|
Auteur |
Bericht |
inanna
Gouden Roos
Geregistreerd op: 09 Jun 2009
Berichten: 767
Woonplaats: sneek
|
Geplaatst:
16 Sep 2009 20:48:36 |
|
alles of niets in de achtste aeon
Tot nu toe heeft de pelgrim geworsteld met de uiterlijke aanzichten van zijn wezen, zijn ego, zijn persoonlijkheid. Hij werd steeds aangegrepen in die persoonlijkheid en in de zeven fasen was de binding tussen persoonlijkheid en ziel dermate sterk dat persoonlijke belangen het verlangen van de ziel konden verstikken. In de achtste aeon echter ontvangt de ziel door middel van een krachtiger binding met het Licht een hernieuwde daadkracht. Doch nu is er een innerlijk fundament in hem gelegd en nu wordt zijn energie benut tot een innerlijke opbouw. Deze bouw kan uitsluitend slagen wanneer het vuur van de achtste aeon juist wordt aangewend.
De aeonen-macht van de Schorpioen kan zowel demonisch, als goddelijk worden. De kandidaat kan daarom zichzelf verdemoniseren of zichzelf heiligen. Het vurige Schorpioenengif kan zijn gehele fundament vernietigen, dan wel het heiligen, zodra de kandidaat hier inzicht krijgt over de aard van zijn vuurkracht. De worsteling ligt hier in het inzicht en de zelfkennis. Of de pelgrim, indien hij zich bewust wordt van zijn macht, zijn vuur Luciferisch aanwendt dan wel herscheppend en heiligend. Zichzelf als een machtig wezen ontdekkende, een ziel die, scheppende en bouwend, gaven bezit, zal hij moeten kiezen of hij, zoals in de archaïsche tijden een Lucifer gaat worden of een Christus, een Satanaël of een Godszoon.
Hij wordt dus op zichzelf teruggeworpen; niemand kan hem helpen, hij gaat zijn eigen oordeel ondertekenen: de dood of de wederopstanding. Hij kan kiezen voor de giftige, lage schorpioen, die zich zelf liever dood vecht dan zich over te geven, of voor de koninklijke adelaar der hemelen die uit het schorpioenen lijf kan ontstijgen. Zodra de pelgrim, na de zevende aeon, innerlijk de beslissing tot verder gaan neemt, vertrouwende op het Licht dat van den beginne in hem is geweest, geschiedt er hetgeen in de achtste boetezang van de Pistis Sophia wordt beschreven: "Zij wordt door Christus, de middelaar, buiten het bevel des Vaders om, naar een ruimer oord in de chaos gevoerd." De inwonende middelaar van de pelgrim "Chrestos", de trilling uit de goddelijke Oorsprong, voert hem naar een "ruimer oord". D.w.z. voert hem een trillingsveld binnen waar zijn denken zich kan verruimen en hij weidser spirituele verten schouwt.
Zijn innerlijke ziele-vibratie vindt contact met de hoge kosmische radiatie binnen het universum. De ziel trekt zichzelf op aan deze hogere trillingen doordat zij nu de gelegenheid ontvangen heeft om zich te kunnen bewegen in vrijheid. De uiterlijke mens verbergt zich in de stilte. Hij keert zich af van de belemmeringen van zijn persoonlijkheid en baseert zich uitsluitend op de "kleine overgebleven zielekracht" in hem. Het ogenblik is aangebroken waarop alle aeonen en archonten der Luciferische natuur hem gaan zien als een groot gevaar. Zij beseffen dat deze mens hen is ontsnapt en zij kunnen niets anders meer doen dan hem achtervolgen.
Zo bundelen in deze mens zich al zijn natuurlijke krachten, gaven en machten in denken, gevoel en wil zich samen, om te proberen hem tot een val te brengen. Zijn tegenstander woont in hem en maakt zich op voor de strijd. De strijd tussen de giftige schorpioen en de adelaar des hemels, die zijn vleugels wil gaan uitbreiden. Zij wakkeren een vuurkracht aan, een intense passie, waarin zij deze pelgrim willen laten vallen, opdat hij daarin verbranden zal en de adelaar gedood zal worden.
Dit is de diepste aanleiding waarom men het achtste huis, het huis van de Schorpioen, in de astrologie het "huis des doods" noemt. Men schouwt niet die machtige verrijzenis, die opstanding uit de as, die verbranding van de lage schorpioen machten, die zichzelf verbranden in een door henzelf opgeroepen vuur, zodat de adelaar vrij van hen komt. Wanneer schorpioenen vechten dan strijden zij tot het uiterste, en zien zij hun verlies, gevoelen zij hun onmacht, dan slaan zij de angel in zichzelf. Waarlijk een prachtige bevestiging van de gebeurtenissen in de Schorpioenenmens en in de achtste fase.
Er is geen tussenmogelijkheid binnen de achtste fase: het is of de zelfmoord van het lagere zelf of de wederopstanding van de goddelijke ziel. Alle pelgrims, die zulk een worsteling kennen, en zich gevoelen alsof zij van tijd tot tijd stikken in hun strijd tegen vurige aanvallen van het Luciferische zelfbehoud, wordt daarom altijd aangeraden hun blik te verruimen, op allerlei wijzen hun denken, gevoelen en willen vrij te maken van die strijd, zodat er een adempauze, een rust komt, waarin zij wederom het Licht der Lichten helderder kunnen zien.
Het is goed dat de ziel haar eigen macht niet herkent, want nu provoceert zij haar eigen ego niet, maar werpt alle eer en alle dankbaarheid op de middelaar in haar. Dat is het voordeel van de pelgrim binnen de achtste aeon: het ik, de mens, herkent de zielekracht niet als zijnde iets van zichzelf, als een ego-bezit, omdat hij met zijn ego de trilling der ziel niet kan ontwaren. In dit opzicht is de persoonlijkheid waarlijk dood. De deemoedigheid van de Pistis Sophia trekt echter steeds meer Licht aan, zij blijft het Licht loven, in plaats van zichzelf te verheerlijken. Het is de waarachtige deemoed uit de Zaligsprekingen. Zodra de pelgrim besluit: "Ik kies het Licht", gaat dit Licht met hem, zelfs zonder dat hij dit aanvankelijk bemerkt.
Er wordt in deze achtste fase niets anders beoogd dan dat de pelgrim gevuld wordt met licht, zodat de persoonlijkheid rustig "sterven" kan. Het gaan vanuit de zevende aeon naar de achtste aeon kan slechts geschieden binnen de stilte. De stilte van het wantrouwen, de stilte van de ego-angst, de stilte waarin het vertrouwen en de overgave geboren kunnen worden. De natuurgebonden mens heeft de grootste moeite om deze stilte te kunnen bereiken. Boeken zijn volgeschreven over het komen en realiseren van deze stilte. Men vergeet echter altijd het kardinale punt: Deze stilte wordt niet naderbij geroepen door oefeningen, concentraties en ascese, deze stilte is het resultaat van een voorafgaande individuele weg. De stilte groeide terwijl de pelgrim binnen de fasen worstelde. Hij herkent deze stilte nog niet, omdat hij nog niet tot een innerlijke bewustwording is gekomen, maar dat moment komt eveneens.
De moderne, gejaagde, rusteloos zoekende spirituele mens zegt altijd: "Ik ben te onrustig, ik vind het nergens." Neen, natuurlijk niet! Hij beweegt zich op verkeerde wijze. Fundamentloos zijnde is zijn zoeken rusteloosheid, wantrouwen, ego-angst, zelfbevrediging en geen opheffen tot het Licht der Lichten, waardoor het zielefundament vanzelf gespreid wordt! Slechts zij, die alles wat in hen is in vol vertrouwen kunnen overdragen aan de "kleine kracht", zij weten wat het betekent "het Huis des Doods" binnen te gaan en herschapen te worden door het Licht in één die waarachtig leeft!
Eén van de moeilijkste opdrachten voor vele mensen en vooral voor de Schorpioen-typen is de overgave, het zichzelf onvoorwaardelijk overgeven aan een doel. Vele zoekende pelgrims menen dat zij zeer actief moeten worden, allerlei handelingen moeten plegen, doorlopend zich moeten beijveren in gemoed en denken. De westerse mens is een mens vol dadendrang, de oosterse mens neigt meer naar de overgave. In deze achtste aeon ontmoeten daad en overgave elkander en dat is een moeilijke opgave en slechts weggelegd voor degenen die voldoende inzicht bezitten. De serieuze mens zal hier ieder egobelang terzijde stellen en zich in volle overgave bemoeien om de ontvankelijke ziel in binding te brengen met het vuur van de geest. Daarvoor zal hij alles over hebben, zelfs zijn eigen genoegens en desnoods zijn leven. Een onvolwaardige en oppervlakkig geestelijke zoeker zal nooit kennis maken met de "alles of niets" opgave binnen deze achtste aeon, want hij is nog niet voorbereid geworden.
