot over mijn dijbeen) en zag er heel lelijk uit. Bij aankomsten Le Havre ben ik met de agent meteen naar de dokter gegaan en deze stuurde me linea recta naar het ziekenhuis. Daar hielden ze me vast en werd me verteld dat ik onmiddellijk onder het mes moest. Gelukkig waren we er nog op tijd bij, want werd me gezegd, de ontsteking kon gemakkelijk ontaarden in een nare bloedvergiftiging met dan vreselijke gevolgen. Ondertussen voer de Achilles dus weg richting Amsterdam en ging de boot vervolgens de kustreis op. In de operatiekamer werd ik onder volledige narcose geopereerd en werd het gezwel uit mijn knie gesneden. Ik moest toen een week in het ziekenhuis blijven. En dat was verder niet onaardig. Elke dag een fles wijn bij de maaltijd was daar heel gewoon. De verpleegsters waren natuurlijk ook erg lief en ik lag naast een andere zeeman. Ik kan me wel herinneren, dat het daar soms niet allemaal pluis was bij mijn buurman onder de dekens. Maar dat hij het leuk voor mekaar had, weet ik wel. Het was een niet onaardige week en heb daar verder geen slechte herinneringen aan. Na de week ziekenhuis met de trein via Parijs naar huis. Thuis aangekomen moest mijn been verder genezen. Dus weer aanmonsteren op de Achilles kon zo wie zo niet. Na de kustreis mijn bagage van boord gehaald en de Achilles vaarwel gezegd. Maar ik had toch wel de smoor in. Met mijn memoriaal dat ik dagelijks moest bijhouden, liep het ook al niet zo best en uiteindelijk besloot ik heel impulsief de zak te nemen. Niet erg verstandig natuurlijk. Oude schoenen weggooien voordat je nieuwe hebt is niet handig. Nou, dat heb ik geweten. Binnen enkele dagen of weken (dat weet ik niet meer) lag er een brief van defensie thuis met het verzoek maar weer gauw aan te monsteren of anders moest ik in militaire dienst. Dus dat werd met spoed solliciteren. Na het aflopen van een paar reders werd het tenslotte de KHL. Dat bleek voor mij geen slechte keus. Binnen korte tijd kon ik aanmonsteren als ass. wtk op de Waterland voor een reis naar Brazil. Zo eindigde dus mijn korte tijd bij de KNSM. Bij de KHL heb ik daarna nog ca. 9 jaar gevaren waarbij ik ondertussen nog voor een half jaartje ben uitgeleend aan de NETM. NETM staat voor de Nederlandse Ertstanker maatschappij. Daar heb ik vervolgens gevaren op de Jacob Verolme en de PG Thulin. Met de Jacob Verolme heb ik ook het nodige meegemaakt en zo ook de ondergang bij de Canarische eilanden. Dat verhaal heb ik beschreven op mijn website. (http://home.tiscali.nl/gerardnijmeijer). Terugkijkend op mijn werkzame leven bedenk ik, dat mijn vaartijd toch altijd een prachtige periode is geweest. Ik heb twee mooie walbanen gehad, maar mijn vaarperiode was toch verreweg het leukste. Ik kijk en denk er nog altijd met plezier op terug.
Gr. aan alle oud collega's e.a.,
Gerard Nijmeijer |
|
Terug naar boven |
|
|
Willem Visser Site Admin
Geregistreerd op: 12 Mei 2022 Berichten: 4599 Woonplaats: Amsterdam
|
Geplaatst: 14 Mei 2022 09:52:57 Onderwerp: |
|
|
September 1973, na de scheiding van mijn ouders word ik "toegewezen" aan mijn moeder en het laatste officiële wat mijn vader voor mij kan doen is het tekenen voor een monsterboekje. Ik wilde zo snel mogelijk weg uit huis en afkomstig uit een familie van zeevarenden was het logisch dat ik dan maar naar zee ging. Mijn oom gaf me het advies om gelijk langs de beurs te gaan in Rotterdam om me daar als werkzoekende zeeman in te schrijven. Let wel op welk loket je jezelf inschrijft gaf hij nog aan. Het ene is voor Nederlandse schepen en het andere loket voor buitenlandse schepen. Nou dat was wel zichtbaar ook toen ik op de beurs bij de Parksluis binnenliep. Eén loket met een rij van spanjolen, Kaapverdianen en andere vreemdelingen en het andere loket werd je gelijk geholpen. Gemakzuchtig als ik was ging ik er van uit dat die buitenlanders in de rij stonden voor buitenlandse schepen en dat het lege loket voor Nederlandse schepen was. Ik liet me dan ook inschrijven voor de verkeerde categorie en werd daar ook niet op gewezen door de betreffende ambtenaar. Achteraf gezien bestaat mijn hele leven uit dit soort toevalligheden en suf poetserige handelingen. Ik liet me inschrijven voor dienst op een buitenlands schip en kon dezelfde middag nog aan boord verschijnen van de Calanda in de Lekhaven. De Calanda was een vrachtschip onder Zwitserse vlag van de Alpina AG rederij uit Basel. Het werd gecharterd door de Duitse Woermannlinie en voer op West Afrika. Door de agent werd ik snel langs de dokter gereden voor een medische keuring en om 6 uur 's avonds monsterde ik aan bij de ouwe in zijn hut. Voertaal aan boord was Duits en de bemanning bestond uit Duitsers, Zwitsers, italianen en twee andere Nederlanders.
De eerste stuurman en de marconist waren ook Nederlander maar gedurende de reis spraken zij slechts Duits met mij. Duits was voor mij geen probleem omdat ik als kind vaak de zomer doorbracht bij vrienden van mijn vader in Duitsland. Dat het geen Nederlands schip was vond ik niet echt een probleem, de hoofdzaak voor mij was dat ik weg kon uit huis. Thuis liet ik een briefje achter dat ik naar zee was en dat ze me wel weer zouden zien als ik terug kwam. Toen we die avond wegvoeren werd ik ter hoogte van Maassluis al zeeziek, het was een flinke septemberstorm en de loods ging ver voor Hoek van Holland al van boord. De eerste 5 dagen aan boord waren als een nachtmerrie, ik werd zo ziek als een hond 's morgens mijn bed uitgetrokken door de wachtsman en kon vervolgens in de pantry koffie gaan zetten en als jongste bediende tafels dekken en al het andere wat daarbij hoorde. Mijn houding viel ook niet helemaal in de smaak bij de matrozen en in de eerste week kreeg ik een spoedcursus discipline met de nodige draaien om mijn oren. De eerste haven was Las Palmas waar we een paar uur bleven om te bunkeren. Nadat ik daar even de wal opging was ik van mijn zeeziekte af en het is nooit meer teruggekomen bij me. Hierna werd de reis vervolgd en zakten we de kust van West Afrika af tot aan Angola. De Calanda was net als de Es-schepen bij de KNSM in staat om diep landinwaarts rivieren op te varen en tijdens deze reis deden we Matadi aan in wat nu de republiek Congo is.Toen ik terugkwam van deze reis was ik aardig wat ervaringen rijker en heel wat prettiger in de omgang door de opvoeding die ik aan boord kreeg. Ik had het later bij de KNSM beter naar mijn zin maar achteraf gezien was het helemaal niet zo slecht voor mij om mijn eerste reis op die Zwitser te varen. Ik werd gedwongen om mijn leven een beetje op een rijtje te zetten en mijzelf aan te passen. Voordat ik vertrok was ik een nogal moeilijk type met een behoorlijk gedragsprobleem en toen ik terug kwam was ik aardig te handhaven. Ik zou van die eerste reis een boek kunnen schrijven maar ik vind het wel genoeg zo
Gr Peet |
|
Terug naar boven |
|
|
Willem Visser Site Admin
Geregistreerd op: 12 Mei 2022 Berichten: 4599 Woonplaats: Amsterdam
|
Geplaatst: 14 Mei 2022 09:55:14 Onderwerp: |
|
|
Van 75 tot 78 bij de KNSM gevaren op de:
Archimedes- Amsterdam 2/10/75 - New York 28/2/76
Mijn eerste reis als 16 jarig broekie. We gingen de sluizen uit met windkracht 9 en ik weet nog dat ik maar bleef denken "als ik maar niet ziek wordt". Gelukkig ben ik nooit zeeziek geweest. Onze hut was op het poop-dek, net boven de schroef. Ik moest erg wennen aan het lawaai maar na een paar dagen hard werken was je zo moe dat je dat niet meer hoorde. Op deze reis ben ik in New Orleans aangehouden door de US Customs. Ik was in gezelschap van amerikanen die wat weed bij hun hadden. Ik had niets bij me (of te goed verstopt)en ze wilde toen het hele schip doorzoeken. Die ouwe werd gewekt en onze hut werd door ze ondersteboven gehaald. Bij de OG in de kast werd een zak weed gevonden en voor hem was het toen einde oefening. Voel me nog steeds een beetje klote hierover. Ik wilde deze reis bijtekenen voor 5 maanden maar brak tijdens een vechtpartijtje in houston mijn arm en moest toen toch naar huis. Voor de eerste keer vliegen naar huis was ook een hele ervaring.
Ulysses- Amsterdam 31/3/76 - Amsterdam 8/4/76
Een kustreisje waarvan ik alleen nog weet dat het in Duitsland steen en steen koud was. Ik had wacht aan dek en was stijf bevroren.
Ganymedes- Amsterdam 11/4/76 - Amsterdam 22/4/76
Ook een kustreisje. Stelde niets voor. Weet er niets meer van.
Archimedes- New York 19/5/76 - New York 2/11/76
Weer thuis op mijn ouwe vertrouwde boot, in mijn ouwe hut die ik deelde met de andere lichtmatroos en de matroos OG. Was al een hele wijsneus (vooral tegenover de andere lichtmatroos die zijn eerste reis maakte)en moest zeker 1x per week bij die ouwe of de stuurman komen omdat ik weer iets had uitgehaald. Gagestraf en 1 week geen drank waren voor mij de vaste straffen. Weet ook nog dat ik een hele geluidsinstallatie meesjouwde van huis en terug.
Alkmaar- Genua 29/1/76 - Genua 17/6/77
Mooie hoor die A boten. Een luxe aan boord in vergelijking met die oude ES boten. Toch miste ik op die A boten iets. Alles was heel strak geregeld. Leek wel of er een marineouwe op zat of zo. Ook mijn volgende reis op de Amersfoort heb ik zo ervaren. De reis zelf was wel te gek. We deden weer heel andere plaatsen aan als op die Noord-Zuid slingers.
Amersfoort- Valencia 16/9/77 / Genua 15/2/78
Kan me weinig meer voor de geest halen van deze reis. Weet nog wel dat ik veel met een Haagse matroos optrok die gek was van de stones.
Hercules- Amsterdam 24/3/78 - Rotterdam 18/8/78
Weer op een lekkere ouwe ES boot. Voor het eerst als matroos dus een hut alleen. Ik weet dat ik deze reis HEEL veel in de bar heb rondgehangen. Zelfs aan eten kwam ik soms niet toe zo druk had ik het met drinken. Ik heb deze reis dan ook de laatste 2 maanden een drinkverbod (het zoveelste) gehad. Deze reis wel veel gelachen en gestapt.
Hercules- Amsterdam 31/8/78 / Callao 9/10/78
De beruchte chili slinger. Ik had hier zoveel over gehoord en was blij dat we die kant op gingen. Ik wist nog niet dat dit mijn laatste reis was. Ik was in Buenaventura door een paar knapen van 12 jaar beroofd en met een mes erg toegetakeld. Ben tijdens de reis nog een paar keer onder het mes geweest om alle pezen weer werkend te krijgen. Moest in Peru van boord omdat ik niet meer kon werken. Toen ik weer was opgeknapt had ik geen zin meer in varen maar wilde liever aan de wal werken. 3 maanden na mijn omslag had ik spijt maar kon niet meer terug. Ik was toen toch wel een vrij lastig ventje dus ze waren blij dat ik weg was.
Ik ben nu chauffeurs coördinator voor B en W in Amsterdam. Gemeente ambtenaartje. Ben dus wel goed terechtgekomen.
Dik |
|
Terug naar boven |
|
|
Willem Visser Site Admin
Geregistreerd op: 12 Mei 2022 Berichten: 4599 Woonplaats: Amsterdam
|
Geplaatst: 20 Mei 2022 16:58:46 Onderwerp: |
|
|
Mijn eerste reis was op de Mercurius, was toen anderhalf....
Op de foto zien jullie mijn pa, mijn ma, kapitein Vermeulen, ikke (die vlak daarna de aansteker die ik in mijn handen heb in het borrelglaassie van de kapitein laat belanden) en radio officier Sulman.