Schorpioen-mensen bemerken maar al te vaak dat zij hun eigen graf aan het graven zijn door hun velerlei experimenten, hun ongedurig zoeken en hun blindelings doorgraven van onbekende materie. Zij ontnemen zichzelf het heiligste, dat kleinood der ziel, of die "kleine kracht", die hen beschermt en hen op de weg der zelfinwijding plaatst. De pelgrim, die de Scorpio-angel in zichzelf slaat of deze uit wraak en bitterheid tot zijn naasten opheft, is waarlijk een verschrikking geworden. Hij wordt zowel zichzelf als zijn naasten tot een vijand. Met cynisch genoegen zal hij gaan afbreken wat hij na jarenlange worsteling heeft opgebouwd, louter uit teleurstelling, uit chaotische emotionaliteit. Zowel het gemoed als het denken zullen in deze mens in verwarring geraken. Het gif van de angel maakt hem innerlijk ziek. Zo slachtoffert hij zichzelf, geestelijk en dikwijls ook lichamelijk. Het geestelijke Endura, de overwinning van de ziel op het ego, loopt uit op een geestelijke zelfmoord. Dat is het gevaar binnen de achtste aeon. En tevens de drempel waar overheen de Schorpioen-mensen moeten stappen.
Vanuit deze achtste aeon is er slechts het onvoorwaardelijke terugkeren op zijn schreden of het voorwaarts gaan dóór de poort van het Endura heen. Een andere keuze is er niet. Bij voorbereidende fasen kan men met raad en daad terzijde worden gestaan, maar in deze "alles of niets" fase komt het er waarlijk op aan. De oude vrienden zullen deze mens niet meer begrijpen indien zij dezelfde ervaring niet kennen. Dat is nu de "omwending", waarover gesproken wordt in o.a. het Scheikundige Huwelijk van Christiaan Rozenkruis. Nadat hij zich omgewend had, werd hij een eenzame figuur, stond hij terzijde van de anderen.
Er komt een verwisseling van levensveld, waarbij procesmatig andere beelden op deze pelgrim toe zullen komen en ook andere naasten. Het ene gaat heen met alle leed daaraan verbonden en het andere komt met alle vreugde die daarmede annex is. Geen enkele georganiseerde spiritualiteit kan deze fase reëel maken voor zijn leden. Geen enkel lid van een religieuze organisatie zou dit ook willen, omdat hier de veiligheid van het hiërarchieke lichaam wegvalt en dat betekent altijd onzekerheid. Het tegelijkertijd ervaren van een "stervensuur" en een "geboorte-uur" is een eenmalige ondervinding.
Zonder moeite komt niets tot stand. Noch kan men heengaan uit de oude levenssfeer, noch kan men binnengaan in een nieuwe levenssfeer, zonder de diepten en de hoogten van smart en vreugde te hebben doorleefd. In waarheid zijn smart en vreugde een en dezelfde. Ook daarin krijgen de woorden uit het Thomas-evangelie een diepere betekenis: "zodra de mens de twee tot één kan maken" zal hij de overwinning smaken. De trawanten in de Scorpio-aeon beogen niets anders dan deze mens in zichzelf te splitsen, hem uitéén te scheuren op spirituele wijze, ego en ziel scherp tegenover elkander te plaatsen. "Ik gevoel me innerlijk verscheurd" zuchten dezulken.
Inderdaad! Deze mens wordt met opzet innerlijk verscheurd, opdat de "kleine éénmakende kracht" in hem zal wegkwijnen. Sommigen kunnen als 't ware gevoelen hoe hun zielekracht uit hen weg vliedt en zo stervende zijn zij toch gedwongen door te leven. Dat leidt tot cynisme en bitterheid. Hoofdzaak is dat de zoeker en vooral de serieuze kandidaat nooit het geloof in het Licht der Lichten verliest. Dat hij altijd opnieuw het moment terugvindt om zijn blik omhoog te richten en het gebed van de Lichtzoon uit te spreken, dat altijd aanvangt met: "O Licht der Lichten in wie ik geloofd heb vanaf het begin......"Dat is het koord van Ariadne dat de pelgrim verlost uit de duistere spelonken waarin het ziele-vretende monster op de loer ligt.
|
|
|
|
|
|
Geplaatst:
16 Sep 2009 20:48:36 |
|
|
|
|
gjalt
Gouden Roos
Geregistreerd op: 20 Jun 2009
Berichten: 307
Woonplaats: Baambrugge
|
Geplaatst:
17 Sep 2009 08:59:15 |
|
De aeonen-macht van de Schorpioen kan zowel demonisch, als goddelijk worden.
Duitsland is een Schorpioenland, het land van M. Luther, J. S. Bach, J. W. Goethe, .....het hogere dat onzichtbaar de grenzen over is gegaan ...
maar ook het land van F. Nietzsche, R. Wagner, en .... de krankzinnigheid van het nationaal-socialisme, .... Berlijnse muur....Bier und Braatwurst mit Zwiebel ...
Gjalt |
_________________ la ikraha fi-d-dien
Laatst aangepast door gjalt op 17 Sep 2009 13:03:37; in totaal 1 keer bewerkt |
|
|
|
inanna
Gouden Roos
Geregistreerd op: 09 Jun 2009
Berichten: 767
Woonplaats: sneek
|
Geplaatst:
17 Sep 2009 10:36:18 |
|
gjalt schreef: |
De aeonen-macht van de Schorpioen kan zowel demonisch, als goddelijk worden.
Duitsland is een Schorpioenland, het land van M. Luther, J. S. Bach, J. W. Goethe, .....het hogere dat onzichtbaar de grenzen over is gegaan ...
maar ook het land van F. Nietzsche, R. Wagner, en .... de krankzinnigheid van het nationaal-socialisme, .... Berlijnse muur....
Gjalt |
Zonder moeite komt niets tot stand. Noch kan men heengaan uit de oude levenssfeer, noch kan men binnengaan in een nieuwe levenssfeer, zonder de diepten en de hoogten van smart en vreugde te hebben doorleefd. In waarheid zijn smart en vreugde een en dezelfde. Ook daarin krijgen de woorden uit het Thomas-evangelie een diepere betekenis: "zodra de mens de twee tot één kan maken" zal hij de overwinning smaken. De trawanten in de Scorpio-aeon beogen niets anders dan deze mens in zichzelf te splitsen, hem uitéén te scheuren op spirituele wijze, ego en ziel scherp tegenover elkander te plaatsen. "Ik gevoel me innerlijk verscheurd" zuchten dezulken.
Dit alles gebeurt innerlijk.
In het klein dus.
Ja, Gjalt, ook op een groter niveau, en steeds groter.
Alles wordt doorlopen.
harte groet |
|
|
|
|
gjalt
Gouden Roos
Geregistreerd op: 20 Jun 2009
Berichten: 307
Woonplaats: Baambrugge
|
Geplaatst:
17 Sep 2009 11:22:48 |
|
Zou die innerlijke verscheurdheid ook Judas Iskariot zijn, de discipel die zo ambitieus was dat hij het vaak beter meende te weten dan Jezus zijn Meester?
Een vermoeden van de identificatie van Judas Iskariot met Schorpioen kreeg ik na het lezen van de volgorde van de uitverkoren 12 discipelen in het evangelie van Mattheus.
Simon (Petrus) wordt als eerste genoemd, je zou dan zeggen dat is dan Ram.
Echter ik overwoog om hem te zien als eerste na Jezus, de Steenbok, dus Boogschutter.
Ga je dan het hele rijtje langs, dan kom je vanzelf bij Schorpioen uit.
Onderweg het hele rijtje blijkt Johannes onder Vissen te vallen en Thomas, de twijfelaar, onder Tweeling!
Schorpioen grenst aan Boogschutter en via Lorber weten we dat Simon Petrus het vaak met Judas Iskariot eens leek te zijn, zoiets als een raakvlak.
Andreas, de broer van Simon, was dus ook Steenbok, en ja dat Andreaskruis
Ach, ik schrijf maar wat een eind weg, misschien is het steekhoudend, wellicht moeten we het anders bekijken .... (?)
(pseudoniem) |
_________________ la ikraha fi-d-dien |
|
|
|
inanna
Gouden Roos
Geregistreerd op: 09 Jun 2009
Berichten: 767
Woonplaats: sneek
|
Geplaatst:
17 Sep 2009 11:57:44 |
|
Hahahaha, wat een mooi plaatje Gjalt.
Toch is je denkwijze helemaal zo gek nog niet hoor, Sommige esoterische geschriften melden dat elke apostel onder een verschillend astrologisch teken geboren was.
En 12 apostelen komen overeen met de 12 tekens van de dierenriem, zo ook de 12 stammen van israël.
Bovendien het getal 12 symboliseert de allesomvattende ruimte, of kortweg; alles/ het geheel van.
Als je kijkt naar cultuurtijdperken;
1. ± 7200 - ± 5000 v. Chr.
kreeft Cultuurtijdperk der Hindoes
2. ± 5000 - ± 3000 v. Chr.
tweelingen
Cultuurtijdperk van Perzie
3. ± 3000 - 747 v. Chr.
stier
Cultuurtijdperk van Chaldea-Babylon-Egypte
4. 747 v. Chr. - 1413
ram
Cultuurtijdperk van Hellas- Rome
5. 1413 – 3573
vissen
Cultuurtijdperk van heden
6. 3573 - ± 5700
waterman
Cultuurtijdperk der Slavische volkeren
7. ± 5700 -± 8000
steenbok
Cultuurtijdperk dat nog geen naam heeft
Kom ik ook gelijk weer terecht bij de spijziging van de 5000;
5de, vissentijdperk: de periode waarin de mens niet langer geestelijk voedsel krijgt bij dag door een uiterlijke leiding, maar bij nacht door innerlijke leiding van het Zelf.
En thomas.......het Thomas Ev...
Dit zijn de geheime woorden
die de levende Jezus sprak
en die zijn opgeschreven door Judas Thomas de Tweeling.
Of wordt het nu teveel voor een alchemist
liefs..... |
|
|
|
|
gjalt
Gouden Roos
Geregistreerd op: 20 Jun 2009
Berichten: 307
Woonplaats: Baambrugge
|
Geplaatst:
17 Sep 2009 12:33:42 |
|
Goeiemiddag Innana,
Zullen we die betekenis van de spijziging der 5000 verder uitwerken in de topic Brood des Levens onder Religie?
groetjes,
Gjalt
(naam van mijn pake) |
_________________ la ikraha fi-d-dien
Laatst aangepast door gjalt op 17 Sep 2009 15:10:50; in totaal 1 keer bewerkt |
|
|
|
inanna
Gouden Roos
Geregistreerd op: 09 Jun 2009
Berichten: 767
Woonplaats: sneek
|
Geplaatst:
17 Sep 2009 14:31:28 |
|
dat lijkt me een prima idee |
|
|
|
|
inanna
Gouden Roos
Geregistreerd op: 09 Jun 2009
Berichten: 767
Woonplaats: sneek
|
Geplaatst:
19 Sep 2009 20:27:33 |
|
Negende aeon-paard of mens.
Wanneer de waarachtige spirituele mens de innerlijke verandering in zichzelf ervaart en beseft dat de schorpioen moet sterven, zodat de adelaar zijn vleugels ten hemel kan verheffen, dan wordt hij pas werkelijk een tweevoudig wezen. Tot aan dit moment zocht hij zijn vervulling in aardse zaken en zijn geestelijke interesse richtte zich uitsluitend tot een morele levenshouding. Het was hem niet mogelijk zijn ziel onafgewend gericht te houden op de hemelse horizonten.
Moreel is deze pelgrim, gehoor gevende aan de innerlijke waarschuwingen, een edel mensdier geworden, die de lagere begeerten uitbant en zich nog slechts bezig houdt met hogere doelstellingen. Vanuit de spirituele kant bezien zou men deze mens, die de wandeling door de aeonen goed volbracht heeft, een opstijgende mens kunnen noemen, hij heeft reeds een direct contact met de hemelen. Vanuit zijn tweevoudigheid probeert hij zich omhoog te heffen tot de geest des lichts.
Zijn arrogantie is geveld, zijn persoonlijke gaven en zijn sterke wil mochten niet baten bij de spirituele verwerkelijking en dus zal deze pelgrim binnen deze boetezang een volkomen andere realiteit binnengaan, die hij voordien nog nooit ervaren heeft.
Hij wordt door de trawanten van de natuur-archont met rust gelaten, indien zijn pijl onafgebroken op de hemelen blijft gevestigd, doch zodra verflauwt zijn hemelse gerichtheid of zijn belagers storten zich op hem en trachten hem te vernietigen.
Door de aanwezigheid van het paardelichaam heeft hij nog steeds contact met de natuur, zijn zwakte ligt in de gehechtheid aan de moraliteit van deze wereld en juist in die moraal wordt hij aangegrepen. Dit dierenlichaam irriteert hem mateloos, het leidt hem af van zijn doel en daarom is hij in staat het op alle mogelijke manieren te vernietigen, indien dit in zijn vermogen ligt. Zo komt er over deze mens een typische eenzaamheid.
De innerlijke isolatie van het wezen dat zich nergens bij voelt behoren.
Het is geen eenzaamheid waartegen men vechten kan, noch een smartelijke ervaring als gevolg van een foutieve handelingswijze, maar deze onvermijdelijke eenzaamheid is als een afscheid nemen van een lang geliefd wezen, dat men eindelijk als een belemmering herkent Hoewel het dienstbaar is geweest, zijn uiterste medewerking heeft verleend en zo geworden is tot een edel dier, komt nu het ogenblik waarop men ook van dit edele dier afscheid moet nemen en dat kost moeite. In de negende boetezang van de Pistis Sophia komt deze onvergelijkbare eenzaamheid duidelijk tot uiting.
Zij spreekt nu uit twee wezens die beiden lijden.
Het aardse lichaam zendt zijn noodkreten omhoog, omdat het wordt afgeschud en het zielewezen zendt zijn noodkreten omhoog, omdat het hulp verlangt om zich van dit edele dier te kunnen bevrijden. Deze pelgrim vertoeft met zijn gedachten reeds in de hemelse sferen, zijn idealisme is op de geestelijke verten gericht, doch die logge materie waaraan de archonten zich vastklemmen houdt hem terug van zijn ideële vlucht. Steeds weer valt hij terug op de aarde en de harde realiteit van zijn stoffelijke begrenzingen. Altijd weer trapt deze mens in de val die de geraffineerde trawanten voor hem opstellen: zijn onhoudbaar idealisme betreffende de aardse situaties. Ontgoocheling is zijn deel.
Het streven naar morele adeldom zet hem aan tot ikloze handelingen doch deze schenken hem nog niet de vleugels die nodig zijn om de hemelen te bereiken. Zelfs de belangeloze handelingen vormen aanleiding om de trawanten op zijn hals te halen en dat brengt vertwijfeling en onrust. Iedere werkelijk naar de geest zoekende en verlangende mens, die de oplossing en de consequenties kent, zal deze situatie herkennen. Het is een bloedsweten en toch gelukt het niet om een hemels wezen te worden, dat niet meer struikelt over zijn eigen voetstappen of impulsief in de valstrikken van de trawanten trapt
Deze pelgrim kan de nabijheid van het Licht gevoelen, hij onderkent de kracht en de warmte en toch kan hij niets anders doen dan wachten omdat hij zich in een soort verdoving gevoelt. Er rest hem niets dan bidden. Bidden op een hartstochtelijke, volkomen overgegeven wijze, geïnspireerd door de innerlijke noodsituatie. Wel, dat is het ogenblik waarin de ziel zich bevrijdt van het mensdierlichaam.
Er komt een ogenblik waarop de ziel zich naar die hemelen laat wegschieten door de vaste hand waarmede pijl en boog gericht worden. Er is slechts de opgave voor deze mens: Houdt pijl en boog vast gericht, verslap niet in deze gerichtheid en laat u niet verleiden om deze pijl op het paardelichaam te richten. Die pijl is er om de ziel omhoog te schieten, als een vogel die bevrijd wordt; uit hoofd- en hartheiligdom zal deze ziel zich verheffen tot in de verste verten. In dit stadium is het loskomen van de emotionele en mentale werkingen der natuur slechts een kwestie van een enkel moment, het verbreken van zuiver natuurlijke bindingen. Het paardelichaam is zwaarder dan het menselijke lichaam, maar het moet lichtvoetig worden.
Natuurlijke adeldom maakt deze mens dikwijls tot een eenling tussen zijn vrienden, men lacht hem uit of profiteert van hem en daartegen vindt hij slechts een verdediging door zich te verbergen in zijn spirituele idealiteit. Zou zijn pijl op het paardelichaam gericht worden dan wordt hij een fanaticus, vechtend tegen windmolens, zichzelf trachtende edel te gedragen en aan de andere kant zijn edele inborst vernietigende door bijtend en onrechtvaardig fanatisme. Dat is de zelfvernietigingsmogelijkheid in deze fase.
Zodra het idealisme zich horizontaal uitwerkt, verlaat de spirituele inspiratie deze mens en kan hij een verbitterde worden, omdat niets hem lukt of een verdwaasde die zichzelf opsluit in de betrekkelijke adeldom van een dier.
De kracht en de zwakte van de Boogschuttermens liggen in zijn gave om iets niet te willen zien. Hij ontkent glashard hetgeen voor zijn naaste een realiteit is. In deze aeonengang wordt deze gave een sterke medestander, omdat hij zijn aanvallers ontglipt doordat hij hen niet wil zien, niet wil horen en zelfs hun aanwezigheid negeert.