Op de andere zie je mij tijdens een oefening in een zwemvest(erg blij dat we daar nooit serieus gebruik van hebben hoeven maken, want deze had mij niet gered!!..hahaha)
Marina |
|
Terug naar boven |
|
|
Willem Visser Site Admin
Geregistreerd op: 12 Mei 2022 Berichten: 4599 Woonplaats: Amsterdam
|
Geplaatst: 20 Mei 2022 17:01:30 Onderwerp: |
|
|
Toen ik in 1960 op 1 juli eindexamen Mulo gedaan had, had ik stiekum een advertentie van de marine beantwoord. Ik wilde graag varen.Ongeveer een week later kwam ik thuis en kwam mijn vader briesend op mij af wat ik in hemelsnaam gedaan had. Gesolliciteerd bij de marine?? Je wil toch varen. Nou dat kan zeker niet bij de marine of het is van Rotterdam naar den Helder en alleen als het niet waait.Nu moeten jullie weten dat mijn vader zelf vele jaren als bagagemeester op de Cottica heeft gevaren en daarna als fotograaf op de Colombia. In die tijd hadden de meeste passagiers geen fototoestel en ging mijn pa mee de wal op om dan de foto's te maken en later aan boord te ontwikkelen en af te drukken. Hij had dan ook een winkeltje waar hij allerlei foto artikelen verkocht.Veel brochures van de KNSM zijn ook voorzien van zijn foto's. Hij heeft mij de volgende dag meegenomen naar de Levantkade naar de aannemer van Schepelingen en daar was eigenlijk binnen een uurtje alles geregeld en was ik in het bezit van een monsterboekje. Nu nog de medische keuring, ach als jongen van 17 ben je toch kerngezond? wat kon er gebeuren.
Nou mijn tandjes bleken zodanig verrot dat de dokter mij niet goedkeurde, eerst het gebitje in orde.Nou dat was een tegenvaller daar ik panisch ben voor een tandarts.Ook hier bracht Pa weer uitkomst, hij had een vriend die was huisarts en die trok als hobby tanden en kiezen onder narcose. Afspraak was snel gemaakt en reeds de volgende morgen kon ik terecht. Liggen, spuiten en trekken. Ik kwam thuis i mijn eigen bedje weer bij en had geen tandje of kies meer in mijn bekkie. Toen naar de tandtechnieker, gebitje in en terug naar Amsterdam.De dokter is nog aan het bijkomen van de schrik toen hij mij binnen een week weer zag en met een prachtig ameubelement in mijn mond.Hij kon niets anders doen dan mij goedkeuren en ik gauw naar boven om te vragen of er een bootje was waar ik op mee kon. Nou die was er en zo kwam ik op de Diogenes als jongen algemene dienst. Met een salaris van Fl. 67.50 per maand.Op 12 september dus de grote wereld in en alhoewel ook ik 7 dagen zeeziek ben geweest er tot op de dag van heden geen spijt van gehad. Ik ben er zeker door "gevormd"en heb later veel plezier gehad van de ervaringen opgedaan tijdens het varen.
Geurt Traanberg |
|
Terug naar boven |
|
|
Willem Visser Site Admin
Geregistreerd op: 12 Mei 2022 Berichten: 4599 Woonplaats: Amsterdam
|
Geplaatst: 20 Mei 2022 17:03:21 Onderwerp: |
|
|
Mijn eerste reis.
Ik kom oorspronkelijk uit Kaapverdie.
Mijn vader heeft mij toen ik 15 jaar was naar Europa gestuurd. Eerst Lissabon naar een tante.
Portugal was in oorlog met Angola en Mozambiek vanwege de onafhankelijkheid en Kaapverdianen moesten toen daar gaan om te vechten eigenlijk tegen hun eigen volk.
Kaapverdie was toen nog een kolonie van Portugal.
Mijn vader wilde dit niet en heeft er toen voor gezorgd dat ik via een Tante in Portugal naar Parijs werd gebracht naar een oom die bij de KNSM werkte.
Hij had een klein kamertje in Rotterdam alwaar ik samen met hem ging wonen voor de periodes dat ik verlof had.
Mijn oom heeft voor mij een Monsterboekje geregeld en begin jaren 70 ben ik toen aan boord van de Calchas terecht gekomen.
Ik werd matroos en had het geluk dat de kok ook van Kaapverdische afkomst was.
Ik merkte al snel dat er meer Kaapverdianen bij de KNSM werkte op schepen en kwam gedurende mijn reizen vaker matrozen tegen met kaapverdische afkomst.
Ik heb 4 jaar op de korte vaart gezeten een heerlijke reis die rond de middellandse zee voer.
Zowel griekenland als turkije waren de bestemmingen.
Ik kwam eens in de 6 weken in Nederland en had dan een week verlof.
Ik kan me nog wel herinneren dat we in Turkije voor weinig geld leren jassen lieten maken en andere kledingstukken.
Ook merkte ik al snel dat de drank erg goedkoop was, 1 gulden voor een fles jonge jenever en 5 gulden voor een fles Jonnhy Walker.
Het werken op de boot bestond onder andere uit wachtlopen, schoonmaken en verven.
Natuurlijk was ik vaak bij de kok an het helpen wat wil je een kok waarmee je je eigen taal kon praten.
In 1978 in de periode dat mn dochter werd geboren heb ik mn ontslag gekregen.
In de periode dat ik mijn vrouw leerde kennen hielpen de mannen aan boord mij mee om briefjes aan haar te schrijven.
De periode dat ik mijn ontslag kreeg kwam omdat de KNSM ging inkrimpen en werd overgenomen door Nedlloyd
Ik had een aardige zwager die er voor heeft gezorgd dat ik binnen 2 maanden werk had in Nederland.
Tectyleren en poetsen van auto's. Ik werk nog steeds bij deze baas.
Faustino |
|
Terug naar boven |
|
|
Willem Visser Site Admin
Geregistreerd op: 12 Mei 2022 Berichten: 4599 Woonplaats: Amsterdam
|
Geplaatst: 20 Mei 2022 17:04:24 Onderwerp: |
|
|
Mijn eerste reis op de Leonidas
Ik was geen studiebol en eigenlijk ook wel lui.
Ik heb na de lagere school twee jaar op de technische school in Amsterdam oost een opleiding metaalbewerken gevolgd.
Metaaldraaien vond ik op school wel leuk dus ik ging bij de KLM een opleiding metaaldraaien volgen.
Bij zo'n opleiding komt ook theorie en een werkboekje dat je thuis bij moet houden.
Als ik ergens een hekel aan had was het na werktijd nog eens huiswerk te maken.
Ik kreeg ook in de gaten dat je als draaier een leven op de vierkante meter kreeg. Dat was niet echt wat ik van het leven verwachte.
Ik kreeg in mijn hoofd ik wilde gaan varen, mooi een stukje van de wereld zien, de KLM had inmiddels omdat ik mijn huiswerk niet maakte ook genoeg van mij.
Mijn vader dacht dat het probleem meer zat in de afstand die ik iedere morgen naar de personeelsbus moest fietsen, van de uiterste oostzijde van Amsterdam naar het Stadionplein.
Hij had een kennis en die was chef van de bedrijfsschool van Wiener&Co die zou mij de opleiding wel laten afmaken.
Ik moest wel en had geen keus.
Maar na een jaar was ik het echt SPUUGZAT. Ik nam zonder mijn ouders in kennis te stellen ontslag en zei dat ik ging varen.
Mijn vader was er niet blij mee maar zette toch zijn handtekening voor het monsterboekje.
Op naar de KNSM en soliciteren, ja eerst naar de dokter spuiten halen (nooit eerder een spuit gehad om dat een zus van vader was overleden door een verkeerde injectie)
Affein uiteindelijk aanmonsteren op de Leonidas.
Ik werd bediende.
Als kapitein had ik kapitein de Let, leek een aardige man hij vertelde wat er van mij werd verwacht, en bracht mij bij de kok die mij het een en ander uitlegde.
Goed we gingen van wal en de sluizen van IJmuiden uit. Er stond een stevige bries, ik had moeite om op de been te blijven. Zeeziekte, nooit van gehoord en gelukkig ook nooit gekregen.
Ik vond zo een stampend schip best leuk, gratis kermis.
Maar toen ik de eerste nacht te kooi ging dacht ik van slapen komt niks.
Ik werd naar het kopeind geslingerd daarna weer naar het voeteneind en daarna ...............sliep ik als een roos. Heerlijk vond ik het de volgende dag, in tegenstelling tot de eerste stuurman die groen en geel te kooi bleef.
Bengasie, Barie, Venetie, Triëst, Messina dat zijn de havens die ik me zo herinner van mijn eerste reis.
Mijn reis op de Telamon.
Ik kwam aanboord met een koffer, dat was blijkbaar nogal raar want de boots vroeg van wie is die koffer en wat zit erin.
Ik zei die is van mij deed hem open en er zat onder anderen een taperecorder in.
Jij lijkt Okkie Trooi wel zei boots Boom. Zodoende mijn naam Okkie.
Ik was jongen machine dienst,
Peuk was jongen dekdienst.
Er werd mij uitgelegd wat mijn taken waren, zoals tafels dekken eten halen in de kombuis en na het eten samen met Peuk afwassen en daarna was je vrij tot pikeet koffie maken hutten opruimen kooien opmaken enz.
Op door de weekse dagen waren we om 1 uur klaar met de afwas en vrij tot het koffie zetten.
Toen kwam het weekend, Peuk hield het eten warm, om beurten de pannen op de hotplate.
Het werd 1 uur, 2 uur en nog kwam er een groep niet eten. Het was al bijna pikheet toen ze eindelijk kwamen.
De volgende dag gebeurde hetzelfde met dien verstande dat het 1 uur werd en ik aan Peuk vroeg gaat dat altijd zo.
Hij beaamde dat, ik zeg daar trap ik niet in ik gooi de rotzooi over de muur.
Peuk trok wit weg, dan maken ze je kapot zei Peuk. Ik zeg tegen hem dat kunnen ze maar één keer doen .
Ik verstopte de pannen met eten in de kast en ging een middagdutje doen.
Tegen half drie werd ik gepord, met recht gepord dus niet gewekt maar in mijn buik gestompt, toen ik opstond kreeg ik nog meer slaag.
Ik was en ben geen bokser maar toen wel een boksbal.
Waar is het eten werd mij gevraagd. Ik zei in de kast, maar de volgende keer gaat het over de muur.
's Avonds komt de boots namens de bemanning zijn excuses aanbieden en geeft mij gelijk dat ik na 1 uur de boel opgeruimd wil hebben.
Voortaan zullen ze op tijd zijn en anders mag al het eten weg op het vlees na en dat hoeft niet warm te blijven.
De rest van deze reis en de volgende met de Telamon was de sfeer onderling aan boord geweldig en ik vond het jammer dat de Telamon geruimd werd.
Leo Frings |
|
Terug naar boven |
|
|
Willem Visser Site Admin
Geregistreerd op: 12 Mei 2022 Berichten: 4599 Woonplaats: Amsterdam
|
Geplaatst: 20 Mei 2022 17:29:51 Onderwerp: |
|
|
1. Hoe het allemaal begon
Thuis kreeg ik als kleine jongen, de zeemansverhalen te horen van mijn vader. Hoe mooi het wel niet was, de havenplaatsen die hij had aan gedaan en over de golven die huizenhoog waren en over de zee, die zo glad als een spiegel kon zijn. Ik heb dan ook nooit gedacht, dat ik jaren later, hetzelfde zou doen, verhalen vertellen over mijn vaartijd, aan iedereen die het maar horen wilde.
Maar laat ik bij het begin beginnen. Ik was 13, toen mijn vader serieus met mij begon te praten over het zeemansleven. Hij zei, "Jongen, als jij zo doorgaat, dan zie ik jou straks in een fabriek achter de lopende band terecht komen, daarom heb ik besloten dat jij volgend jaar naar de Pollux toegaat en daar een opleiding gaat volgen voor volmatroos". Ik was stom verbaasd toen hij dat tegen mij zei, want dit was toch wel het laatste wat ik wilde. Ik had er wel eens over nagedacht, maar kreeg een ander beeld over het varen dan mijn vader mij verteld had. Ik zag de huizen hoge golven voor me en zag me zelf doodziek op bed liggen, want ook de verhalen over zeeziek zijn, had ik van 'm gehoord. Ik was bang dat het schip zou zinken of zou kapzeisen en dan lag ik daar in die grote zee.
Niet het varen, maar het voetballen was mijn grote droom, ik wou profvoetballer worden. Toen ik dat tegen mijn vader vertelde, merkte ik, dat hij ook een aardige trap had, maar dan wel richting mijn achterwerk i.p.v. tegen een bal. Ik ben er achter gekomen dat vaders wil, wet was en een jaar later zat ik op de Pollux. Achteraf heb ik daar een prachtige tijd gehad, hoewel het in begin wel anders was. Ik werd iedere zondag door mijn vader weggebracht en als ik over de steiger naar het schip liep, dan was het een gewoonte van hem, om mij altijd even "Schip ahoy" na te roepen. Ik schaamde me altijd , omdat mijn medeleerlingen altijd de grootste lol daarom hadden. Als ik die ouwe vroeg om het niet meer te doen, dan beloofde hij het me ook. Maar van die belofte is weinig gekomen, het hele schooljaar door, op de zondagavond heb ik "Schip ahoy" moeten aanhoren. Als je vrijdags naar huis mocht voor het weekendverlof, dan moest je gekleed gaan in het matrozenpakje van de Pollux. Gelukkig woonde ik in Amsterdam en was de reis met de bus naar huis niet zo lang, maar je was wel een attractie en je werd dan ook vaak bekeken.
Nadat ik mijn opleiding voltooid had, gingen ik solliciteren en mijn vader vond dat ik het maar bij de "Koninklijke Hollandsche Lloyd" moest gaan proberen. Hoewel hij zelf bij de KNSM gevaren had, was hij er niet zo'n voorstander van, om mij daar naar toe te sturen. De naam "Kan Niet Slechter Meer" die de KNSM in die tijd toebedeeld kreeg, wou hij mij niet aandoen. Ik werd half juli 1970 aangenomen bij de KHL door de hr Obbink en kreeg te horen dat ik eerst aan boord van de Amstelland, die toen voor de kant lag moest gaan werken, totdat ze een schip voor me zouden hebben. Ik heb er 2 dagen op gewerkt en moest aan dek kleine werkzaamheden uit voeren, zoals een gei opschieten en ben een half uur bezig geweest om een gei te vinden, vanuit het leerboek wist ik wel wat een gei was, maar in de praktijk was het wel even anders. Tot dat de walbootsman in de gaten kreeg, dat ik nog niet veel gedaan had of beter gezegd nog helemaal niets. Hij legde me gelukkig uit wat de bedoeling was en als ik klaar was, dan moest ik het touw op een kikker hangen. Een kikker, wat was dat nou weer. Ik durfde het niet te vragen, alle geien lagen wel keurig netjes opgeschoten aan dek, maar hingen niet op de "kikkers". Ik zag de bootsman denken "Wat hebben ze nou weer aangenomen" maar gelukkig bleef hij rustig en ook dat heeft hij me toen maar uitgelegd.
De 3e dag kreeg ik via het nieuws te horen, dat er een staking uitgebroken was, in de Amsterdamse haven en dat de havenarbeiders geen toegang hadden tot het haven gebied. Ik ben die dag thuis gebleven, omdat ik dacht dat het ook voor mij gelde. De volgende dag werd ik gebeld door de hr Obbink, waar ik was en legde 'm uit dat er een staking was. "Ja, maar dat is voor de havenarbeiders en niet voor het vlootpersoneel, maar kom je maar melden hier, want we hebben een boot voor je", zei hij. Mijn hart begon gelijk over te slaan en dacht " Een boot, weg van familie en vrienden, zeeziek worden, kapzeisen" van alles ging er door mij heen. Mijn vader begon te glunderen, toe hij hoorde, dat de maatschappij een boot voor mij had. Zijn wens ging in vervulling, maar die van mij niet. Samen zijn we naar het kantoor gegaan en er werd mij verteld dat ik op 1 augustus, op de "Kennermerland" kwam te varen als dekjongen. " Dat is overmorgen al", zei ik tegen mijn vader. "Ja jongen, een zeeman hoort op zee en niet aan de wal" zei hij met een brede grijns op zijn gezicht. De volgende dag werden de koffers gepakt, maar moest ik eigenlijk wel zoveel mee hebben. Dat was volgens mij niet nodig, maar van een ex-zeeman die het allemaal beter wist, was het echt wel nodig, want ik ging voor een paar maanden weg. 's Avonds kwam de hele familie nog even langs, om mij een goede reis toe te wensen en " Je stuurt wel een kaartje hé" kreeg ik iedere keer weer te horen.
2. Kennermerland - 1 augustus 1970 Amsterdam – Santos
Ik moest om 12.00 u ’s middags aan boord zijn, want om 14.00 u zou het schip vertrekken. Het zou een reis Brazilië worden. Ik was die ochtend behoorlijk nerveus, want het zou de eerste keer zijn, dat ik zo lang van huis zou zijn en de gedachte over het zeeziek worden lieten me niet los. Mijn moeder die steeds maar weer met haar raadgevingen kwam, “Pas je wel op in die vreemde landen” en “pas je wel goed op je geld” en nog veel meer van dat. Mijn vader was in zijn nopjes, want sinds hij gestopt was met het varen in 1961, zou het de eerste keer zijn, dat hij weer aan boord van een schip zou stappen. Daarom gingen we ook vroeger van huis, dan het eigenlijk had gemoeten en we waren om half elf aan boord en werden ontvangen door de bootsman die bij de gangway stond. Bootsman Hazenbroek wees mij de weg naar mijn hut, die op het achterschip was. Er stond een stapelbed en een bureau en een stoel. Er werd mij verteld dat ik de hut moest delen met Adriano, een Kaap Verdiaan en dat ik me ’ s middags om 3 uur moest melden. Mijn moeder ging de koffers uit pakken en mijn vader was al onderweg naar de machinekamer. Zelf had hij als stoker gevaren en zijn interesse ging natuurlijk uit naar de motor en zijn hele hebben en houwen. Om kwart voor 2 moesten de bezoekers van boord af en ik nam afscheid van mijn ouders. Mijn vader met een brede lach op zijn gezicht en mijn moeder stond haar tranen weg te pinken.
Om 14.00 u uur was het zo ver en hoorde iemand roepen” voor en achter” en zag de matrozen in beweging komen, een gedeelte ging naar het voorschip en de anderen naar het achterschip. Voor dat ik het eigenlijk in de gaten had, maakte het schip zich los van de kant en werd er langzaam vooruit gevaren. Mijn vader moest nog even laten horen dat hij er stond en riep dan ook “Schip ahoy” Ik zou het tijdens de reis naar IJmuiden nog vele malen horen. Ze stonden op de steigers achter het Centraal Station, langs het kanaal en bij de sluizen. Nadat we de sluizen uit gevaren waren, heb ik nog één maal “Schip ahoy” gehoord en zag ze daarna kleiner en kleiner worden totdat ik ze niet meer zag. Het schip begon buiten de pieren vaart te maken en tot mijn verbazing viel het reuze mee. Het schip voelde je wel een beetje heen en weer gaan, maar niet zo erg als ik eigenlijk van te voren gevreesd had. Ik had inmiddels al kennis gemaakt met Adriano, mijn hutmaat en hij had me al een beetje uitgelegd wat ik moest doen aan boord. Ik moest, de bootsman, matrozen en de oliemannen het eten bedienen, hutten, gangen en wc’s schoonmaken etc. Ik vertelde ‘m dat ik op de Pollux gezeten had en dat hij zich waarschijnlijk vergiste en dat ik aan dek zou gaan werken. Ik kwam er achter dat hij gelijk had, toen de bootsman mij ook vertelde, wat Adriano mij al verteld had. Mijn werktijden waren van 06.30 u tot 13.30 u en van 16.00 u tot 18.30 u. Ik vroeg ‘m waarom ik niet aan dek mocht werken en zijn antwoord was dat ik te jong was, maar als ik iets wilde leren kon ik van 13.30 u tot 16.00 u komen helpen aan dek. Daar is nooit wat van terecht gekomen, omdat de tijden die ik vrij was, te moe was om nog aan dek te werken.
De oversteek van Amsterdam naar Santos zou 16 dagen duren en vond het nogal meevallen, toen ik het hoorde. Maar de praktijk wees anders uit, na 3 dagen kreeg ik er al genoeg van, om alleen maar water te zien. Andere schepen kwamen we steeds minder tegen en het vasteland was al helemaal uit beeld verdwenen. Ik begreep niet, wat die ouwe van mij er zo mooi aan had gevonden om zeeman te zijn. Het werk viel me ook tegen, de matrozen hadden al gauw commentaar als het eten niet snel genoeg op tafel stond, of ze hadden aanmerkingen en opmerkingen, omdat de hut niet goed schoon gemaakt was. Een grote mond teruggeven durfde ik niet, want ik was nog maar een groentje vergeleken bij die ervaren zeebonken. Ik besloot daarom beter me best te gaan doen en vroeg advies aan Adriano en hij beloofde mij te zullen helpen . Na ongeveer een week, ik stond aan dek en een matroos zei tegen mij, dat hij vliegende vissen had gezien. Ik had er nog nooit van gehoord en ik dacht, hij mij in de maling nam. Een vliegende vis, hoe kon dat nou, alleen vogels konden vliegen, dacht ik. Opeens zag ik iets over het water scheren en de matroos zei, “Kijk Willem, daar gaat er één”. Zou het dan toch echt waar zijn, dacht ik en warempel, ik zag er nog een paar gaan en inderdaad die vissen hadden vleugels. Ik vond het zo boeiend, dat ik haast vergat, dat ik ook nog moest werken. Ik werd door mijn maatje gewenkt om hem te helpen en iedere keer als ik maar even de kans had om even te kijken, was ik aan dek te vinden. Ik kreeg steeds meer contact met de bemanning, hoewel ik van de Spanjolen soms weinig snapte. Ze spraken maar gebrekkig Nederlands en er was af en toe handen en voetenwerk voor nodig om ze te snappen.
Soms zaten ze met z’n allen ‘s avonds op het achterdek een pilsje te drinken en ik werd dan gevraagd om er bij te komen zitten. Ze boden me een pilsje aan, maar ik dronk liever een cola. Ik werd er op gewezen dat cola voor mietjes was en dat ik bier moest drinken. Ik heb het een tijdje vol kunnen houden , maar ze bleven maar zeuren en voordat ik het wist zat ik met een fles bier in mijn handen. Het geluk van mij was, dat ik dicht bij de reling zat en zodoende mijn flesje af en toe omkeerde en het bier in de zee terecht kwam, wel goed oplettend dat niemand het zag. Maar toen ze zagen dat mijn flesje leeg was, kreeg ik weer een nieuwe aangeboden en daar zat ik dan weer met vol flesje bier in mijn handen. Ik heb het toen maar opgedronken, want ik kreeg het idee, dat ze me in de gaten hielden. Sindsdien zat ik iedere avond bij de bemanning, mee te pimpelen en begon het nog lekker te vinden ook nog.
We hadden een Hollandse matroos, Atie Breukers , die zich een beetje over mij begon te ontfermen en als er wat was, dan stond Atie voor me klaar en zorgde hij er ook voor dat ik niet te veel dronk. Ik liep voor Atie altijd een stapje harder en was met het schoonmaken van zijn hut, altijd iets langer bezig dan bij de anderen. Ik begon het varen steeds leuker te vinden, ook omdat ik het gevoel kreeg dat ik er ook een beetje bij hoorde en kreeg steeds meer praatjes. Alleen vond ik wel eens tijd worden, dat we weer eens land te zien kregen. Hoe vreemd het ook was, het was de eerste keer dat ik zo lang van huis was en heimwee had ik niet. Ik werd door Atie er wel op gewezen dat ik wel een brief moest gaan schrijven naar mijn ouders, zodat de brief in Santos gepost kon worden. Ik heb toen een brief geschreven, die zo dik was, dat hij amper in de enveloppe paste. Na bijna 2 weken varen kwam de Braziliaanse kust in zicht en het zou niet lang meer duren voordat we in Santos waren. Ik was blij weer land te zien en vond het een prachtig gezicht. Dit land had bergen en die had ik nooit eerder gezien en vroeg me af hoe Santos er uit zou zien. Eindelijk brak de dag aan, dat we aankwamen in Santos en ik vroeg me af of mijn vader hier ook wel eens was geweest.
3. Santos
We kwamen tegen de middag Santos binnen varen. Hoewel ik eigenlijk aan het werk moest zijn, stond ik aan dek, om maar niks te missen van het binnenvaren. Overvolle pontjes vaarden heen en weer over de rivier en langs de kant werd er gezwaaid naar ons. Ik zwaaide naar hartenlust terug en vond het schitterend om al die bedrijvigheid om me heen te zien. De sleepboten waren al vast gemaakt aan het schip en begeleide ons naar de ligplaats. De kade lag vol met schepen en het laden en lossen was in volle gang overal bezig. Het duurde ongeveer een half uur voordat wij onze ligplaats bereikte en we werden door de sleepboten tegen de kant aangeduwd. De havenarbeiders stonden al op de kade op ons te wachten, om aan boord te stappen. Adriano vertelde me, dat ik de hut op slot moest houden, want die gasten liepen overal, ook waar ze niet mochten komen en voordat je het wist was je hut leeg geroofd.