In de oosterse astrosofie noemt men deze fase "de verootmoediging van de wil". Hij heeft zijn wil gekoppeld aan zijn pijl die naar de hemelen is gericht. Hij verbergt zich in zijn ideële of spirituele denkbeelden. Zulk een mens is het beste in staat om een gebed omhoog te schieten, "de pijl gericht op Gods oor". Hij herkent opnieuw het Mysterie des Lichts, vandaar dat de Pistis Sophia zegt: "Zij hebben mij gedwongen het Mysterie des Lichts te vertellen, hetgeen ik niet kende" Dit mysterie te kennen, of te herkennen, is een genade. Daarvoor moet men iets van zichzelf prijsgeven, nl. het paardelichaam.
Dat is het grote mysterie: "Zij hebben mij gedwongen het Mysterie des Lichts te vertellen, hetgeen ik niet kende." Deze pelgrim geeft een Mysterie, een Kracht en een Wijsheid door die hij meende niet te kennen. Hij kende het pas na de totale overgave aan het Licht. Zodra de mens binding verkrijgt met de geest, zullen de trawanten der duisternis hun onmacht gevoelen, omdat niemand dan zij beter weten dat hij, die eenmaal binding met de geest gelegd heeft altijd tot die geest zal terugkeren. Deze mens uit de negende aeon onttrekt zich aan de aeonen door zijn visioenen, zijn gedachtenbeelden, die als pijlen wegschieten tot achter de horizon van het tijdelijke land.
Hij moet ervoor waken geen hypocriet en geen theoreticus te worden, zichzelf omkledende met de fantasieën zijner gedachtenbeelden. Daarin wenst hij zich eigenlijk terug te trekken, de harde realiteit zo verdoezelende, zichzelf verheffende op een imaginaire troon die door niemand ongestraft onder hen kan worden weggehaald.
Hij bezitten een verborgen leven, d.w.z. een toevluchtsoord waarin hij zichzelf kan terugtrekken en, als hij de beheersing over zichzelf verliest, deze fantasiewereld aanziet voor de realiteit Zo zal hij dikwijls anders reageren dan de medemens verwacht, omdat de impulsen uit zijn denkwereld hem kan aanzetten tot onverwachte en onverhoedse daden. Hij is dikwijls een onbegrepen mens. Er zijn slechts weinigen die zijn gedachtenlijnen zullen kunnen volgen en ook zullen er dikwijls weinigen zijn die bereid zijn z’n soms ongelooflijke theorieën aan te horen, die voor hem echter absolute feitelijkheden zijn. Men kent hem nooit zoals hij werkelijk is. Laat hij voorzichtig zijn met zijn woorden, goed onderscheidende tot wie hij zich wenden kan, juist beoordelende of de waarden die hij meent te zien wel voorgelegd kunnen worden aan anderen.
Overwint hij zijn tweeledigheid, en negeert hij zijn beletselen, dan hervindt deze mens een duurzame zekerheid die hij delen kan met zijn gelijken, die om hem heen zijn als hij zijn Jupiterische oog openen wil. Hij verafschuwt egocentriciteit, hij verwerpt ieder gemarchandeer met spirituele waarden en laat zich volkomen leiden door een idealisme dat, afhankelijk van zijn innerlijke groei, materieel dan wel spiritueel gericht is.
De negende kaart van de Tarot is de Wijze of de Heremiet. Degene die spiritueel autonoom geworden is. Op zijn bevel zal Saturnus de poort openen, omdat hij, door ervaring en de intuïtieve kennis uit het land des Lichts, het wachtwoord zal weten uit te spreken. Mits hij op het moment suprême Nemesis verslaat met het wapen des Lichts, dat vanaf den beginne in hem is. Dit is zijn kracht: dat hij doet hetgeen hij geleerd en vernomen heeft via zijn pijlen des Lichts.
|
|
|
|
|
gjalt
Gouden Roos
Geregistreerd op: 20 Jun 2009
Berichten: 307
Woonplaats: Baambrugge
|
Geplaatst:
20 Sep 2009 09:38:16 |
|
De kracht en de zwakte van de Boogschuttermens liggen in zijn gave om iets niet te willen zien.
verloochening?
Op zijn bevel zal Saturnus de poort openen, omdat hij, door ervaring en de intuïtieve kennis uit het land des Lichts, het wachtwoord zal weten uit te spreken...
de sleutelen van het hemelrijk? |
_________________ la ikraha fi-d-dien |
|
|
|
inanna
Gouden Roos
Geregistreerd op: 09 Jun 2009
Berichten: 767
Woonplaats: sneek
|
Geplaatst:
20 Sep 2009 12:43:34 |
|
Ich habe keine Ahnung
wird prüfen.
|
|
|
|
|
inanna
Gouden Roos
Geregistreerd op: 09 Jun 2009
Berichten: 767
Woonplaats: sneek
|
Geplaatst:
23 Sep 2009 18:02:11 |
|
Tiende aeon-De sprong over de afgrond.
Nadat in de negende boetezang het gebed van de Pistis Sophia is verhoord, verandert er iets in haar. Zij slaagt erin haar "paardelichaam" los te maken van de omklemmende greep van de materie en is dus in staat zich vrij te begeven naar het gebied van haar vurigste hartenwensen. Dit is het resultaat van het verhoren van haar gebed. De grens van zijn mogelijkheid is bereikt, de pijl wordt weggeschoten, als een gebed tot de hoogten en rukt het paardelichaam los van de materiële ketenen.
In de tiende aeon staat de Steenbokmens voor zijn grens: de top van een berg: voor hem ligt de afgrond, achter hem ligt de lange barre tocht tot aan de top
Op de top van de berg kan hij de wereld der tegengestelden goed herkennen, en kan hij begrijpen waarom de barre beklimming vanuit het dal hem zoveel moeiten heeft gekost.
leder mens, die op de top van zulk een berg staat, schouwt een nieuw vergezicht, een ander facet van de waarheid en zo komt in hem een totaal nieuwe sensatie: de zekerheid dat hij de top gehaald heeft. Er is een strijd uitgestreden, het vertrouwen stijgt in alles overheersende golven in hem op, een melodie die af en aan ruist, maar nimmer verdwijnt. Niets kan hem nu meer van deze melodie der ziel verwijderen, want op de top van deze berg houdt hij contact met de geest en zo genezen de wonden der harde ervaringen: de zekerheid van de vaste bodem onder zijn voeten neemt nu alle onzekerheid en twijfel weg. Tussen de negende en de tiende aeon ligt de fase van de verbreking van de oude materiële zekerheid, en het hervinden van een totaal nieuwe zekerheid, geboren uit het Licht.
De schijnbare "rots" van de materie laat deze Steenbok-mens achter zich en springt over de afgrond heen naar de zekerheid van de spirituele "rots". Hij zal dus een nieuw houvast vinden in een land over de afgrond, het grensland wordt gepasseerd.
De mens moet waarlijk wanhopig zijn en geen enkele uitweg meer zien en geen alternatief meer kennen dan de geest zelf om zichzelf zó te kunnen overgeven dat hij in deze tiende fase het Licht werkelijk ondergaat. De pelgrim moet tot aan het uiterste van zijn kunnen en zijn uithoudingsvermogen zijn gegaan om de realiteit van het Licht te kunnen ervaren. De mens moet ervaren dat het Licht aanwezig is.
Met hoevelen is dat ooit het geval? Staat men niet al te dikwijls op de grens van een compromis tussen materie en geest? Proberen we niet vaak met zulk een compromis de realiteit van de afgrond buiten te sluiten of een brug te slaan tussen beide "rotsen" der zekerheid? In de tiende aeon kan de pelgrim zich losmaken van zijn aardsgerichte ego en zich vereenzelvigen met zijn Ziele-Individuum. Zou hij geen enkele lichtimpuls bezitten, dan zou deze pelgrim verstarren in het saturnale beleven. Men kan dat zien bij de doorsnee-typen van het zodiakale Capricornus-beeld. Als er een mens een innerlijke belemmering ondervindt dan is hij dat wel!
Hij is als de mens die de baan van poortwachter tegen zijn zin kreeg opgedrongen en zich nu zonder hoop schikt in een uitzichtloze positie. Vandaar zijn veel voorkomende zwaarmoedigheid. Hij ligt, in zijn gevoel, geketend aan de onverplaatsbare rots en hij meent zichzelf niet in staat tot bevrijding. De diepe wijsheid van Saturnus heeft zich nog niet aan hem geopenbaard, omdat dit slechts geschiedt door innerlijke verlichting en zichzelf wurgende door een minderwaardigheidsgevoel en een twijfel aan zichzelf, voegt hij zich altijd naar de overheersing van een autoritaire macht. Zoals de vergevorderde en bewust levende pelgrim van de tiende aeon het onbegrensde Licht als oppermachtig en als krachtbron aanvaardt, zo grijpt de onbewuste pelgrim zich in zijn machteloosheid vast aan een vermeende uiterlijke autoriteit. Hij gaat van autoriteit naar autoriteit, zo onbewust het zelfstandige besluit van de sprong over de afgrond vermijdende.