Toen we eindelijk vastlagen, kwamen de havenarbeiders aan boord en het werd me een drukte van jewelste, een gedeelte liep naar het voorschip en een gedeelte naar het achterschip en begonnen zij de luiken open te gooien. Ik was inmiddels weer aan het werk gegaan, omdat de bemanning moest eten. Gelukkig had Adriano het meeste werk gedaan en alles stond al klaar. Hij begreep dat het voor mij de eerste keer was en vond het wel best dat ik aan dek had gestaan, om maar niks te missen van het binnen varen. Brazilianen kwamen de accommodatie binnenlopen en vroegen om eten, maar werden er weer uitgestuurd door de bemanning. Mij werd verteld, dat ik hard moest optreden en dat ik ze gewoon moest wegsturen, maar dat kon ik niet en liet het aan mijn maatje over. De bootsman kwam langs met de post en ik kreeg een lading brieven en kaarten in mijn handen gedrukt. De familie in Holland miste me blijkbaar. Adriano vroeg mij, om snel alles op te ruimen als de bemanning uit gegeten was, want dan kon hij nog even de wal op. Ik vroeg 'm of ik met hem mee mocht, maar hij zei, dat hij "familie' hier had en dat hij alleen ging.
Gelukkig vroeg Rene Meyer, de chefkok of ik met hem een colaatje wilde drinken aan de wal. Dat wilde ik wel, maar ik moest wel opschieten, want we hadden niet veel tijd, omdat we om 16.00 uur we weer terug aan boord moesten zijn, want er moest ook weer gewerkt worden. Normaal waren we om half twee klaar met het opruimen, maar nu waren we om 1 uur al klaar. Ik moest wel even tegen de bootsman zeggen, dat ik de wal opging en met wie. Gelukkig vond ie het prima, als ik er maar voor zorgde dat ik op tijd terug was. De chefkok stond al op me wachten bij de gangway en samen gingen we de wal op. Ik dacht dat het wel een stuk lopen zou worden, maar toen we de poort waren uitgelopen, zag ik een straat met een hoop barretjes. De kok zei, dat we daar wat gingen drinken en we stapten een bar binnen, genaamd de Hamburg Bar. Er zaten een aantal meisjes in de bar en ik kreeg in de gaten, dat ze steeds naar me keken. De kok had een cola voor me besteld en hij was inmiddels in gesprek geraakt met een paar dames en ik zat er maar bij en werd een beetje nerveus, omdat ik naar mijn gevoel een beetje te veel bekeken werd. Ik controleerde mijn kleding, want misschien zat er wel iets niet goed, maar daar lag het niet aan, mijn gulp was ook dicht. Ik werd benaderd door een aantal meisjes en ze vroegen het één en ander aan me, maar begreep er niet veel van. Mijn Engels was niet van dien aard, dat ik het niet allemaal begreep en vroeg de kok om me even te helpen. Hij vertelde me, dat de meisjes vonden, dat ik een leuke jongen was en of ik hier voor de eerste keer was. Ook begonnen ze aan me te zitten en ik kreeg het erg warm en vroeg de kok of we niet naar een andere bar konden, want ik vond dit maar niks. De kok zei, dat hij het wel naar zijn zin had en dat ik niet moest zeuren. Ik zag dat hij er wel plezier in had, dat ik zo betast werd en ik kreeg in de gaten, dat wanneer hij iets tegen de meisjes zei in het Portugees, ze steeds verder gingen met het betasten.
De kok begon me uit te leggen, wat deze dames voor de kost deden en toen hij zijn verhaal gedaan had, brak het zweet bij me uit. Ik wilde zo gauw mogelijk weg. Maar de kok zei, dat hij de verantwoording over mij had en dat we samen terug naar boord gingen, als het tijd was. Ook vertelde hij mij, dat hij al een meisje voor me geregeld had voor die avond en dat hij er voor zou zorgen, dat ik van bil zou gaan. Ik begon het allemaal te snappen en begon me af te vragen, waarom me vader hier over niks verteld had. Hij had het alleen maar over de zee en over de mooie havenplaatsen gehad. Gelukkig brak de tijd aan dat we weer terug moesten naar boord en ik had me al voor genomen om 's avonds niet de wal op te gaan, want ik wilde niet van bil. Desnoods zou ik me opsluiten in mijn hut. Toen we weer aan boord kwamen, kregen we te horen, dat het schip om 21.00 uur weer zou vertrekken. We zouden eerst een nacht overliggen, maar het was zo snel gegaan, dat iedereen om 19.00 uur aan boord moest zijn. De bemanning klaagde steen en been, dat ze de wal niet meer op konden, maar ik kon mijn geluk niet op, ik hoefde niet van bil. De kok baalde en zou er wel voor zorgen, dat als we weer terug zouden komen in Santos later op de reis, dat ik alsnog met het meisje meeging, want hij had ook al voor me betaald. Ik had me voorgenomen om niet meer met de kok de wal op te gaan, hij kon me wat, met zijn colaatje drinken aan de wal.
4. Santos - Paranagua
Om 21.00 u maakte het schip zich los van de kade en onze volgende bestemming zou Paranagua zijn. Ik besluit eerst een brief te schrijven naar huis en mijn belevenissen van mijn 1e dag in Santos op papier te zetten, zodat deze de volgende morgen met de plaatselijke agent meegegeven kan worden. Uiteraard was het een dikke brief geworden en waarin ik mijn vader ook vroeg, waarom hij niks verteld had over de bars en haar meisjes. De afstand tussen Santos en Paranaqua is ongeveer 150 mijl en de volgende morgen zouden we daar al aankomen. Het vroege opstaan begon mij parten te spelen en vroeg ik me af waarom ik nooit eens mocht uitslapen. De matrozen moesten de zaterdagmorgen dan nog wel werken, maar waren zondags altijd vrij. Ik moest 7 dagen per week werken en werd er iedere morgen om 06.00 u op mijn deur gebonsd door de matroos van de wacht. Ik vond het niet eerlijk en zei het tegen Adriano, die mij vertelde dat hij het in begin ook wel problemen daar mee had, maar nu niet beter wist. De matrozen moesten eten hebben en daar waren wij nou eenmaal voor aangesteld. Iedere morgen koffie zetten, de borden op tafelzetten, brood snijden, opsnit uit de kombuis halen enz. en dan de afwas. Daarna de messroom en pantry schoonmaken en wanneer we daar mee klaar waren, moesten we achteruit de bedden opmaken en de hutten schoonmaken. Het smerigste waren de toiletten, waar de remsporen nog duidelijk zichtbaar waren en stond ik menig keer kokhalzend deze schoon te maken.
Paranagua
Paranagua komt al vroeg in de ochtend in zicht en vraag ik mij af, of ze hier ook van die barretjes hebben zoals in Santos. Wanneer het wel zo was, zou ik hier niet de wal opgaan. We hadden nog een Kaap Verdische bediende aan boord, waar ik ook goed mee omging en vertelde hij, dat hier familie van ‘m woonde en of ik zin had met hem mee te gaan ’s avonds. Ik vond het een prima idee en stemde hiermee in. We gingen ten anker, want de kade lag vol met schepen en was onze ligplaats bezet. We zouden pas de volgende morgen voor de kant kunnen. Voor degene die wel de wal op wilde, ging er een bootje om het uur. Ik besloot mijn rust te pakken en niet ’s middags de wal op te gaan, maar ’s avonds met Manuel mee te gaan naar zijn familie.
De Spanjolen haalde in hun pauze, het visgerei te voorschijn. Ik vond het wel vreemd dat zij aan het vissen waren zonder een hengel, maar een vislijntje gebruikte die opgerold zat om een blik en zij hiermee aan het vissen waren. De lijn op de vinger leggend, konden zij voelen of zij beet hadden. En tot mijn verbazing haalde ze de ene na de andere vis boven water. Ik vond het al gauw leuk en in een mum van tijd stond ik in mijn vrije tijd ook met een lijntje in mijn hand, die ik geleend had. Nu is mijn achternaam wel Visser, maar ik doe deze naam totaal geen eer aan. Ik had regelmatig beet, maar moest er een Spanjool aan te pas komen om deze van de lijn te halen. De vissen werden in een emmer gegooid en vroeg ik waarom ze niet teruggegooid werden. Er werd mij verteld dat ze ’s avonds bij het eten op tafel werden gezet. Ze maakte de vis zelf schoon en bakte deze ook zelf. Ook ik mocht daar ’s avonds van genieten en moet ik zeggen, dat ze goed smaakte.
’s Avonds ging ik met Manuel de wal op en moest ik mij weer afmelden bij de bootsman, die mij wel waarschuwde niet te laat terug te komen. Ik beloofde hem niet te laat terug te zijn, maar ik was wel afhankelijk van Manuel en wist dus echt niet hoe laat ik terug zou zijn. Het bootje deed er een kleine tien minuten over om de wal te bereiken en daar aangekomen stonden er al een aantal taxi’s gereed. Manuel maakte de chauffeur duidelijk waar we heen moesten en onderweg viel het me op dat Paranagua in de verste verte niet op Santos leek. De wegen waren slecht en vooral bobbelig en zanderig. Aangekomen bij de familie, werd ik voorgesteld en waren er ook een aantal jonge meiden aanwezig, die mij het zelfde gevoel gaven, zoals in die bar in Santos. Ze bleven mij bestuderen en vonden mij, die Hollandse jongen met die lange blonde haren, waarschijnlijk wel een lekker ding. Ze probeerde met mij een gesprek aan te gaan, maar er was één probleem, ik kon geen Portugees en zij geen Engels. Gelukkig kon Manuel als tolk fungeren en was er geen taalbarrière meer. Maar ik voelde me toch ongemakkelijk, want iedere keer als ik wat vertelde, werd er gelachen en zag ik dat ze het in hun eigen taaltje vaak over mij hadden, waarvan ik geen woord van begreep.
Ik besloot, wanneer ik nog een aantal reizen zou gaan maken op Brazillie, ik mij deze taal machtig moest maken. Later op de avond, nadat we daar een uurtje of twee gezeten hadden, vroeg Manuel of ik terug wilde naar boord. Eerlijk gezegd wilde ik niets liever, want ondanks dat de buitentemperatuur erg tropisch was, was mijn lichaamstemperatuur ook flink gestegen en liep het zweet in stralen van mijn lichaam af. Nadat we afscheid genomen hadden van de familie, vroeg Manuel of ik nog ergens wilde drinken. In een flits zag ik Santos weer voor me en zei ’m dat ik terug naar boord wilde, omdat ik toch wel een beetje moe was, maar voor mijn eigen bestwil moest ik een beetje liegen.
De volgende ochtend gingen we voor de kant en stonden de havenarbeiders alweer gereed om het schip te bestormen, om met het lossen te beginnen. ’s Avonds vertrokken we alweer om naar de volgende haven te gaan, Sao Francisco do Sul, ongeveer 50 zeemijlen zuidelijker.
5. Paranagua - Sao Francisco do Sul.
Bij het ontwaken kom ik er achter, dat we al voor de kant liggen. Ik had ’s nachts wel wat gehoord, maar blijkbaar ben ik te ver weg geweest om te beseffen dat het de winches zouden kunnen zijn geweest. Sao Francisco do Sul ziet er op het eerste gezicht mooi uit. We liggen in een baai en een eind van de stad af. Achter de loodsen zie ik een paar heuvels, waar een aantal huisjes of eigenlijk gezegd ‘krotten’ op staan. De heuvels zijn aardig begroeid met bomen en struiken. Ik vraag aan Adriano of er hier nog wat te beleven valt en hij antwoord dat er halverwege de heuvel een paar barretjes zijn. ‘We gaan er vanmiddag naar toe’, zegt hij tegen mij ‘en als je zin heb mag je wel mee’. Adriano is een rustige jongen en laat niet erg veel los. Ik heb wel vertrouwen in hem, mede doordat hij mij het type lijkt, die liever bij zijn ‘familie’ zit dan in een bar vol met meisjes. Ik besluit, wanneer we klaar zijn met het werk, met hem mee te gaan. Om één uur zijn we klaar met het werk en nemen we snel een douche en kleden ons aan. Ik vraag aan Adriano hoe we daar komen en hij antwoord ‘lopend’. Gelukkig valt de klim mee en leek het vanaf boord gezien hoger dan ik gedacht had. De bar waar we in een terecht komen, blijkt niet een echte bar te zijn, maar eigenlijk meer een gezellige huiskamer met een klein barretje. We worden vriendelijk begroet en blijkt het dat ze Adriano al kennen. Een beetje nerveus neem ik plaats op een stoel en bestel een cola. Een kwartiertje later komen ook de anderen binnen die vrij zijn van hun werk en word de huiskamer gezellig vol. Bij binnenkomst waren er twee meisjes aanwezig, maar langzamerhand waren het er meer geworden. Eén van de meiden zit al bij Adriano op schoot en word er gezoend. Ook ik krijg bezoek van een van de meisjes en begin het alweer benauwd te krijgen en wil eigenlijk het liefst weer de heuvel afrennen om terug naar boord te gaan.
Sao Fransisco do Sul
Het meisje begint in haar beste Engels aan mij te vragen, waar ik vandaan kom en hoe oud ik ben. Gelukkig begrijp ik haar en vertel haar dat ik 15 ben en uit Holland kom. Om mij heen kijkend zie ik dat er meer bemanningsleden een meisje opschoot hebben en vraag me af hoe lang het zal duren voordat ‘mijn meisje’ bij mij op schoot beland. Ik kijk vluchtig op mijn horloge en zie dat het pas twee uur is en we hoeven pas om vier uur terug aan boord te zijn. Ik kijk om mij heen en zie dat Adriano weg is en vraag aan de anderen waar hij is. ‘Even een wippie maken’, word er geantwoord. Inmiddels had ik aan boord al de verhalen van de matrozen een beetje opgevangen en bleek dat deze bemanning niet erg toeristisch was aangelegd, maar liever een wippie maakte met een Braziliaanse schone. Het viel me tegen van Adriano, dat ook hij bij die club zat en had dat niet achter ‘m gezocht. Het meisje wat naast me zit, vraagt of ze wat mag drinken van mij en stem ik toe. Terugkomend met haar drankje, neemt ze geen plaats meer op haar stoel, maar op mijn schoot. Ze lacht vriendelijk naar mij en ik naar haar. Ik heb geen idee wat ik met haar aan moet en kijk nerveus om mij heen en zie de anderen een hoop lol hebben met de meiden en word er flink wat afgelebberd. Ook zie ik de handen van sommige bemanningsleden het vrouwelijk lichaam aftasten en bij het aanzien daarvan, word ik met de minuut onzekerder. Als ze mij maar met rust laat, denk ik. Het meisje heeft het blijkbaar door dat ik mij niet op mij gemak voel en maakt daar misbruik van en voordat ik het weet zit ze in mijn nek te zoenen. Ook weet ik niet waar ik mijn handen moet laten, want ik zit nogal ongemakkelijk en kijkend naar de anderen, besluit ik deze op haar benen te leggen. Ik hoop dat ze het goed vind en dat ik niet een klap voor mijn kop krijg van haar. Gelukkig vind ze het goed, want ze stribbelt niet tegen. De conversatie tussen onze beiden verloopt nogal moeizaam en weet ik niet wat tegen haar moet zeggen en als zij wat tegen mij zegt, begrijp ik de helft niet en blijft het voornamelijk bij elkaar toe te lachen.
Ik kijk op mijn horloge en zie dat het alweer half vier is en zie Ardiano met een brede grijs op zijn gezicht terugkomen. Hij roept mij en zegt dat we weer terug naar boord moeten. Opgelucht neem ik afscheid van het meisje en vraagt zij mij of ik ‘tonight’ weer terug kom. Ik antwoord dat ik het niet weet, maar had inmiddels al voor mezelf al uitgemaakt, dat ik aan boord zou blijven. Op de terugweg vraag ik aan Adriano waarom hij mij heeft meegenomen naar deze bar en antwoord hij, dat een zeeman altijd op zoek is naar meisjes om even lekker mee te wippen. Mijn gedachte gaan weer terug naar mijn vader en als hij tegen mij verteld had over het bestaan van deze barretjes en zijn meiden, dan had ik zeker niet gaan varen. ‘Als je wat van de wereld wil zien, dan moet je gaan varen’ vertelde hij ooit. ‘Nou, tot op heden heb ik alleen maar barretjes gezien en niks van een stad of zo’, denk ik bij mijzelf. ’s Avonds ben ik aan boord gebleven en zag de bemanning de gangway aflopen, om ze even later de heuvel te zien beklimmen naar de barretjes. De volgende middag vertrokken we weer uit Sao Francisco do Sul. Er stonden een hoop meiden op de kade om ons uit te zwaaien en ook mijn meisje stond er tussen. Ik zwaaide een beetje verlegen terug en ook met een beetje schuldgevoel, dat ik haar die avond daarvoor had laten zitten. Ik was wel weer een ervaring rijker, maar of het mijn hobby zou worden, daar was ik nog niet van overtuigd. Onze volgende haven word Itajai, 60 zeemijl zuidelijker en zouden we daar ’s avonds alweer aankomen.
6. Sao Fransisco do Sul - Itajai.
De volgende morgen merk ik bij het ontwaken dat we al voor de kant liggen. Hoewel ik de afgelopen nacht wel iets gehoord heb, kan ik het niet thuis brengen, maar vermoed dat het de winches zijn geweest. Ik heb de vorige avond de familie weer eens een brief geschreven. De brief naar mijn ouders was weer een hele vette geworden, maar de brieven naar mijn zusters waren iets minder dik. Beiden heb ik een brief gestuurd met de zelfde inhoud, waarbij ik ook gedeelte's heb overgenomen, die ik in de brief naar mijn ouders had gestuurd. Ik hoop dat ze het niet zullen merken, maar het valt niet altijd mee om een brief te schrijven, zeker als je het niet gewend bent.
Itajai ziet er niet als een grote stad uit. Cesar, de koksmaat komt uit Itajai en woont zijn hele familie hier nog. Helaas kan hij niet de hele dag vrij krijgen en moet hij gewoon werken. Hij is een beetje gepikeerd en heb ik een beetje medelijden met 'm. Maar we blijven hier 2 dagen liggen en heeft hij na zijn werk nog genoeg tijd om de familie te bezoeken. Het is een aardige gozer en heb ik veel met 'm te maken, mede doordat hij het eten moet opscheppen, die ik om mijn beurt weer naar de messroom moet brengen voor de bemanning. Zijn broer die als chefkok vaart bij de KHL is met verlof hier in Brazillie, komt aan boord. Sommige bemanningsleden kennen hem en begroeten 'm. Hij vertelt dat hij na deze reis hier aan boord komt en dus met zijn broer samen gaat varen. Het schijnt een goede kok te zijn, word mij vertelt en vind ik het leuk voor Cesar dat hij met zijn broer samen komt te varen. De huidige chefkok Rene Meyer vind ik ook een goede kok, maar zit al een paar reizen hier aan boord en gaat na deze reis met verlof.
Itajai
De afgelopen dagen heb ik me zo nu en dan afgevraagd of ik het varen wel leuk vind. Ik vind, dat ik veel te hard moet werken en daarbij weinig vrije tijd heb. Ook het klagen van de matrozen stoort mij, wanneer het eten niet snel genoeg op tafel staat of ze mopperen dat hun hut niet goed schoon gemaakt is. Ik maak iedere dag de bedden op en moet daarna de hut stofzuigeren. Vooral de Spaanse matrozen hebben er een handje van, om iedere dag weer een puinhoop er van te maken. Maar ik mag er niets van zeggen en eigenlijk durf ik dat ook niet. Ik zeg het af en toe wel eens tegen Adriano, die hetzelfde probleem heeft en vertelt hij mij, dat ik me er niets van aan moet trekken. Helaas doe ik dat wel en probeer dan ook iedere dag weer beter mijn best te doen. Heimwee naar de familie heb ik nog steeds niet en eigenlijk weet ik niet waarom. Ik ben nog nooit zo lang van huis geweest en kan het niet verklaren, waarom ik ze nog niet mis. Misschien ben ik nog te voorbarig om mijn conclusie te trekken of ik na deze reis doorga. Wat ik aan de wal tot nu toe beleefd heb, is wel leuk geweest, bedenk ik me achteraf, maar eigenlijk toch ook angstig. Ik voel me nog niet erg op mijn gemak bij de Braziliaanse meiden, maar wat niet is, kan nog komen.
Ik vraag aan Adriano, wat hij vanavond gaat doen en vertelt hij mij dat hij naar de 'montanha' (berg) gaat waar een paar bars zijn. Ik vraag me af, waarom ze maar steeds weer naar de meiden toe willen en niet de stad in willen om daar iets te bekijken. Hij vraagt of ik mee wil en antwoord ik dat ik wel mee ga, maar moet hij mij wel beloven dat we samen daarna terug naar boord gaan. Dat belooft hij en stelt het mij enigszins gerust. Ik begin te begrijpen wat het zeemansleven een beetje inhoud en neem ik me eigen voor om me daar meer voor in te zetten. 's Avonds nemen we een taxi richting de berg en vind ik het een hele rit voordat we daar zijn. Ook zijn er een aantal andere mee en geeft het mij een beetje meer vertrouwen. Het is donker in de bar en bij het binnenkomen springen er al gelijk een aantal meiden op en komt er ook eentje mij kant op. Ik weet mij geen houding te geven op deze onverwachte aanval op mijn persoontje. Zij pakt mijn hand en neemt mij mee naar een tafeltje. Ook zij vraagt mij waar ik vandaan kom, hoe oud ik ben en of het voor mij de eerste keer is, dat ik hier ben. Stotterend geef ik haar antwoord en ben ik blij dat ik zo en zo antwoord kan geven, want ik ben bloednerveus. Ze vraagt mij wat ik wil drinken en zeg tegen haar dat ik een Cuba Libre wil en hoop ik, dat ik wanneer een alcoholische drank neem, ik misschien meer moed zal krijgen. Mijn 'vriendin' is vrij rustig en misschien komt het ook wel, omdat ik ook niet veel te zeggen heb en meer aan het rond kijken ben. De anderen hebben de grootste lol en staan even later op de dansvloer. Na een aantal drankjes tot mij genomen te hebben, voel ik mij een stuk vrijer en tot mijn eigen verbazing, vraag ik of ze met me wil dansen en staan we even later tussen de anderen op de dansvloer. Ik kijk trots om mij heen en hoop ik dat de anderen mij ook zien en is dat inderdaad zo en word er hier en daar een duim omhoog gestoken. Ik heb het naar mijn zin en voordat ik het eigenlijk zelf in de gaten heb, sta ik te zoenen met het meisje. Wie er begon weet ik niet meer, maar ik ben weer een ervaring rijker en voel me een hele kerel. Het is tegen middennacht als Adriano mij op de schouders tikt en zegt dat we terug naar boord gaan. Eigenlijk wil ik nog niet, maar ik weet wanneer ik niet mee ga, dat het meisje meer van mij verwacht en ben ik daar nog niet aan toe en ga met Adriano mee, een teleurstellend meisje achterlatend.
De volgende morgen sta ik op met een katterig gevoel en ben dit niet gewend. Ik heb hoofdpijn en ben misselijk en Adriano vertelt mij dat door de Cuba Libre komt. Ik neem een koude douche en voel me snel daarna weer beter. Tijdens het werk praat ik voortdurend over de vorige avond en het meisje. Adriano vind het wel leuk dat ik nu een beetje los ben gekomen en moet vaak lachen. In de loop van de dag krijgen we te horen, dat we 's avonds alweer vertrekken en vind het jammer, want ik had 'mijn meisje' beloofd om de volgende avond weer terug te komen. 's Avonds vertrokken we weer en de volgende haven zou Porto Alegre worden.
7. Itajai – Rio Grande do Sul - Porto Alegre
Eindelijk gaan we weer een stuk varen en is de afstand naar Porto Alegre is ongeveer 560 mijl, ongeveer anderhalve dag varen. Er word mij verteld dat Porto Alegre een grote stad is en om deze havenplaats te bereiken, moeten we via Rio Grande do Sul over een groot meer varen. Het meer is niet diep en mag het schip niet veel diepgang hebben, want dan loopt het schip vast. Ik had al in de gaten gekregen dat het schip behoorlijk omhoog was gekomen en dat er alleen maar gelost was in de vorige havens. Wanneer we uit Porto Alegre vertrekken, word het schip weer geladen en zullen we ook weer de havens aandoen die we al aangedaan hebben op deze reis.
Ik vraag aan Cesar hoe hij het heeft gehad bij zijn familie in Itajai en antwoord hij, dat het erg kort was geweest, maar blij was dat hij zijn ouders, broers en zuster weer heeft gezien. Ook heeft hij een zuster in Porto Alegre wonen en nodigt hij mij uit om met hem mee te gaan, wanneer wij daar zijn. Wanneer we later op de reis weer Itajai aandoen, moet ik ook maar mee om zijn ouders te ontmoeten. Ik sta een beetje in twijfel, want aan de ene kant wil ik meer ontdekken van het uitgaansleven in Brazilie, omdat ik naar mijn gevoel toch wel een beetje de smaak te pakken heb gekregen en gaan mijn gedachten terug naar mijn vriendinnetje in Itajai. Maar ik wil ‘m niet teleurstellen en vertel ‘m dat ik het wel leuk vind dat ik met ‘m mee mag naar zijn familie.