Deze mens kan waarlijk rondtobben met de gedachte dat hij springen moet, doch ontsteelt zichzelf langzamerhand dit "weten" door zich te verschuilen achter een autoriteit. Dit is de lichtloze instelling wanneer men zich in de greep van de oude Saturnus bevindt. De laatste heeft met zijn trawanten deze mens dusdanig ingekapseld, dat hij zijn "woning ver weg meent", zijn denken wordt opgesloten binnen een begrenzing. Slechts de spiritueel bewuste mens bezit een mogelijkheid tot bevrijding uit zulk een begrenzing, doordat zijn ziele-hunkering elke begrenzing overschrijdt. Slechts een explosie van Lichtkracht kan deze gebonden Saturnus-mens uit zijn remmingen losslaan, niet één woord kan hem helpen, noch een leer, maar voor hem is een abstracte directe Kracht noodzakelijk om die loden ring en dat loden pantser uiteen te doen spatten.
De binnenkomst in deze tiende aeon is niet weggelegd voor onwetenden, want na de keuze binnen de achtste aeon zal er in deze tiende aeon niemand zijn, die niet de mogelijkheid bezit tot overwinnen. Zij, die zich vastklemmen aan de rots van de saturnale belemmeringen en nog niet tot een zelfstandig denken gekomen zijn, zullen nimmer in staat zijn de sprong over de afgrond van het "zijn" te wagen. De onmachtige Capricornus-mens moet allereerst tot het besef komen van zijn opsluiting, tot inzicht in zijn begrensde denken, dat hem niet in staat stelt te verwijlen in de onbegrensde verten. In geheel zijn wezen, in zijn denken, gevoelen en willen zoekt deze mens een fundament, een rots, terwijl hij juist deze laatste rots in de tiende aeon moet verlaten om van begrensdheid tot onbegrensdheid over te springen. Dit is de typerende en zware strijd van dit type mens. Zo hij waarachtig spiritueel is, dan wordt zijn hunkering naar de onbegrensde verten gestimuleerd, en versterkt zich tot een innerlijke schreeuw, hoewel hij zich nog vasthoudt aan een zekerheid.
Bij de pelgrim van de tiende aeon is de twijfel verdwenen, en angst is weggegleden, omdat hij zichzelf in de negende aeon reeds heeft losgebeden van de oude grond en met deze grond stierf ook de tegenstander in hem, hij, die angsten en twijfels, nutteloze redeneringen en uitvluchten kent. Door het gebed daalde het Licht in hem neder en daarmede ook de vermeende verloren gegane krachten en kennis. Staande op deze rots, het land van ervaringen en strijd overziende, weet hij dat hij de enige is die de “poort tot het andere land" zal kunnen openen.
Hij heeft wijsheid opgedaan uit zijn ervaringen. Hij is van een verbitterd, aan de materie vastgeklemde mens, een ervaringsrijpe wijze poortwachter geworden. In hem heeft zich een totale verandering voltrokken.
Hij geniet van zijn innerlijke zekerheid die is als een lang verbeide balsem voor al zijn wonden. Hij ervaart het sterven van al zijn stoffelijke begeerten; wat hij zich voorheen gedacht had als een luisterrijke apotheose blijkt niets anders te zijn dan een rustig en vredig heengaan van alle angsten, begeerten, twijfels en tegenstanden. De overwinning van de geest op de materie komt niet als een explosie van Licht, maar als een simpele eindfase na een reeks van voorbereidingen.
Daarom is hij niet als een triomfantelijke overwinnaar, maar na zulk een reeks van vergissingen, strijd, gebeden en beproevingen is hij de deemoedige, die slechts gelukkig is dat het Licht hem niet heeft verlaten.
Hij herkent zijn nederigheid, zijn niet-kennen en niet-weten en zijn niet-bezitten. Hij ziet zichzelf als de minste in dat nieuwe Rijk waar hij binnengaat. Dat is de zijnstoestand binnen de tiende aeon: een innerlijke bewustwording van de eigen kleinheid en van het dienaarschap des Lichts.
Hij herkent nu die belachelijke komedie van het ego, hij herkent de drijfveer achter zijn felle bewogenheid van weleer en beseft dat alles niets anders was dan een demonstratie van zijn onkunde en onwetendheid. Hoe zou hij, die zelf het Licht niet bezit, anderen van de zekerheid des Lichts kunnen overtuigen? Daarom wordt de tiende aeon de fase van waarachtigheid, en van de realiteit van het zijn of het niet-zijn.
De steenbok staat op zijn rots en overziet de twee gebieden: het land dat achter hem ligt en het land dat over de afgrond voor hem ligt. Eindelijk heeft hij een vrij uitzicht. Achter hem liggen de belemmeringen, de problematiek, de moeizame beklimmingen en voor hem ligt een totaal ander landschap. Zo staat het met de Steenbok-mens die zijn eigen leven en omstandigheden doorziet. Hij acht zichzelf nu capabel om de rots der oude zekerheid los te laten en onbevreesd het, voor hem, nieuwe land binnen te gaan. Voor zijn medemensen wordt hij zo tot een wijze, een ervarene, die uit een levenswijsheid kan putten en glimlacht om de kleine problematiek van alledag, omdat deze totaal onbelangrijk zijn geworden. Dit is een totaal andere Steenbok-mens geworden dan het doorsnee-type, dat zich juist hecht aan kleinigheden, aan uiterlijke zekerheden, aan vormen. De wijsheid en de verstilling van een ervaren poortwachter komt over hem. Daarom noemt de oosterse astrosofie deze mens "hij, die de deur tot God wordt."
Hij begrijpt echter zeer goed dat deze innerlijke rust geen genade zal vinden in de ogen van de Aeon met de Leeuwenkop en dus moet de tegenstand, de grote beproeving voor hem nog komen. In het andere land over de Jordaan zal hij zijn als een beginneling, een doorlopend verraste pelgrim, die tastend zijn weg zoekt op de intuïtieve kennis, die hem vervult en juist aan de oever van dit land zal de kracht met de leeuwenkop hem zien te treffen als in een orkaanstoot, opdat hij van zijn nieuwe rots der zekerheid zal worden afgeworpen. In dit besef roept de Pistis Sophia uit: "De valstrikken van Authades en de netten van de onbarmhartigen zijn uitgezet...." Zij constateert een feit.
Hij, die deze tiende aeon op deze wijze ervaart is een benijdenswaardig mens en zal de aeonische trawanten uit hun evenwicht brengen. Met zijn innerlijke "kleine kracht" blijkt hij toch de sterkste. Nu hij over de afgrond is heen gesprongen, is hij geen bezit meer van de aeonen en hun zodiakale ketenen, hoewel hij moe en eenzaam kan zijn. In hem brandt echter een sterk Licht.
Zijn medemensen kunnen deze innerlijke kracht, die de zwakke zo sterk maakt, niet begrijpen. Het is echter de kracht Davids, de kracht van de "jongste zoon", waardoor zijn intuïtie en geweten geleid worden. Deze intuïtieve gewetenskracht staat zijn praktische ervaring terzijde. Hij is een mens van twee werelden geworden. De oude uit de verlaten wereld en de jonge, hoewel onbewust ervarene, uit de nieuwe wereld. De tijd gaat aan hem voorbij, dagen en uren zijn ineengesmolten als tijd en eeuwigheid, het begrensde raakt het onbegrensde. De mens herontdekt zichzelf, zijn waarlijke mens. Hij kan zijn oude karakteristiek voorbijzien, en kan zo op een geheel andere wijze de trawanten en hun aanvallers tegemoet gaan. Hoewel een sterk individu geworden, heeft hij tegelijkertijd de begrenzingen van het ego verloren. Zonder tegenwerpingen en uitvluchten kan hij zich overgeven aan die innerlijke "kleine kracht" en zich deemoedig en devoot vastklemmen aan die abstracte, door zijn medemensen zo dikwijle bespotte, geestelijke verlichting, die voor hem zijn laatste houvast betekent. Uit deze verlichting leeft hij.
Deze pelgrim kan nooit meer van zijn vertrouwen in het goddelijke Licht afgebracht worden, het is de rots waarop hij zijn tehuis heeft gebouwd, waar omheen zich zijn leven afspeelt. Hij ervaart die innerlijke verlichting niet meer als een vluchtige aanraking, maar deze is in hem als een rustig brandende vlam, een blijvend aanwezige kracht. Het "kleine altaar" waarover de oosterse wijzen spreken, heeft zijn eeuwig brandende vuur ontvangen. Overtuigd van deze innerlijke zekerheid kan hij stappen wagen, die een ander mens niet eens zou overwegen. Toch is hij geen overmoedige, maar slechts een pelgrim die van zekerheid naar zekerheid wandelt, wetende dat na iedere stap de vergezichten weidser en het landschap schoner zal worden. Voor hem is het land dat hij betreden heeft geen onbekend landschap, het is als een thuiskomst en allen die dit land het Land der Mysteriën noemen, weten nog niet dat de poort tot deze mysteriën zich in henzelf bevindt en dat iedereen daarvan de sleutel bezit.
|
|
|
|
|
inanna
Gouden Roos
Geregistreerd op: 09 Jun 2009
Berichten: 767
Woonplaats: sneek
|
Geplaatst:
25 Sep 2009 10:11:57 |
|
Elfde Aeon- waarin niets verborgen blijft.