Tijdens deze korte reis naar Porto Alegre neem ik mij voor om weer een brief te schrijven naar mijn ouders. Ook moet ik de was doen, want ik wil er wel netjes uit blijven zien, wanneer ik de wal op ga. Op het achterschip hebben we een wasmachine staan in het washok en heb daar al diverse keren gebruik van gemaakt. Wel moest mij wel uitgelegd worden hoe de wasmachine werkte, want thuis deed mijn moeder de was altijd en nou stond ik er zelf voor. Het wassen ging vanzelf, een beetje waspoeder in de lade, deurtje dicht en start. Nadat de was klaar was, werd het opgehangen op het achterdek, waar het door de wind en hier op de Braziliaanse kust door de vele zonuren gauw droog was. Alleen het strijken viel tegen en had voor mezelf besloten dat het niet mijn hobby zou gaan worden. Ik word door Adriano er op attent gemaakt dat in Porto Alegre de wasvrouwen aan boord komen en ik mijn was aan hen kan meegeven en heb je het de volgende dag weer terug. Dat laat ik mij geen twee keer zeggen en heb nog wel een schone broek en overhemd liggen, waarmee ik de wal op kan in Porto Alegre.
We varen vlak onder de Braziliaanse kust en zie wanneer het donker is de lichtjes aan de wal, ik vind het een mooi gezicht. Ik ga ’s avonds bij de matrozen op het achterdek zitten en hoor de verhalen aan, die zij meegemaakt hebben in de vorige havens. Hoewel we 2 Nederlandse matrozen en bootsman aan boord hebben, is de rest van de dekdienst Spaans. Ook hebben we een Hollandse olieman, maar vind het een beetje een nors figuur en heb niet veel contact met ‘m. De civiele dienst is gehuisvest in de midscheeps en zitten vaak bij het ruim achter de midscheeps. Tijdens deze reis pendel ik vaak heen en weer, soms zit ik bij de matrozen en soms bij de civiele dienst, die voornamelijk uit Kaap Verdianen bestaat. Ik vind het wel vreemd dat niet iedereen bij elkaar zit en dat er verdeeldheid is. Bij de officieren mag ik zo en zo niet komen en zie ze vaak op het passagiersdek zitten. Morgen tegen het eind van de middag zullen we Rio Grande Do Sul passeren en zullen we een loods aan boord krijgen die ons naar Porto Alegre zal loodsen. Ik ga de avond, zonder een brief geschreven te hebben naar mijn kooi en neem mij voor dat de volgende middag te doen, wanneer ik vrij ben, zodat deze nog mee kan met de plaatselijke agent. Het thuisfront moet wel op de hoogte gehouden worden.
8. Rio Grande do Sul – Porto Alegre
We komen op het einde van de middag bij Rio Grande do Sul aan en wachten op de loods die ons naar Porto Alegre zal gaan loodsen. Ik heb een slechte nacht gehad omdat de schroef half boven water uitsteekt en het achterschip doet trillen. Ik heb de middag geen brief geschreven, omdat ik naar mijn gevoel een beetje slaap te kort kwam en beloof me zelf dat ik het ’s avonds doe. Het meer dat Lagoa dos Patos heet is ca. 300 km lang en zullen we er ongeveer 20 uur over doen, voordat we in Porto Alegre zijn en zullen we de volgende dag in de middag daar aankomen. Er is niet veel bijzonders te zien bij Rio Grande en steken er een paar wrakken boven water van schepen die daar zijn gestrand. Nadat de loods aan boord is gekomen, ga ik weer aan het werk en voel dat het schip weer vaart gaat maken. Na het werk ga ik nog even aan dek zitten en zie dat het water bruinig kleurt en word mij vertelt dat het komt dat het niet zo diep is. Er valt niet veel meer te zien en de oevers van het meer zijn nauwelijks waarneembaar. Ik ga naar mijn hut en pak pen en papier en ga de brieven schrijven. Ik vind dat het schrijven mij toch wel gemakkelijk afgaat, maar merk ook dat het niet meer de dikke brieven worden die ik eerst verstuurd had. Misschien ligt er wel weer post op mij te wachten in Porto Alegre en is het toch ook weer fijn om te horen hoe het met de familie gaat. In de brieven die ik tot dusver heb gekregen stond wel ‘Ik hou van je’, maar niet ‘We missen je’.
’s Nacht word ik een paar keer wakker en voel dat het schip af en toe iets raakt. Niet wetende wat het is, word ik door Adriano er op attent gemaakt dat het de bodem is, die geraakt word. Het moet toch wel erg ondiep zijn, bedenk ik bij mijzelf en begrijp nu waarom het schip half leeg moet zijn. De volgende morgen is er nog niet veel te zien, maar zie wel dat het water nog bruiner is geworden, dan dat ik bij Rio Grande do Sul heb gezien. Ik vind er niet veel aan en hoop dat we maar gauw in Porto Alegre zullen aankomen. De middag ga ik niet slapen, omdat ik niks wil missen van de aankomst.
Eindelijk is het zover, de stad komt in zicht en komt er weer een nieuwe loods aan boord, die ons naar de ligplaats zal gaan loodsen. De sleepboten liggen ook klaar en worden even later vast gemaakt. Porto Alegre ziet er inderdaad uit als een grote stad en vergelijk het een beetje met de grote van Amsterdam. We varen een baai in en zie de kade’s aan stuurboord zijde van ons liggen. Niet veel later liggen we vast en kan mijn volgende avontuur beginnen. Ik zou vanavond met Cesar meegaan naar zijn zuster en hoor de anderen tegen elkaar zeggen dat ze naar ‘Cascalho’gaan en zo nieuwsgierig als ik ben, vraag ik wat het is. Gauw word het mij duidelijk dat het een nachtclub is. Er is weer een hele lading post voor mij en heb nooit geweten dat ik zo populair was en krijg zelfs een brief van de buurvrouw. Ik vind het wel een nadeel voor mij, zij hoeven maar één brief te schrijven, maar ik moet een paar brieven terug schrijven, want dat word wel verwacht van mij.
Na een uurtje verschijnt er een oudere vrouw en ‘Maria’ zoals ze blijkt te heten word hartelijk begroet door de bemanning. Maria is de wasvrouw en Adriano vertelt mij dat ik het wasgoed aan haar moet meegeven. Ik vertel haar dat ze even moet meelopen en in mijn hut overhandig haar mijn wasgoed. Ook verschijnen er andere wasvrouwen aan boord. Allen zijn ze rondom de vijftig en vind het vreemd dat de Spanjolen, deze vrouwen mee naar de hut nemen en hoor dat de deur op slot word gedaan. Waarom doen ze nou de deur op slot, als ze alleen maar de was willen meegeven, denk ik. Ze zullen toch niet ….. ‘Nee, dat kan niet’, denk ik, ‘daar zijn deze vrouwen toch veel te oud voor’. Ik werk Maria gauw de hut uit, want bij de gedachte dat zij mijn hut straks ook op slot doet, maakt me wel erg nerveus. Ik vertel het tegen Adriano en zegt hij tegen mij dat ze de matrozen aan het verwennen zijn. Ik vertel ‘m dat de wasvrouwen daar toch veel te oud voor zijn. Hij balt zijn vuist en maakt een heen en weer beweging naar de mond. Vragend kijk ik ’m aan en ziet hij aan mij dat het me nog niet geheel duidelijk is geworden en zegt hij ‘Ze worden gepijpt’. Tijdens het schoonmaken van de hutten, kwam ik hier en daar wel eens sex blaadjes tegen en keek er stiekem in. Nu stonden er ook foto’s in waarin het zelfde gebeurde, waar nu de wasvrouwen mee bezig waren met de Spanjolen en werd het mij in één klap duidelijk. Wat was ik blij dat ik Maria uit mijn hut heb kunnen werken, veronderstel dat ze de hut op slot had gedaan, ik was waarschijnlijk in paniek geraakt. Ik besluit, wanneer ik morgen moet afrekenen, dat ze niet in mijn hut komt.
9. Porto Alegre
Cesar spreekt met mij af, dat we om acht uur de wal opgaan en zijn zuster gaan bezoeken. Ik sta bij de gangway op ‘m te wachten en zie de bemanning de wal op gaan en zien zij er opgedoft uit. Ik hoef niet te raden waar ze naar toe gaan en heb er een beetje spijt van dat ik met Cesar mee ga, maar ik ben van het type ‘beloofd is beloofd’. Cesar verschijnt op de afgesproken tijd bij de gangway. De bootsman komt aangelopen en vraagt waar ik naar toe ga en zeg ik tegen ‘m dat ik met Cesar de wal op ga en zijn zuster ga bezoeken. Ik moet het niet te laat maken en beloofd Cesar hem dat we op tijd weer terug aan boord zijn. Ik krijg een beetje genoeg van die kerel, hij moet altijd weten waar ik naar toe ga en zegt altijd, dat ik op tijd terug aan boord moet zijn. Tot dusver heb ik het nog niet te bont gemaakt en was ik altijd op tijd terug aan boord. Eenmaal buiten de poort, staan er een paar taxi’s en pikken er eentje uit. Onderweg valt het mij op dat er veel volkswagen kevers rijden en is ook de taxi waar wij in zitten is een kever is en wist ik niet deze wagens zo hard konden rijden. De chauffeur scheurt door het verkeer en vraag ik aan Cesar waarom hij zo hard rijd. ‘Dat doen ze allemaal hier’, antwoord hij.
Na een half uur komen we aan bij flat waar zijn zuster woont en staat zij ons buiten al op te wachten. Zij is veel ouder dan Cesar en schat haar een jaar of veertig. Zij omhelst ‘m en word ik voorgesteld en ook mij begroet ze met een omhelzing. Ik weet mij geen houding te geven en laat haar d’r gang maar gaan. Aangekomen in haar flat, zijn er nog een aantal personen aanwezig en blijken dat ooms en tantes te zijn. Ook zij omhelzen mij en vind het maar een rare begroeting, zal wel iets Braziliaans zijn, denk ik. Al gauw is iedereen met elkaar in gesprek en word er veel gelachen. Ik voel me niet op mij gemak, mede doordat ik het gevoel krijg, dat ze mij een beetje aan het vergeten zijn. Cesar krijgt dat in de gaten en zegt zo nu en dan wat tegen me. Opeens vraagt hij aan mij, of ik zin heb om morgen met de familie naar het voetbalstadion te gaan, waar Porto Alegre tegen Santos speelt. ‘Pele speelt bij Santos’ zegt hij en zeg ik tegen ‘m dat ik wel wil meegaan. ‘Tjeetje, morgen zie ik Pele in levende lijve’ denk ik en ben door het dolle heen. Hoewel ik het niet zo laat merken tegenover de familie, ben ik van binnen dol enthousiast. Ze kennen Johan Cruyff en Ajax ook en vertel ik ze via Cesar dat ik vaak naar het stadion ga en supporter van Ajax ben. Ik beloof ze om de volgende reis, spelersfoto’s en Ajax sjaals voor ze mee te nemen. Ze vragen ook, wie ik beter vind Johan Cruyff of Pele en om ze niet te kwetsen, zeg ik dat het Pele is, hoewel ik zeker weet dat het J. C. is. We nemen tegen elf uur afscheid van elkaar met een omhelzing en een kus. Een half uur later worden we bij de gangway afgezet en staat de bootsman weer bij de gangway. Hij zal me toch niet op staan te wachten en bij het passeren zegt hij tegen mij dat ik keurig op tijd bent. Ik bedank Cesar voor de ‘leuke avond’ en loop door naar het achterschip. Het is rustig en normaal staat er altijd wel ergens een deur open, maar nu zijn ze allemaal op dicht. Ook Adriano is er niet en zal hij wel in ‘Cascalho’ zitten, denk ik. Ik ben moe en ga naar mijn kooi, het was weer een lange dag.
Om half zes ‘s morgens hoor ik Adriano de hut binnen komen en vraag ‘m waar hij geweest is en antwoord hij dat hij bij zijn vriendinnetje is geweest. Ik word nieuwsgierig en blijf doorvragen, maar heeft hij niet veel zin om te antwoorden en pakt zijn wasspullen en gaat douchen. Ook ik ga douchen, want ik moet straks weer werken. Ik voel me nog steeds een beetje moe, maar de douche zal me wel een beetje opfrissen. Gelukkig is het weekend en hoef ik niet de hutten schoon te maken en wanneer ik de klaar ben in de messroom, heb ik alle tijd voor mij zelf. Ik hoop dat er vanmiddag iemand met mij de wal op wilt om de stad te bekijken. Atie komt even voor achten de messroom en pakt een paar boterhammen en wat gekookte eieren, legt het op een bord en gaat er mee naar het achterschip. Ik heb geen idee wat hij aan het doen is en doet hij dit nooit. Vlak daarna komt hij terug en vertelt hij mij dat ik deze keer zijn bed niet hoef op te maken, wat ik normaal wel voor hem doe, ook in het weekend. Ik snap er geen snars van en vraag hem waarom. Hij vertelt mij, dat de hut er goed uit ziet en dat ik ook eens wat rust moet hebben. Adriano vertelt mij dat hij waarschijnlijk een meisje in de hut heeft en ik daarom vrijaf van hem heb gekregen. Na het werk ga ik naar het achterschip en kan mijn nieuwsgierigheid niet bedwingen en sluip stilletjes naar de hut van Atie. Ik buk en kijk door het sleutelgat van de deur en zie tot mijn grote schrik een naakte vrouw door de hut lopen. Dit is de eerste keer dat ik een naakte vrouw zie. Ik ben bang dat ik betrapt word en sluip stilletjes weg, maar mijn nieuwsgierig word wel erg groot en keer weer terug. Ik kijk weer en zie haar richting deur lopen en ben ik bang dat ze mij gezien heeft en weet niet hoe gauw ik weer moet weg komen. Terug in mijn hut, moet ik even bijkomen en word er even later op mijn deur geklopt. Ik ben bang om open te doen, omdat ik denk dat het Atie zijn vriendinnetje is en word er weer een keer geklopt. Met knikkende knieën doe ik open en staat Maria voor de deur met mijn wasgoed. Ze loopt de hut binnen en legt het wasgoed op mijn kooi, maar ik zorg er wel voor dat de deur wagenwijd blijft openstaan en betaal haar. Ik zeg haar dat ik weer moet werken en gaat ze weg. Ik ben achteraf blij dat het Maria was en niet het vriendinnetje van Atie, maar was het wel even spannend.
10. Porto Alegre (2)
Adriano vraagt mij of ik ’s middags met hem de wal op wil, omdat hij wat spulletjes wilt kopen. We gaan na het werk gelijk op pad en belanden op een groot plein in het centrum en gaan naar een overdekte markt met de naam ‘mercado’. Hij vertelt mij dat de naam ‘mercado’ markt is in het Portugees. Het stinkt enorm en komt de stank af van de vele vissoorten die er liggen. Ik vind het er maar smerig uit zien en ligt alles op open en bloot uitgestald. Vooral op de vleesproducten, wemelt het van de vliegen. Het is niet te vergelijken met Nederland, waar alles keurig netjes in de vitrines ligt. Adriano koop het gene wat hij nodig heeft en verlaten we de markt en ben weer blij als we buiten staan. Op het plein zijn er een aantal bars en kiezen er eentje uit. Ik ben blij dat we nu eens in een normale bar zijn en het geen bar waar vele meisjes aanwezig zijn. Het is vrij warm en besluiten we buiten te gaan zitten. Ik vraag aan Adriano of hij het meisje van Atie heeft gezien en antwoord hij ontkennend. Ik wil het eigenlijk tegen ‘m vertellen wat ik gezien heb door het sleutelgat, maar zie daar maar af omdat ik niet weet hoe hij zal reageren. Het houd me wel bezig, dat ik voor de eerste keer in mijn leven een naakte vrouw in levende lijve heb gezien. Hoe lang zal het nog duren voordat er een naakte vrouw voor mij zal staan en maakt het mij nog nieuwsgieriger dan ik eigenlijk al was, maar beangstigd het mij toch ook wel. Ik heb geen flauw benul hoe ik het moet aanpakken en besluit dat ik nog maar even moet wachten, want ik wil geen flater slaan.
Een meisje van mijn leeftijd komt vragen wat we willen drinken en zie haar aandachtig naar mij kijken en tovert ze een mooie glimlach te voorschijn. Ik glimlach terug en voel de verlegenheid bij mij weer boven water komen en ben ik aan het blozen. Ze heeft het in de gaten en word de glimlach nog groter dan hij eerst was. Ze loopt weg om de bestelling te halen en Adriano vertelt mij dat ze mij een leuke jongen vind. Ik vraag ‘m of dit ook zo’n bar is en zegt hij dat een gewone bar is. Het meisje komt terug met de bestelling en zegt iets tegen Adriano, ondertussen mij aankijkend. Of ik vanavond met haar uit wil, zegt hij. Ik antwoord, dat ik vanavond al afgesproken heb en naar het voetbalstadion ga met Cesar en ben blij dat ik een echt alibi heb. Ze kijkt me teleurstellend aan, wanneer Adriano tegen haar zegt, dat ik niet kan. Ik durf haar bijna niet meer aan te kijken en of ik dan morgenavond kan, vraagt ze. Ik zeg dat het goed is en spreken we af om elkaar te ontmoeten bij deze bar. Ik had ondertussen al voor mezelf uitgemaakt, dat ik toch niet zou gaan, maar om de glimlach terug te krijgen op haar gezicht, heb ik maar gezegd dat het goed is. ‘Wel doen hoor’ zegt Adriano tegen mij en zeg ik tegen ‘m, ‘ik heb toch ja gezegd’. Even later rekenen we af en worden we uitgezwaaid door het meisje, wetende dat ik haar niet meer zal zien deze reis. Ik voel me klote, omdat ik gelogen heb, maar vind ik het allemaal nog een beetje te eng.
’s Avonds ga ik met Cesar de wal op en rijden we naar het huis van zijn zuster, waar ik weer ontvangen word met een omhelzing en kus. We besluiten meteen weg te gaan, omdat we al een beetje aan de late kant zijn. Het stadion ligt even buiten de stad en is het een stuk rijden. Bij het stadion aangekomen is het een drukste van jewelste en maken de supporters een oorverdovend lawaai. Ik weet dat ze in Nederland ook een hoop lawaai maken, maar dit slaat alles. Het lijkt wel of iedere supporter een toeter heeft, behalve ik. In het stadion aangekomen is het behoorlijk vol en wurmen ons door het publiek heen naar onze zitplaats. Even later komen de spelers het veld op en lijkt het wel of iedereen gek geworden is, er word geschreeuwd, getoeterd en geduwd. Ik moet me goed staande houden, wil ik niet omgeduwd worden. Volgens mij is het stadion niet vol, maar overvol. Ik zie Pele en verwacht een hoop van hem te kunnen zien. De wedstrijd is begonnen en Santos heeft al gelijk overwicht, maar vind Pele niet bijzonder goed voetballen en vind Cruyff toch de betere. Wanneer Santos scoort, lijkt het wel of er een hysterie door het stadion gaat en word er gegooid met allerlei voorwerpen en word er flink geduwd. Ik voel me niet prettig en hoop eigenlijk dat de wedstrijd mar gauw voorbij is. In de 2e helft scoort Santos nog een keer en voel ik een dreigende sfeer in het stadion hangen en ook Cesar en zijn familie voelen dat en besluiten we voortijdig het stadion te verlaten. Voor het stadion nemen we afscheid van de familie en gaan Cesar en ik weer terug naar boord. Aangekomen bij de hut, zie ik dat Adriano er weer niet is en zal hij wel weer in Cascalho zitten. Misschien dat ik morgenavond maar met ze mee ga, ik ben toch wel een beetje nieuwsgierig geworden naar deze tent, hoewel ik nog niet aan dat ene toe ben, moet ik toch maar er een beetje vast aan gaan wennen.
11. Porto Alegre – Rio Grande
Er word op mijn deur gebonsd en hoor de matroos van de wacht roepen ‘ het is zes uur”. Ik heb geen zin om te werken en zou het liefste nog een paar uurtjes in mijn kooi willen blijven liggen. Ik kijk vanuit mijn bovenkooi naar beneden en zie dat Adriano er niet is. Over een half uur moeten we beginnen en ziet er naar uit dat ik alleen de tafels moet dekken. Ik klim snel uit mijn kooi en ga douchen en hoop wanneer ik klaar ben, dat mijn maatje terug aan boord is. Terug uit de douche komend, zie ik dat hij er nog niet is en baal ik een beetje dat ik nu alles alleen moet doen. Het is vandaag zondag en op zee is het meestal rustig bij het ontbijt en blijven de meeste uitslapen. Als ik klaar ben, dan kan ik ook weer terug naar mijn hut, want ik ben dan tot half twaalf vrij en weet nog niet wat ik ga doen. Het blijft tijdens het ontbijt erg rustig en heb het vermoeden dat de meeste een slaapplaats aan de wal hebben gevonden. Alleen degene die moeten werken komen eten en zijn deze op één hand te tellen. Ook de bootsman zit aan het ontbijt en vraagt hij aan mij waar Adriano is en op deze vraag heb ik geen antwoord en zeg ‘ik weet het niet’. Hij belooft hier de hofmeester hier op aan te spreken, die zijn baas is, omdat Adriano bij de civiele dienst werkt. Nadat ik alles afgeruimd heb en afgewassen heb, komt Adriano tegen negen uur aan boord en verschuldigd hij zich bij mij en vertelt hij dat hij zich verslapen heeft. Aan de ene kant vind ik het wel leuk voor hem dat hij zijn pleziertje gehad heeft, maar was ik ook een beetje bezorgd en vertel ik hem dat ook. Hij bied mij aan de middag vrij te geven zodat hij het middageten alleen doet. Ik wil dat niet en zeg ‘m dat we het gewoon samen doen. De hofmeester verschijnt om het hoekje en neemt Adriano even apart. Ik hoor dat hij flink op zijn donder krijgt en dat het niet meer moet gebeuren, anders volgen er maatregelen.
Ik ga op het achterdek zitten en zie dat het schip nu geladen word i.p.v. gelost. Ik volg het hele gebeuren en vind het wel interessant om te zien. Ik zie een man achter de winch staan en is hij zo behendig daarmee, dat het lijkt of hij nooit iets anders gedaan heeft. Een andere man staat bij het potdeksel en geeft aanwijzingen aan de winchman door met zijn hand rond te draaien, wanneer er een last vanaf de wal omhoog word gehesen, om daarna in het ruim te verdwijnen. Ik zie dat er ook familie’s op de kade lopen om de schepen te bekijken en vestig mijn aandacht daarop. Ze zwaaien naar me en zwaai ik terug. Wanneer deze gepasseerd zijn, steek ik mijn nek uit om te kijken of er nog meer aan komt en zie er weer wat aankomen. Ik probeer een echte zeemanshouding aan te nemen, zodat het een beetje stoer over komt. Ook deze mensen zwaaien naar me en wederom zwaai ik terug, gevolgd door een knipoog. De bootsman komt naast mij staan en vertelt dat ze vanmiddag na het eten met de sloep gaan varen en als ik mee wil, dan moet ik dat tegen de 2e stuurman zeggen. ‘Hoe laat zijn we dan terug, want ik moet wel om vier uur terug zijn om te werken’, zeg ik tegen de bootsman en antwoord hij dat ik mij daar geen zorgen over hoef te maken en dat Adriano het maar alleen moet doen. Ik loop daarna naar de 2e stuurman en vraag of ik vanmiddag ook mee mag en vind hij dat goed.
’s Middags sta ik op het sloependek en zijn er een al een aantal bezig om de sloep los te maken. Even later word de sloep gevierd tot dekhoogte en stappen we in. De bootsman laat de sloep verder zakken en moet ik mij aan de dik stuk touw vasthouden, voor het geval de sloep losschiet. Eenmaal op het water word de sloep losgekoppeld en start een machinist de motor. We varen richting een bebost gebied, waar volgens de stuurman, leuke kanaaltjes zijn om er door heen te varen. Het is warm er trek ik mijn t-shirt uit. Mijn lichaam is inmiddels al behoorlijk gebruind, sinds mijn vertrek uit Holland en zal ik straks bij thuiskomst zeker flink afsteken tegenover mijn familie. De stuurman vertelt dat hij liever had willen zeilen, maar omdat er bijna geen wind is, is dit niet mogelijk. We naderen het bebost gebied en word er afgestuurd op een kanaaltje. Het is niet breder dan een meter of vier en aan weerskanten zien we huisjes staan, oftewel krotten, die met alle soorten hout in elkaar zijn gezet. Ze lijken wel ieder moment te kunnen instorten en vind ik het onbegrijpelijk dat er hier mensen in wonen. De mensen die bij de huisjes zitten, zien er onverzorgd uit en is het duidelijk dat deze mensen in echte armoede leven. Als wij hun passeren, word er vriendelijk naar ons gezwaaid en gaan ze daarna verder met waar ze mee bezig zijn. Tegen vijf uur word er besloten om terug te keren naar boord en na vele kanaaltjes en krotten gezien te hebben, ben ik het daar wel mee eens. Er is een beetje wind ontstaan en besluit de stuurman toch om de zeilen te hijsen en tot onze grote blijdschap weten de zeilen de wind te vangen en varen we zeilend terug.
Foto genomen vanuit de sloep en ligt Kennemerland te wachten op onze terugkomst.