Het gebed van de Lichtzoon is verhoord: de sprong is gewaagd; nu volgt de oriëntatie in het nieuwe land met behulp van de eigen Lichtkracht. Vanuit het andere land over de afgrond schouwen echter de aeonen van Authades toe en zij bemerken hoe deze pelgrim wordt begeleid door een geweldige Lichtkracht en zij brullen van woede. Via de trillingen van het denkleven trachten zij deze vermoeide pelgrim te beïnvloeden en hun machtige magische kracht golft over de afgrond heen in een poging deze ontsnapte Lichtzoon terug te sleuren naar hun land, hem desnoods in de afgrond te werpen. Doch deze is veilig, slechts zijn denken snelt heen en weer over de afgrond, zich vermeiende in verleden, heden en toekomst.
Saturnus, de poortwachter, de keiharde standvastige rots, die geen abstractie duldt, berooft de onbewuste kandidaat in de elfde aeon van zijn bovenaardse abstracte spiritualiteit. In werkelijkheid bestaat deze elfde aeon eigenlijk niet voor de onbewuste mens . Zowel de elfde als de twaalfde aeon zijn voor zulk een pelgrim als een herhaling binnen de ring van de demonische trawanten en het "tot hiertoe en niet verder" realiseert zich duidelijk. De waarachtige Lichtzonen, de door de geest bezielde pelgrims, herkennen echter de bezielende Uranus-trillingen en zo worden zij uitgetild boven hun lagere begeerten en begrensde denkleven. De eigenschappen van Uranus zijn typerend voor de werkingen binnen de elfde aeon. Uranus werkt nooit verheffend indien de pelgrim niet volkomen gezuiverd is van lagere driften.
Het contact tussen hem en deze mysterieplaneet kan niet tot stand komen wanneer er in de eerste geen zielekracht, een onaardse trilling aanwezig is. Uranus is dan krachteloos geworden en zijn mythische zoon Saturnus neemt zijn plaats in, in het innerlijke leven van de pelgrim. Het staat duidelijk in de elfde boetezang: "Waarom heeft deze machtige kracht van het kwade zich verheven. Zijn denken ontneemt mij mijn licht doorlopend en zoals bij het ijzer dat men bewerkt, heeft hij mij een deugd ontnomen. Zij hebben mij door list willen overwinnen, opdat zij mij al mijn licht zouden kunnen ontnemen."
Daarom zal het Licht hem al zijn licht ontnemen en al zijn materie zal eveneens in moeilijkheden geraken en het licht zal hem ontnomen worden en hij zal niet wonen in de 13de aeon. Hier voltrekt zich de scheiding tussen tijdelijkheid en eeuwigheid, materie en geest. Die scheiding zal de pelgrim in zichzelf bemerken, omdat hij nu geen compromissen meer kan sluiten en zichzelf overgeven aan de krachten van de twaalf aeonen.
Slechts de Uranus-pelgrim bemerkt dit echter, hij die de overwinning heeft behaald. Hier scheiden zich de saturnaal zelfzuchtigen van de idealistisch spiritueel onbaatzuchtigen. Dit "alles of niets" principe is eveneens te herkennen in de gewone, door het teken Aquarius geregeerd mensentype. Zij zijn reine, spirituele idealisten, die zonder enig eigenbelang voor een geestelijk doel vechten, dan wel zij zijn verharde, intens verstarde zelfzuchtigen, zeer egocentrische mensen, die fantastisch goed weten te spreken over allerlei filosofische stellingen en die zich willen verdiepen in allerlei esoterische en occulte wetenschappen, maar die niettemin als een onwrikbare rots het eigenbelang dienen en nooit van de eigen profijten afzien.
Saturnus staat hier op zijn hoogste top, in zijn meest intensieve machtsuitdrukking. Hij heeft zich vergaloppeerd in zijn functie van poortwachter en waande zichzelf de allerhoogste macht, de heerser over leven en dood. Als hij in deze zelfgenoegzame zelfoverschatting en verharde ik-vleierij is opgesloten, valt de Aquarius-mens moeilijk te bereiken voor zijn naasten, hij wil noch zijn eigen zelfgenoegzaamheid doorbreken, noch zijn macht verliezen. Hij vindt zichzelf de belangrijkste, de meest hoogstaande, de geweldige spirituele mens en daaruit is hij niet te wekken wanneer in hem Saturnus de macht van zijn vader Uranus heeft overgenomen. Dan is de ring gesloten.
De spirituele pelgrim is in deze fase echter over de afgrond heen, hij is overwinnaar en dat betekent dat zelfgenoegzaamheid hem onbekend geworden is en dat hij nog slechts onbaatzuchtige bezieling kent. In de falende Aquarius-mens is deze overwinning een karikatuur geworden, een leeg omhulsel waarmede hij pronkt. Dit is bij zovele mensen overal ter wereld te herkennen: de vermeende spiritualiteit, die hen niet meer te ontnemen is; de vermeende belangrijkheid, die hen uit de ogen straalt. Deze afgeremde pelgrim, teruggeworpen binnen de ban van Saturnus, heeft geen kans meer op verlossing in zijn momentele leven, hij is losgelaten door de Lichtkrachten, zij vonden geen contact in hem. Het krioelt op aarde van pelgrims, zoekers die teruggeworpen zijn in de herhaling en zich verheffen op hetgeen zij occult, astrologisch, esoterisch of wetenschappelijk hebben verzameld. Zij vervallen in herhalingen, zij hebben de aanraking met het Licht gemist en kunnen niet putten uit een vernieuwende of nieuwe kracht. Dikwijls is men tot aan de top van zijn materialistisch intellectuele of filosofische bereiken gegaan en dan komt de noodzaak van de sprong en het falen, het teruggeworpen worden. Dat is de overgang van Saturnus naar Uranus.
Het is een gebeuren dat zich ontelbare malen in de mensheids-historie en in het individuele mensenleven herhaalt. De grote sprong tussen het oude en het nieuwe land is tenslotte, toen het erop aankwam, niet gewaagd. Zo begint de verstarring, de herhaling.
"Daarom zal God totaal vernietigen", zo staat er te lezen in de elfde boetezang en, zoals reeds in het vorige hoofdstuk gezegd is, wordt de ongeschikte pelgrim vanuit deze aeon teruggeworpen binnen de ring "tot hiertoe en niet verder." Uit vertwijfeling om zijn mislukte pogingen, uit zelfbedrog en verstarde egodrift, grijpt hij terug naar het verleden
en omringt zichzelf met de schijnspirituele en schijn-wetenschappelijke waarden. De dood van de verstening is dan een feit geworden; op dezelfde wijze kan de omwending in de bewuste en geestelijke pelgrim een feit zijn. In de oosterse astrosofie wordt gezegd dat hier de kandidaat "de kennis van zijn eigen wezen verliest."
Dit heeft twee betekenissen. In de verstarring verliest hij alle zelfkennis en omgeeft zich met een schijnlicht; in de omwending vergeet hij zijn aardse wezen en legt dit af als een versleten kleed om zich te omhangen met een hemelse gestalte. Hierdoor kan deze pelgrim omstraald worden door een ondefinieerbare uitstraling, die de aandacht van zijn medemensen trekt. Bij het gewone Aquarius-type ziet men zoiets eveneens, alleen is er dan geen sprake van een bovenaardse vibratie, maar van een indruk van afzondering, mysterie, alsof zij buiten de rest van de mensheid staan. Deze indruk komt voort uit hun in zichzelf beslotenheid en hun zelfgenoegzame verstarring. Zij hebben zich bewust of onbewust afgesloten van de medemensen en benaderen deze slechts met neerbuigende vriendelijkheid, om de schijn van goedheid, verhevenheid en humaniteit te kunnen bewaren. Men kan dit vooral herkennen in de zeer materieel gerichte Aquarius-mens.
Het zichzelf op een voetstuk plaatsen om eigen falen te camoufleren, is de kenmerkende eigenschap van de uitgesproken Waterman-mens. Het individualisme die de Aquarius-era uitstraalt, vindt in hem in het klein plaats. Hij heeft dan moeite met het zich wegschenken, het contact maken en het dienen. Voor hem bestaat er slechts een eigen wereld, waarbinnen zich zijn spirituele en stoffelijke leven afspeelt; hij kent slechts een verlangen om deze wereld aan anderen kenbaar te maken, zonder zijn eigen waardigheid te verliezen. Uranus heeft zich dan teruggetrokken en Saturnus wreekt zich door zich op te blazen in zijn nederige baan als poortwachter. Hij handhaaft zichzelf door machtswellust in deze beslissende positie.
Daarom lezen we in deze boetezang: "Zie, een mens die zich niet op God heeft verlaten, maar op zijn grote rijkdom vertrouwde en machtig was in zijn ijdelheid." Deze houding kan men eveneens waarnemen in allerlei groeperingen, die eens de universele waarheid bezaten, maar zich lieten misleiden door eigenbelang, materiële interesse en de geest - God - niet tot Helper namen, maar hun eigen ijdelheid en eigenbelang tot uitgangspunt van hun doelstellingen maakten. In de boetezang kan niet duidelijker gezegd worden dat deze mensen of groeperingen lichtloos geworden zijn, dienaren van hun eigen vermeende rijkdom, mensen, die hun eigen ijdelheid strelen. Hetzelfde is waar te nemen in de Aquarius-era. De heerser Uranus vindt de mensen met waarlijk spirituele interesse en waarin de oerherinnering en de pure belangeloze dienstbaarheid leeft. Saturnus grijpt in een verstikkende greep allen die nog niet tot inzicht zijn gekomen en dat wordt waarlijk een wurgende greep! Zij worden gewurgd door de eigen zelfgenoegzaamheid en koesteren zich in het vermeende licht van de eigen belangrijkheid. In de elfde fase wordt de scheidingslijn tussen de waarachtige pelgrims en de spitum-lanficum-maker scherp getrokken. Over de ervaringen van een geestelijke overwinning kan men niet spreken, omdat deze zich verliezen in de geestelijke abstractie, in die ongrijpbare sfeer, waarvan de saturnale mens geen idee heeft, omdat hij die "afgrond" niet achter zich gelaten heeft. Omdat hij "de kennis van zijn eigen wezen niet verloren heeft." Hij is vol van de begrensde kennis, vol van de disharmonie van zijn saturnale natuur en hij kan zijn gedachten niet in vrijheid wegzenden, zoals de Boogschutter-pelgrim dat kon Hij kan de weidse verten niet meer zien, zoals de Steenbok-pelgrim vermocht. Maar hij is neergeworpen, verzonken in zichzelf, daaruit zijn eigen heerlijkheid puttende. Zo wordt hij een trawant van de valse lichtkracht, één die zijn eigen valse licht dient en daarmede pronkt. Hij is dan zelf de kracht met de leeuwenkop geworden! De val of de vergissing van de Pistis Sophia herhaalt zich in hem en aan hem, en van dag tot dag versterkt hij zijn gebondenheid. Dit is de tragedie van de aeonengang.
Een spirituele levensgang, die ieder mens volvoeren moet, maar waarmede hij aarzelt en hij blijft steken in het begin: het bekennen van de "zonde" of het berouw, dan wel hij keert binnen één van de fasen tot de eigenwijsheid terug. Al die levens, die een mens moet afwerken, dragen er slechts toe bij, dat hij deze 12-voudige aeonengang en de terugkeer binnen de paradijselijke toestand, de middelende levenssfeer, bewerkt.
De verregaande immoraliteit op geestelijk, natuurlijk en maatschappelijk terrein spreekt voor de sterke zwart-wit tegenstelling binnen de Aquarius-sfeer, een tegenstelling zoals ook de Aquarius-mens in zichzelf herkent. Een middenweg kent hij niet. Vandaar dat hij zich te buiten kan gaan aan fanatisme, zowel in het ene als in het andere. Compromis haat hij. Als iemand "ja" zegt moet hij hieruit de consequenties trekken en zijn mogelijke woordbreuk is onaanvaardbaar, niettegenstaande hij redelijke excuses kan aanvoeren. Zowel de geestelijke als de natuurlijke immoraliteit is het gevolg van een ontsporing, een afwijking. Er is een "grens overschreden" die eigenlijk niet gepasseerd mocht worden, omdat de betrokkene daartoe niet de bekwaamheden bezat. De gevolgen daarvan zijn dikwijls niet te overzien indien er niet krachtig wordt ingegrepen, hetzij door de betrokkene zelf, hetzij van buitenaf. Iedereen moet daar blijven waar hij qua zijn vibratie-sleutel thuishoort. Dat is een onverbrekelijke wet die zowel in deze zijde als in gene zijde van ons bestaan wordt gehanteerd.
De schijn-spiritualiteit die men bij het Waterman-type vrij veelvuldig tegenkomt, (ook de schijn-standing in maatschappelijk opzicht) wordt meedogenloos verbroken, wanneer het de realiteit tentoon moet spreiden onder de dwang van de ervaringen. De aeonengang van de Pistis Sophia bewijst dit duidelijk. Zij moet met die vlucht in de schijn afrekenen en onbevreesd durven erkennen: "Ik ben nedergedaald in de chaos, omdat ik dacht dat het Licht daar beneden uw Licht was, O Licht der Lichten..... hoe dom ben ik geweest!"
|
|
|
|
|
inanna
Gouden Roos
Geregistreerd op: 09 Jun 2009
Berichten: 767
Woonplaats: sneek
|
Geplaatst:
28 Sep 2009 15:20:43 |
|
Twaalfde aeon- de waarachtige spirituele pelgrim.
Als alles op de juiste wijze verlopen is zou de kandidaat, die zich door de twaalf aeonen heen worstelt, in de elfde aeon "de sprong over de afgrond" hebben gewaagd, d.w.z. dat hij nu zou moeten deelnemen aan een totaal andere Wereld. In grote verbazing zal hij dan terugzien op zijn strijd en zijn verdriet in de achter hem liggende aeonen, maar hij zal ook de oorzaak daarvan kunnen herkennen, omdat het Licht der Lichten zich nu tastbaar in hem heeft gevestigd. Het enige wat hem zal verwonderen is: "Hoe heb ik ooit zo kortzichtig en zo dom kunnen zijn?" Dit terugblikken is echter noodzakelijk om de voltooide beelden zich in zijn bewustzijn en bloed te laten verankeren. Hij tekent de ervaringen op in zijn microkosmische bewustzijn.
Wanneer iemand iets begrijpen wil en dit als een onvernietigbare schat in zichzelf wil opslaan, moet hij alle beweeg redenen en elke grond achter de ervaringen doorschouwen. Dit is slechts mogelijk indien de kandidaat direct in binding staat met zijn ziel. Hetgeen uit het ik of uit het ik-bewustzijn komt, ziet men horizontaal, men neemt slechts de projectie waar. Zodra de ziel hem terzijde staat, vormt zich echter die verticale lichtstraal, die alle horizontale kennis doorsnijdt en de mens innerlijk openbreekt, zodat zich er een totale vernieuwing voltrekt, die hem een lichtende horizon voortovert en de diepte van de wijsheid blootlegt.
In de twaalfde aeon bestaat slechts de waarachtige spirituele pelgrim; de strevende, op eigen heiligheid beluste mens, bleef achter binnen de omheining van de zodiakale planetensfeer en ontvangt in de twaalfde aeon de invloed van de onheilige Jupiter in plaats van Neptunus. Zoals Uranus in de elfde aeon dan verandert in de hoogmoedige, versteende Saturnus, zo verandert dan Neptunus in de begerige, experimentele en zelfverzekerde Jupiter.
In zulk een falende kandidaat is niets dan hoogmoed, ontkenning, verwerpen van alle berouw en de tevredenheid met zichzelf.
In de spirituele pelgrim daarentegen zal kleinmoedigheid, berouw en de alles doorlichtende hoop zijn, dat hij nooit meer terug zal vallen in de klauwen van de aeon met de leeuwenkop. De enorme kracht van deze Authades van over de afgrond herkennende, kan hij slechts smeken om de genade van het inzicht, opdat hij nooit meer zoiets door zal moeten maken en opdat niemand meer in deze teisteringen zullen vallen.
Hij weet nu dat de ervaringen gruwelijk en bijna ondraaglijk zijn Daarom worden de boetezangen in deze laatste aeonen niet gekenmerkt door wraak op de niets ontziende Authades, maar een uiting van verlangen om anderen deze smartelijke ervaring te besparen. Daarom wil de Pistis Sophia zo gaarne dat Authades vernietigd zal worden! En dat is een typische reactie van Pisces-Neptunus invloeden. Deze pelgrim denkt niet slechts aan zichzelf, neen, hij ziet wat er na zijn eigen redding nog allemaal gebeuren kan. Hij ziet hoe deze Authades als een gigantisch monster, opgebouwd uit emoties van hoogmoed en ongoddelijke wilskracht, alle Lichtzonen tot zich zuigt en hij weet dat dan onherroepelijk die aeonengang hen wacht. De naar deze aloude vrijheid terugkerende Lichtzoon zal zich nooit meer "buiten het Licht" stellen, nooit meer "zondigen". Hij kent de gevolgen.
De twaalfde boetezang wordt gezongen voor de anderen, zijn gelijken, zijn naasten en zijn afschuw om het gebeurde tekent elk woord. Als een explosie ontspringt het inzicht in hem waardoor hij zelfs vergeet het Licht der Lichten te prijzen en zich geheel laat medeslepen door de hem van alle kanten omringende lichtstralen, die zo duidelijk de "onwetendheid" van hen, die in de aeonen gevangen liggen, openbaren. De pelgrim in de twaalfde aeon constateert dit alles en kan niets doen. Dan ervaart de pelgrim van de twaalfde aeon zulk een overweldigend mededogen, dat tegelijkertijd begrensd wordt door onmacht, dat hij er volkomen door wordt beheerst en op alle mogelijke manieren tracht zijn Lichtkameraden te waarschuwen.