Een half uur later zijn we weer langzij en staat de bootsman al klaar om ons omhoog te hijsen. Eenmaal terug aan boord, ga ik het zweet van mij afdouchen en nadat ik mij aangekleed heb en richting midscheeps wil gaan, vraagt de bootsman wat ik ga doen en vertel ‘m dat ik Adriano ga helpen. ‘Hij doet het vanavond alleen en ben jij vrij’, zegt hij. Ik loop daarna naar Adriano en vertel ‘m wat de bootsman tegen mij gezegd heeft en was dit al bij hem bekend. Hij vind het niet erg en valt er ook niet veel te doen, omdat de meesten de wal op zijn. We gaan samen eten en vraagt hij wat ik vanavond ga doen en of ik naar dat meisje toe ga van die bar. Ik zeg dat ik het niet durf om alleen te gaan en het best eng vind. Hij moet er om lachen en zegt dat ik vanavond maar met hem mee moet gaan naar ‘Cascalho’. Ik zeg dat ik dat wel leuk vind, maar dat ik wel op tijd aan boord wil zijn. Dat beloof ik, zegt hij.
Om half acht gaan we de wal en ook de andere jongens van de civiele dienst gaan mee de wal op. Ik voel me best prettig dat we met een groep de wal opgaan en geeft me ook wel een beetje vertrouwen. Aangekomen bij ‘Cascalho’ is het nog vrij rustig en lopen er enkele meisjes rond. Cascalho is een grote tent en is alles bijna in het roze aangekleed. De verlichting in deze tent is behoorlijk gedimd en had er wat mij betreft wel een lampje bij mogen komen. Ik bestel een ‘baco’ omdat ik me toch wel een beetje moed wil indrinken voor wat komen gaat. We zitten met zijn allen aan een tafeltje en word er niet veel gezegd, maar word er meer om ons heen gekeken. Enkele meiden staan op de dansvloer en word er naar ons gekeken, maar meer ook niet. Ik vind het wel best zo en volg de dansbewegingen van de dames. Na een half uur word het drukker en komen zowel de mannen en de vrouwen binnen. Een meisje komt direct op Adriano af en geeft hem een zoen. Ik krijg het vermoeden dat zij de schuldige is, waardoor hij vanmorgen te laat aan boord is gekomen en vraag aan hem of dit zijn meisje is. ‘Ja, dit is mij meisje’ antwoord hij en ik moet opschuiven met mijn stoel zodat zij bij ons kan aanschuiven. Ik neem nog een ‘baco’ en hoop ergens dat de alcohol bij mij een beetje gaat werken, omdat ik nog steeds niet genoeg moed heb, wanneer een meisje mij zal gaan benaderen. Ook komen er anderen meiden bij ons zitten en word de kring rondom de tafel groter. Ook naast mij is er een meisje komen zitten en weet niet wat ik tegen haar moet zeggen en hoop als er wat gezegd word dat het van haar af komt. Het eerste wat ze aan mij vraagt waar ik vandaan kom en hoe ik heet. Ik meen deze vraag al eens eerder gehoord te hebben deze reis en schijnt het een vraag te zijn waar je contact mee kan aanleggen. Nadat ik haar verteld heb, dat ik uit Holland kom en Willem heet, vraagt ze of ze wat mag drinken van me en stem ik toe. We proosten en even later legt zij haar hand op mijn been. Ik krijg het warm en weet niet wat te doen.
De andere jongens gaan dansen en vraagt zij aan mij of ik ook wil. Even later staan we tegen elkaar geplakt op de dansvloer en maakt zij bewegingen met haar onderbuik tegen mijn onderbuik aan en lijkt het opeens of mijn broek veel strakker zit, dan hij voorheen zat. Het meisje heeft dat in de gaten en glimlacht tegen me. Ik ben blij als het plaatje is afgelopen en ga terug naar mijn plek, gevolgd door het meisje. Ik kreeg tijdens het dansen een vreemd gevoel over me en heb dit gevoel nog niet eerder over me gehad. Ik durf haar niet meer aan te kijken en schaam me een beetje. De andere jongens zijn druk bezig met hun dames en voel ik me een beetje in de steek gelaten. Het meisje legt haar hand weer op mijn been en voel deze richting mijn kruis gaan en sta ik op en zeg tegen haar dat ik naar de wc moet. Ik loop naar buiten en moet even bijkomen en weet niet wat ik hier mee aan moet. Moet ik haar d’r gang laten gaan en ik maar moet wennen aan deze handelingen? Een ding is zeker, ik voel me niet op mijn gemak en neem de beslissing dat ik terug naar boord ga. Ik ga naar binnen en vraag aan Cesar of hij wil mee lopen naar de taxi, zodat hij kan uitleggen aan de taxichauffeur waar ik naar toe moet. Als smoes zeg ik, dat ik niet zo lekker ben en dit waarschijnlijk door de ‘baco’ komt. Ik neem afscheid van de jongens en een sip kijkend meisje.
Terug aan boord heb ik er toch een beetje spijt van dat ik eerder ben terug gegaan, want zo wen ik nooit aan het echte zeemansleven. Morgenmiddag vertrekken we weer uit Porto Alegre en gaan we naar Rio Grande. Het zal mij benieuwen hoe het daar is en verwacht dat het niet veel anders zal zijn dan in de andere havenplaatsen. Adriano komt ’s morgens om half zes terug aan boord en ben ik blij dat hij op tijd is, want de hofmeester had ‘m flink de wind van voren gegeven en zou het beter voor ‘m zijn als dit niet meer gebeurde. ’ s Middags vertrekken we om twee uur en heb ik weer even de tijd om een brief te schrijven naar huis. Ik ben wel weer een ervaring rijker geworden, maar denk niet dat ik dit in een brief ga plaatsen.
Willem Visser |
|
Terug naar boven |
|
|
Willem Visser Site Admin
Geregistreerd op: 12 Mei 2022 Berichten: 4599 Woonplaats: Amsterdam
|
Geplaatst: 20 Mei 2022 17:34:28 Onderwerp: |
|
|
12. Rio Grande - Itajai
We komen in de loop van de vroege ochtend in Rio Grande aan en is dit geen grote plaats. We zullen hier maar één nacht overblijven en weet ik niet of ik hier de wal op zal gaan. Ik vraag aan de jongens of er hier nog wat te beleven valt en krijg te horen dat dit een van de mindere plaatsen is. Het is weer een gewone werkdag en moet ik de buiten mijn werk in de midscheeps, ook weer de hutten schoonmaken enz. In de meeste hutten is het een puinhoop en ligt er overal wel een kledingstuk en kan je hier aan zien dat de meeste de wal op zijn gegaan. Ik heb niet veel zin om de hutten schoon te maken, maar het behoort het helaas tot bij mijn functie. De hut van Atie ziet er helemaal niet uit en staan er nog borden die hij vanuit de midscheeps mee naar achteren heeft genomen voor zijn meisje. Het stinkt en liggen de etensresten in de prullenbak. Ik neem mijn eigen voor, wanneer ik Atie zie, daar iets van te zeggen. Ik ben net een paar minuutjes bezig in zijn hut en heb niet in de gaten dat hij achter mij staat. Hij verontschuldigd zich tegen over mij, dat het zo'n bende is. Tot mijn eigen verbazing hoor ik mijzelf zeggen, dat ik het niet erg vind en dat ik de hut goed zal schoonmaken. Ik had me eigen toch voorgenomen om er wat te zeggen, maar daar is het nu te laat voor. Atie haalt een briefje van 20 dollar uit zijn kast en geeft het aan mij. Ik zeg uit beleefdheid dat het niet nodig is, maar dwingt hij mij om het aan te nemen. Eerlijk gezegd wou ik het al meteen aan nemen, want mijn uitgave aan de wal gaat ook al hard en is dit briefje van 20 dollar van harte welkom. Ik besteed veel tijd aan de hut van Atie en Adriano begint te mopperen, omdat er nog meer hutten zijn die schoon gemaakt moeten worden. Ik maak de hut snel af en ga daarna Adriano helpen, die inmiddels al een paar hutten heeft gedaan.
Om elf uur gaan we beiden weer richting midscheeps, omdat er ook een paar om half twaalf moeten eten. Ook eten wij zelf ook altijd om deze tijd, omdat het niet toegestaan is om met de rest om half één te gaan eten. Nadat iedereen uitgegeten is, ruimen we de boel af en vraag ik of Adriano de wal op gaat. Hij blijft aan boord en vraag ik aan Cesar of hij nog gaat. Ook hij gaat niet, maar vanavond gaat hij naar een soort discotheek en als ik zin heb mag ik mee van 'm.
's Avonds gaan we de wal op met zijn tweeën en ben ik benieuwd waar we nu weer zullen belanden. We komen bij de discotheek aan en word er door de portier iets aan mij gevraagd en kan ik geen antwoord teruggeven omdat ik de beste man niet versta. Cesar maak 'm duidelijk dat ik uit Holland kom en dat we samen naar binnen willen. De man vertelt dat er geen buitenlanders naar binnen mogen en deze discotheek alleen voor Brazilianen is. We kijken elkaar verbaasd aan en Cesar zegt dat hij de baas wilt spreken. De baas staat even verder op en word geroepen door de portier en Cesar spreekt 'm aan en zie ik 'm naar mij kijken en mogen we toch naar binnen. Ik vraag aan Cesar waarom ik niet naar binnen mocht en vertelt hij, dat er de vorige keer een vechtpartij is geweest met zeelui en dat er daarom geen buitenlanders meer naar binnen mogen. Binnen is het druk en word ik volop bekeken, zowel door de dames als de heren. Ik krijg het gevoel dat ik niet erg welkom ben en zeg het tegen Cesar. Hij zegt dat er niets aan de hand is en dat hij het in de gaten zal houden. We krijgen al gauw contact met een groepje mensen en blijken dat bekenden van Cesar te zijn en word ik voorgesteld. Deze mensen begroeten mij vriendelijk en voel ik mij meer op mijn gemak. In de disco word veel Braziliaanse muziek gedraaid en vind ik het geen lekkere muziek. Tegen elf uur verlaten we de disco en gaan we terug naar boord. Ik vind dit één van de mindere plaatsen en denk ik dat ik de volgende keer hier niet meer ga stappen. Gelukkig gaan we morgen alweer weg hier en gaan we weer naar Itajai, waar ik een leuke avond heb gehad. Wanneer ik de hut binnen stap, ligt Adriano al in zijn kooi. Ik doe stilletjes aan om hem niet wakker te maken en ga mijn tanden poetsen en duik daarna ook mijn kooi in.
De volgende morgen word ik gevraagd door de matroos van de wacht of ik de vlaggen wil hijsen, want hij moet in het ruim in, om daar iets te doen. 'De Nederlandse vlag op het achterschip en de Braziliaanse vlag in de achtermast', zegt hij. Ik doe eerst de Braziliaanse vlag en maak deze vast met de schootsteek, zoals ik het geleerd heb op de Pollux. Daarna loop ik met de Nederlandse vlag naar het achterschip en begin te twijfelen welke kleur nu boven moet. Ik weet het bijna zeker en hijs de vlag met de blauwe kleur boven. Na deze taak volbracht te hebben, keer ik terug naar de messroom om verder te gaan naar met het ontbijt. De stuurman komt even later de messroom binnen en vraagt waar de matroos van de wacht is en de bootsman vraagt waarom hij 'm nodig heeft. 'De Nederlandse vlag hangt verkeerd om' zegt hij. Ik durf niet te zeggen dat ik het gedaan heb en stijgt het schaamrood naar mijn kaken. 'Stom, stom', denk ik en zeg vluchtig tegen de stuurman dat ik het wel corrigeer, omdat ik weet dat de matroos in het ruim zit. Ik loop naar achter en draai de vlag om en hoop ondertussen dat de waarheid niet boven water kom. Terugkomend in de messroom staat de bootsman met de matroos te praten en word er naar mij gewezen. 'Waarom heb je het niet gewoon eerlijk verteld, dat jij het gedaan hebt' vraagt de bootsman, 'nu sta ik 'm op zijn donder te geven' wijzend naar de matroos. 'Ik durfde het niet', stamel ik , 'vond het zo stom van mij'. 'Je kan het in het gevolg maar beter wel vertellen, de waarheid komt toch altijd wel boven tafel, zegt de bootsman. Beiden verlaten hierna de messroom en voel ik me wel erg dom. 's Middags vertrekken we weer uit Rio Grande op weg naar de volgende haven Itajai.
Word vervolgd
Willem Visser |
|
Terug naar boven |
|
|
|
Geplaatst: 20 Mei 2022 17:34:28 Onderwerp: |
|
|
|
|
Terug naar boven |
|
|
|
|
Je mag geen nieuwe onderwerpen plaatsen in dit subforum Je mag geen reacties plaatsen in dit subforum Je mag je berichten niet bewerken in dit subforum Je mag je berichten niet verwijderen in dit subforum Je mag niet stemmen in polls in dit subforum
|
|