Gevaar van de pisces-aeon:
Allerlei sekten, christengemeenschappen, "ketterse" gemeenschappen vonden hun hoogtepunt in de Pisces-era. Maar negatieve, d.w.z. onjuist gemotiveerde, eenzijdige gemeenschapszin ontaardt in dogmatisme, verwatering van de grootse idee, verdemocratisering van de geestelijke adeldom. Verkeerd gericht individualisme daarentegen ontaardt in hoogmoedige zelfgerichtheid. Als het ene faalt grijpt men naar het andere. Daar tussenin bevindt zich geen mogelijkheid.
De pelgrim van de twaalfde aeon, indien hij aan alle voorwaarden van de vorige elf aeonen heeft voldaan, is waarachtig altruïstisch, d.w.z. zichzelf vergetend, en hij kan het hoogste aanzicht van het: "Heb uw naasten lief gelijk als uzelve" verwerkelijken. Die naaste ziet hij dan als zijn rasgenoot uit de hemelen of van het Hof zijns Vaders, die net zo'n domheid heeft begaan als hijzelf. Vandaar dat deze mens zich gaat uitputten in hulpbetoon en hij zal allerlei ervaringen via zijn hulpvaardigheid opdoen. Zijn werken zullen worden gekenmerkt door een volkomen afwezigheid van eigenbelang. De zodiakale Pisces-mens weerspiegelt deze levensinstelling. Hij is altijd vol medelijden en mededogen met zijn naasten, doch hij mist veelal het onderscheidingsvermogen, waardoor hij zichzelf wentelt in modder en dreigt te stikken door het gemis aan inzicht en uitzicht. Zijn emotionele bewogenheid ontsteelt hem zijn innerlijke kracht, terwijl hij zijn adeldom als paarlen aan de zwijnen voert.
De onthechting die de sterke gave is van de mens in de 12de aeon, wordt de zodiakale mens dikwijls tot een pijniging, omdat hij de diepe betekenis ervan niet begrijpt en meent dat "loslaten" tegelijkertijd liefde en zaligheid betekent. Onthechting is echter een vrucht van een bewustzijnsgroei en wordt altijd gepraktiseerd door de geestelijke mens, die op een vaste geestelijke grond staat. Het "onthechten" is nl. niet slechts een begrip voor los zijn van luxe, comfort, materie, eerzucht e.d. Onthechting vindt ook een aanzicht in de totaal spirituele abstractie: het los zijn van zichzelf. Het zoeken naar zelfofferande, zelfkastijding en zelfvergetelheid, dat men zo dikwijls bij de zodiakale Pisces-mens tegenkomt, is maar al te vaak een uiting van schuldgevoelens, zelfbevrediging of ik-centraliteit.
Door zichzelf trachten te vergeten door middel van de problematiek van zijn naasten, maakt de doorsnee Pisces-mens een karikatuur van de geestelijke onthechting. Dan komen er conflictsituaties, omdat deze naasten hem gauw bemoeiziek, pervers nieuwsgierig naar de levensconflicten van anderen vinden. Leven uit de disharmonie van zijn medemensen is als zich besmeuren met modder en menigeen kan daaraan ten gronde gaan! Om deze "modder" weer af te wassen is een krachtige innerlijke bron van levend water nodig. De instinctieve drang tot helpen stimuleert deze mens tot het zich verdiepen in de - vaak onbenullige - problemen van anderen, terwijl hij vergeet zijn redelijke denken in te schakelen. Als dan de emotionele bewogenheid hem te machtig wordt, wordt hij het slachtoffer van zijn eigen onmacht en gevoelt hij zich opgesloten in situaties die hij niet beheersen kan of er geen oplossing voor weet. In tegenstelling tot de bewuste en geestelijke pelgrim uit de 12de aeon wordt deze mens een toonbeeld van innerlijke onrust.
Hij is teleurgesteld in zijn overgave en toch kan hij het niet laten zich "over te geven", waardoor hij zich wegschenkt aan onwaardige objecten. Zijn herstel is slechts te vinden in spirituele waardigheid, abstracte geestelijke waarden, en alle interesses die in geen enkel opzicht iets met de materie te maken hebben. Het zich reinigen is zijn eerste medicijn. Zijn Jupiter-geaardheid maakt dat hij overgevoelig is voor de gedachtestroom van zijn naasten en deze zet hem impulsief aan tot een handeling. Zijn mediamieke begaafdheid moet zich echter verheffen in de spiritualiteit en hij zou als "middelaar" des geestes een unieke opdracht kunnen hebben. Zelfbeheersing, zelfkritiek, intolerantie tegenover zichzelf zullen hem tot voordeel kunnen zijn en hem helpen bij een geestelijke ontplooiing en vooral innerlijke versterking en innerlijke weerstand.
Gelijk in de 12de aeon de bewuste pelgrim, onder in vloed van Neptunus – de mysterieplaneet van Pisces - het gif van Authades tracht door absorptie om te zetten in medicijn - via zijn smeekbede -, zo absorbeert de zodiakale Pisces-mens het gif van zijn naasten en als hij niet over sterk reinigende zielekwaliteiten beschikt, verontreinigt hij zichzelf en verliest hij zijn innerlijke kracht. Dan volgt de depressie. Vandaar dat de twaalfde boetezang opnieuw begint met een herinnering: "O Licht vergeet mijn lofgezang niet!"
Zijzelf is nu niet in staat tot lof, zij wordt totaal in beslag genomen door de verborgen listen van Authades, die zich verheft in het boze. Maar de herinnering aan haar lofgezangen beweegt zich in haar als een bemoedigende kracht. Deze herinnering omhult en beschermt haar en zo kan zij zich rustig laten drijven op haar gevoel van mededogen, die in deze aeon zo machtig aanwezig is, want het Licht is in haar als een stabiele vlam. Een bewuste pelgrim ondervindt hier die innerlijke zekerheid, die hem in staat stelt grote persoonlijke offers te brengen. De Pisces-era zette de mensheid aan tot dienstbaarheid en daardoor tot materiële onthechting, in ieder geval de geestelijk ontvankelijken onder hen. Want zolang in de Lichtzoon de ervaring van de volkomenheid niet als een zeker weten aanwezig is, kan zijn nieuwsgierigheid hem aanzetten tot een experiment met Authades.
Wanneer de kandidaat, u en ik, niet weten dat de ziel en de vrije wil het hoogste zijn dat wij bezitten, zullen wij altijd experimenten ondernemen met onverschillig welke dienaar van Authades. Alle vormen in de wereld van goed en kwaad waar het eigenbelang de aanzet tot existentie is, of dit nu filosofieën of materiële belangen zijn, zijn aspecten van Authades. Alles binnen de natuur heeft iets van Authades, omdat de eeuwigheid een compromis heeft moeten sluiten met de tijd. Dat kan niet anders. Authades begeleidt ons waar wij ook gaan. Het gaat er slechts om in hoeverre Authades ons beheerst. Zodra wij hem beheersen kan hij geen kwaad meer doen en wordt hij een dienaar en kan men zelfs mededogen ondervinden om het kwaad dat hij, en allen die in zijn macht zijn, zichzelf aandoet. Authades doen knielen, is de vrije wil hervinden in de overgave aan de wil van het Licht der Lichten, zodat er geen aanknopingspunt meer blijft waar de trawanten van Authades zich innerlijk bij ons kunnen vasthechten. Dan zijn wij "over de afgrond heen" en de trawanten uit het land van de aeon met de leeuwenkop kunnen slechts huilen van vrees en woede.
bron: Spirituele vrienden.
http://fran.sneeknet.nl/homepage/show/pagina.php?paginaid=54934 |
|
|
|
|
gjalt
Gouden Roos
Geregistreerd op: 20 Jun 2009
Berichten: 307
Woonplaats: Baambrugge
|
Geplaatst:
5 Okt 2009 09:30:03 |
|
De Steenbok:
De mens moet waarlijk wanhopig zijn en geen enkele uitweg meer zien en geen alternatief meer kennen dan de geest zelf om zichzelf zó te kunnen overgeven dat hij in deze tiende fase het Licht werkelijk ondergaat.
De pelgrim moet tot aan het uiterste van zijn kunnen en zijn uithoudingsvermogen zijn gegaan om de realiteit van het Licht te kunnen ervaren.
De mens moet ervaren dat het Licht aanwezig is.
Jezus! |
_________________ la ikraha fi-d-dien |
|
|
|
|
|
Volgende onderwerp
Vorige onderwerp
Je mag geen nieuwe onderwerpen plaatsen in dit subforum Je mag geen reacties plaatsen in dit subforum Je mag je berichten niet bewerken in dit subforum Je mag je berichten niet verwijderen in dit subforum Je mag niet stemmen in polls in dit subforum
|
|
|
|